Frans Ada Flashcards
1
Q
het bureau
A
le bureau
2
Q
de hoek
A
le coin
3
Q
de relaxzetel
A
le fauteuil relax
4
Q
het plan
A
le plan
5
Q
de kast
A
l’armoire, une armoire
6
Q
het rek
A
l’étagère, une étagère
7
Q
kleerkast
A
la garde-robe
8
Q
de lamp
A
la lampe
9
Q
het nachtkastje
A
la table de nuit
10
Q
de televisie
A
la télévision
11
Q
uitstekend
A
excellente
12
Q
geweldig
A
génial
13
Q
praktisch
A
pratique
14
Q
volgend
A
prochain
15
Q
verhuizen
A
déménager
16
Q
plaatsen/zetten/leggen
A
mettre
17
Q
aanbieden
A
offrir
18
Q
Wacht
A
Attends
19
Q
veel tijd hebben
A
avoir beaucoup de temps
20
Q
welkom!
A
Bienvenue
21
Q
Dat komt goed uit
A
ça tombe bien
22
Q
Het is geen goed idee
A
ce n’est pas une bonne idée
23
Q
Het zal geweldig zijn!
A
Ce sera super
24
Q
Schat/lieveling
A
Chéri
25
In elk geval
De toute façon
26
En waarom niet...plaatsen?
Et pourquoi ne pas mettre...
27
En u bent? Jullie zijn?
Et vous êtes?
28
Uitstekend idee
Excellente idée!
29
Er is niet voldoende plaats
Il n'y a pas assez de place
30
Ik zou graag
j'aimerais
31
Ik vind dat
Je trouve que
32
De zetel staat op de juiste plaats
Le fauteuil est à la bonne place
33
Ik hou er niet zo van
Moi, je n'aime pas trop
34
Vertrekken we?
on y va?
35
Perfect
Parfait
36
Misschien
peut-être
37
Super goed idee!
Super bonne idée!