frans examen idoom H1-7 Flashcards
l’Education nationale
het onderwijs
le bac
het eindexamen
une épreuve
een toets, een opgave, een examenopgave
la solution
de oplossing
un enseignant
een docent
le proviseur
de rector
le bulletin
het rapport
redoubler
overdoen, blijven zitten
réussir
slagen
fier de
trots op
poursuivre
vervolgen, voortzetten
obtenir
halen, behalen
un ordinateur
een computer
les devoirs
het huiswerk
être en train de
bezig zijn te, bezig zijn met
se tromper
zich vergissen
commettre
begaan
un emploi du temps
een rooster
le manuel
het schoolboek
améliorer
vebeteren
traiter
behandelen
efficace
doeltreffend
la condition
de omstandigheid
faire preuve de
blijk geven van
indifférent
onverschillig
hésiter
aarzelen
interdire
verebieden
obligatoire
verplicht
décourager
ontmoedigen
punir
straffen
la valeur
de waarde
la siècle
de eeuw
convaincre
overtuigen
le départ
het vertrek
souligner
onderstrepen
la performance
de prestatie
la confiance
het vertrouwen
le sujet
het onderwerp
impatient
ongeduldig
permettre
toestaan
eindexamen doen
passer le bac, passer son bac
studeren
faire des études
een college
un cours
de oefening
l’exercice
het cijfer
la note
een voldoende
une note suffisante
zich vergissen
se tromper
een vreemde taal
une langue étrangère
de pauze
la récréation
vrij
libre
een student, een studente
un étudiant, une étudiante
een baantje
un boulot
een kamer
une chambre
wonen
habiter
uitleggen
expliquer
entrretenir
onderhouden
appartenir à
behoren tot
la ressemblance
de gelijkenis
le bonheur
het geluk
adopter
aannemene, adopteren
la naissance
de geboorte
baptiser
dopen
le compagnon
de makker, de kameraad
gâter
verwennen
l’amitié
de vriendschap
mal élevé
slecht opgevoed
un epoux, une épouse
een echtgenote, echtgenoot
détester
een helel hebben aan
confier
toevertrouwen
plairre à
bevallen, in de smaak vallen
aîné
oudste
cadet
jongste
le dernier-né
de laastgeborene
une nièce, un neveu
een neef, een nichtje
une enface
de kinderejaren
un adulte
een volwassene
consacrer à
wijden aan, besteden aan
fréquenter
omgaan met
le comportement
het gedrag
responsable de
verantwoordelijk voor
abandonner
in de steek laten
la rupture
de breuk, het verbreken
divorcer
scheiden
la pauvreté
de armoede
insupportable
onuitstaanbaar
porter plainte
een klacht indienen
mourir
streven
conseiller
aanraden, advies geven
un entretien
een gesprek, een ouderhoud
la tension
de spanning
ridiculiser
belachelijk maken
le soutien
de steun
unique
enig
compréhensif
begripvol, begrijpend
faire appel à
een beroep doen op
de persoonlijke gegevens
les coorrdonnées
de voornaam
le prénom
de achternaam
le nom de famille
de geboorteplaats
le lieu de naissance
de geboortedatum
la date de naissance
de woonplaats, de verblijfplaats
le domicile
hoe oud
quel âge
een vrijgezel
un célibataire
leuk vinden
plaire
verliefd op
amoureux, amoureuse de
een vriend, vriendin
un copain, une copine
de verloofde
le fiiancé, la fiancée
getrouwd
marié
het gezin
la famille
geen zorgen
(il n’y a) pas de soucis