Frans j2p2 apprendre 1 FN-NF Flashcards
1
Q
l’équipe
Is een vrouwelijk woord
A
het team
2
Q
le match
A
de wedstrijd
3
Q
la victoire
A
de overwinning
4
Q
le maillot de bain
A
het badpak
5
Q
le stade
A
het stadion
6
Q
la balle (de tennis)
A
de tennisbal
7
Q
le ballon (de foot)
A
de voetbal
8
Q
l’arbitre (m)
A
de scheidsrechter
9
Q
se balader
A
wandelen
10
Q
battre
A
verslaan
11
Q
la finale
A
de finale
12
Q
l’entraineur
A
de trainer
13
Q
le jeu de société
A
het gezelschapsspel
14
Q
les loisirs (m pl)
A
de vrijetijdsbesteding
15
Q
bricoler
A
knutselen