frans 153-155 Flashcards
1
Q
se battre
A
vechten
2
Q
se blesser
A
zich verwonden
3
Q
se détendre
A
zich ontspannen
4
Q
se plaindre
A
zich beklagen
5
Q
transporter
A
vervoeren
6
Q
troubler
A
verstoren
7
Q
faire du bruit
A
lawaai maken
8
Q
faire partie de
A
deel uitmaken van
9
Q
mettre la musique à fond
A
de muziek heel luid zetten
10
Q
prendre la fuite
A
vluchten
11
Q
tomber dans un coma
A
in coma raken
12
Q
les déchets
A
het afval
13
Q
une dégredation
A
een vernieling
14
Q
une infraction
A
een overtreding
15
Q
une insulte
A
een verwijt
16
Q
le nettoyage
A
het opruimen
17
Q
une réparation
A
een herstelling
18
Q
une SAC
A
een GAS-boete
19
Q
une sanction
A
een straf
20
Q
la voie publique
A
de openbare weg