Frans A3 FR-NL (werkwoorden op -er) (dansen) Flashcards
1
Q
ik dans
A
je danse
2
Q
jij danst
A
tu danses
3
Q
hij danst
A
il danse
4
Q
zij danst
A
elle danse
5
Q
wij dansen, men danst
A
on danse
6
Q
wij dansen
A
nous dansons
7
Q
jullie dansen, u danst
A
vous dansez
8
Q
zij dansen
A
ils dansent
9
Q
zij dansen
A
elles dansent