Frans alle werkwoorden 1,2 3 Flashcards
1
Q
gaan
A
aller
2
Q
hebben
A
avoir
3
Q
drinken
A
boire
4
Q
zijn
A
être
5
Q
maken, doen
A
faire
6
Q
zetten, plaatsen, leggen en aantrekken
A
mettre
7
Q
kunnen, mogen
A
pouvoir
8
Q
toestaan
A
permettre
9
Q
beloven
A
promettre
10
Q
onthouden, tegenhouden
A
retenir
11
Q
(terug)komen
A
revenir
12
Q
vasthouden
A
tenir
13
Q
komen
A
venir
14
Q
willen
A
vouloir
15
Q
liegen
A
mentir
16
Q
rieken, ruiken en voelen
A
sentir
17
Q
(be)dienen
A
servir