france Voca A en B chapitere 3 Flashcards
1
Q
het vervoermiddel
A
le moyen de transport
2
Q
de reiziger
A
le voyageur
3
Q
het ticket
A
le billet
4
Q
de bestemming
A
la destination
5
Q
in de richting van
A
en direction de
6
Q
het vertrek
A
le départ
7
Q
de dienstregeling
A
les horaires m mv
8
Q
de vertraging
A
le retard
9
Q
de staking
A
la gréve
10
Q
het verkeer
A
la circulation
11
Q
de inlichting
A
le renseignement
12
Q
de volgende
A
le/la prochain(e)
13
Q
over twee minuten
A
dans deux minutes
14
Q
de deur
A
la porte
15
Q
welkom
A
bienvenue
16
Q
het spijt me
A
je suis désolé(e)
17
Q
schiet op!
A
dépêche-toi!
18
Q
één momentje!
A
un instant!
19
Q
neem
A
prenez
20
Q
ga
A
allez
21
Q
alleen
A
seul(e)
22
Q
wachten
A
attendre
23
Q
het (trein)station
A
la gare
24
Q
het spoor
A
la voie
25
hij vertrekt
il part
26
het retour
l´aller-retour m
27
de enkele reis
l´aller simple m
28
overstappen
changer
29
(de trein) missen
manquer (le train)
30
het vliegtuig
l´avion m
31
de fiets nemen
prendre le vélo
32
te voet gaan
aller á pied
33
de auto
la voiture
34
vermijden
éviter
35
slapen
dormir
36
het verblijf
le logement
37
het uitstapje
la sortie
38
het afval
le déchet
39
de afvalbak
la poubelle
40
trots
fier,fiére
41
eigen, schoon
propre
42
de ervaring
l´expérience v
43
de omgeving
les environs m mv
44
milieubewust
écolo(gique)
45
de kip
la poule
46
tellement
zo,zoveel
47
d´ailleurs
trouwens
48
appris
geleerd
49
á part cela
buiten dat
50
il y aura
er zal/ zullen zijn
51
on ira
we zullen gaan
52
on sera
we zullen zijn
53
on fera
we zullen doen/maken
