Frans Klas 3 H1 A2 N-F Flashcards
1
Q
ik ga weg
A
j’y vais
2
Q
hij ziet
A
il voit
3
Q
geef mij!
A
donne-moi
4
Q
ik heb gezien
A
j’ai vu
5
Q
veel plezier!
A
amuse-toi bien!
6
Q
wij waren
A
en était
7
Q
gaat het goed met jou?
A
tu vas bien?
8
Q
welkom
A
bienvenue
9
Q
tot later
A
a plus
10
Q
grâce ankzij
A
grâce a
11
Q
voor (plaats)
A
devant
12
Q
achter
A
derriere
13
Q
dichtbij
A
pres de
14
Q
gelukkig
A
heureux, -euse
15
Q
drôle
A
grappig