frans h 3 Flashcards
het vervoermiddel
le moyen de transport
de reiziger
le voyageur
het ticket
le billet
de bestemming
le destination
in de richting van
la dicention de
het vertrek
le départ
de dienstregeling
les horaires
de vertraging
le retard
de staking
la gréve
het verkeer
la circulation
de inlichting
le reseignement
de volgende
le/la prochain
over twee minuten
dans deux minutes
de deur
la porte
welkom
bienvenue
het spijt me
je suis désolé
schiet op
dépêche-toi
één momentje
un instant
ga
allez
neem
prenez
ga
allez
alleen
seul
wachten
attendre
het (trein) station
la gare
het spoor
la voie
hij vertrekt
il part
het retour
l’aller-retour
de enkele reis
l’aller simple
overstappen
changer
(de trein) missen
manquer (le train)
het vliegtuig
l’avion
de fiets nemen
prendre le vélo
de auto
la voiture
vermijden
éviter
slapen
dormir
het verblijf
le logement
het uitstapje
la sortie
het afval
le déchet
de afvalbak
la poubelle
trots
fier, fiére
eigen, schoon
propre
de ervaring
l´expérience
de omgeving
les environs
milieubewust
écolo(gique)
de kip
la poule
tellement
zo, zoveel
