frans Flashcards
1
Q
une caisse
A
een kassa
2
Q
un choix
A
een keuze
3
Q
une mode
A
een mode
4
Q
un pantalon
A
een broek
5
Q
le prix
A
de prijs
6
Q
un pull
A
een trui
7
Q
les soldes
A
de uitverkoop
8
Q
un vetements
A
een kledingstuk
9
Q
essayer
A
proberen
9
Q
fermer
A
sluiten
9
Q
court courte
A
kort
10
Q
fremé, fermée
A
gesloten
11
Q
grise gris
A
grijs
12
Q
long longue
A
lang
13
Q
ouvert ouverte
A
open
13
Q
parfait parfaite
A
perfect
14
Q
blanc blanche
A
wit
14
Q
bleu bleue
A
blauw
14
Q
brun brune
A
bruin
15
Q
gris grise
A
grijs
16
Q
jaune
A
geel
17
Q
mauve
A
paars
18
Q
noir noire
A
zwart
19
Q
orange
A
oranje
20
rose
roos
21
rouge
rood
22
vert verte
groen
23
Le magasin est permé
de winkel is gesloten
24
le magasin est ouvert
de winkel is open
25
allons-y
vooruit dan maar
26
vous avez une couleur préférée
heeft u een voorkeur voor een bepaalde kleur
27
c'est un pantalon moderne
het is een moderne broek
28
il est a la mode
hij is in de mode
29
vous voulez essayer le pantalon
wilt u de broek passen
30
pas du tout
helemaal niet
31
ces vetements sont en solde
deze kledingstukken zijn in de uitverkoop
32
vous faites un bon choix
u maakt een goede keuze