Frans Être En Bz Nmw Flashcards
1
Q
Ik ben
A
Je suis
2
Q
Jij bent
A
Tu es
3
Q
Hij is/zij is
A
Il/ elle est
4
Q
Wij zijn
A
On Est / nous sommes
5
Q
Jullie zijn / u bent
A
Vous etes
6
Q
Zij zijn
A
iOS / elles sont
7
Q
Mijn
A
MON / ma / me
8
Q
Jouw
A
Ton / ga / te
9
Q
Zijn / haar
A
Son/ da / se
10
Q
Ons / onze
A
Notre/nos
11
Q
Jullie/ uw
A
Votre/ vos
12
Q
Hun
A
Leur/ leurs