Français Flashcards
Er is bij mij ingebroken.
Ik ben beroofd.
In een huis/auto(?) inbreken.
Een bank beroven.
On m’a cambriolé(e).
Je me suis fait(e) cambrioler.
Je suis cambriolé(e).
Cambrioler une maison/une voiture(?)/une banque.
Een schroef vastdraaien.
Op de tanden bijten.
Serrer une vis.
Serrer les dents.
Een weegschaal.
Un pèse-personne.
Een hoeslaken (voor een matras).
Un drap-housse.
Een dekbedovertrek.
Une housse d’édredon, une housse de couette
Een broodrooster.
Un grille-pain.
Een koffiezetapparaat.
Un percolateur.
Een appelflap.
Un chausson aux pommes.
Een chocoladebroodje/-koek.
Un pain au chocolat, une chocolatine [dit au sud de la France].
Een rekeninguittreksel.
Un extrait de compte.
De gebruikelijke documenten.
Les documents [m] d’usage.
Een partytent.
Une tonnelle.
Een zeef.
Un tamis.
Het uitvoeringsereloon.
Les honoraires (m) d’exécution.
Een plint.
Une plinthe.
Meerdere keren.
À plusieurs reprises.
Een (koninklijk) besluit.
Un arrêté (royal).
Wekelijks.
Hebdomadaire.
Ter gelegenheid van.
À l’occasion de.
Een voorruit.
Un pare-brise.
De glijbaan.
Le toboggan.
Forwarden.
Réexpédier.
Een brandnetel.
Une ortie.
Een oksel.
Une aisselle.
Een koelbox.
Une glacière.
De blaas.
La vessie.
De veenbes.
La canneberge.
Een ijsblokje.
Un glaçon.
Een deurmat.
Un paillasson.
Een (vis)graat.
Une arête.
Een koppeling.
Un embrayage.
Versleten.
Usé(e).
De motorkap.
Le capot.
Het kwik.
Le mercure.
Een schuurmachine.
Une ponceuse.
Het schuurpapier.
Le papier de verre.
Een vergiet.
Une passoire.
Een step.
Une trottinette.
Een wiel.
Une roue.
Een band.
Un pneu.
Een deksel.
Un couvercle.
Zomers.
Estival(e)
Een luidspreker.
Un haut-parleur.
Een hoofd-/koptelefoon.
Un casque audio.
Belonen.
Récompenser.
Een ladder.
Une échelle.
Een mouw.
Une manche.
Een scheerapparaat.
Un rasoir électrique.
Een wasknijper.
Une pince à linge.
Een droogrek.
Un séchoir à linge.
Een pet.
Une casquette.
Een springbal.
Un ballon sauteur.
Een gezelschapsspel.
Un jeu de société.
Een toilettas.
Une trousse de toilette.
Een zonnescherm.
Un pare-soleil.
Een berk.
Un bouleau.
Een populier.
Un peuplier.
Een vlierbes.
Un sureau.
Het hooiland.
Le pré.
Het bouwland.
La terre.
Ten belope van.
À concurrence de.
Een selfiestick.
Une perche selfie.
Digitaal.
Numérique.
Plamuren.
Enduire.
Een aalbes.
Une groseille.
Een mot.
Une mite.
De vakjes aanvinken/-kruisen.
Cocher les cases.
In goede handen zijn.
Être en de bonnes mains.
Afbrokkelen
S’écrouler
Een beiaard
Un carillon
Zich uitschrijven (voor een nieuwsbrief)
Se désabonner
Hardnekkig, vasthoudend
Tenace
Bezorgd zijn over
Se soucier de
Daarom …
C’est pourquoi …
Rundstoofvlees
Carbonnades de boeuf
Een schop (tuingereedschap)
Bêche
Spade
Pelle
Riek
Fourche
Roestvrij staal
Acier inoxydable
Wegwerp-…
… jetable
Overgordijn
Tenture
Haak
Crochet
Inkorten
Raccourcir
Dankzij
Grâce à
Mondwater
Eau buccale
Vlekkenverwijderaar
Détachant
Inductiekookplaat
Plaque de cuisson à induction
Afdruiprek
Égouttoir
Bakvorm
Moule
Laag (verf, zakdoekjes)
Couche
Blauwe bes
Myrtille
Spuitzak
Poche à douille
Deegrol
Rouleau à pâte
Deegwieltje
Roulette à découper
Penseel
Pinceau
Zipperzakje
Sachet à glissière
Slakom
Saladier
Timer
Minuteur
Bereik, reikwijdte
Portée
Accuduur
Autonomie
Roggebrood
Pain de seigle
Krokant
Croustillant
(In meerdere sneetjes) gesneden
Tranché
Op tijd zijn
Être à l’heure
Opnemen/inhaken (de telefoon)
Décrocher/accrocher
Een tegenslag
Un contretemps
Een mislukking
Un échec
Schaken
Jouer aux échecs (m)
Boerenkool
Chou kale (m)
Ja, graag.
Oui, je veux bien.
Een rijstrook
Une bande
Een stamboom
Un arbre généalogique
De parkeerschijf
Le disque bleu
De voicemail
La boîte vocale
Een schommel
Une balançoire
Une escarpolette
De wip(wap)
La balançoire à bascule
Le tape-cul
De speeltuin
Le terrain de jeux
Een draaimolen
Un tourniquet
Un carrousel
Un manège
Een klimrek
Une cage à poules
Een zandbak
Un bac à sable
Een rekstok
Une barre fixe
Kantelen
Basculer
Uitgeput
Épuisé
Gehaast zijn
Être pressé(e)
Ter gelegenheid van
À l’occasion de
De ijzel
Le verglas
Een kortere weg naar
Un raccourci vers
Een kleefroller
Un rouleau à peluches
Een netwerk
Un réseau
Wees op uw hoede! Wees waakzaam!
Soyez vigilant(s) !
Een inbraak
Une infraction
Grofvuil
Encombrants (m)
Gewoonlijk
Habituellement
Typen
Taper
Betaalbaar
Abordable
Verzamelen
Rassembler
Opruimen, bijeenrapen
Ramasser
Bevorderen
Favoriser
Omhuld
Enrobé(e)
(Klagen en) zagen, zeuren
Râler
Onnozel doen, gekscheren
Plaisanter
Lachen (met?)
Rigoler
Rondspringen, jump around (dansen of meebewegen met de muziek)
Sautiller
Een tarief
Un tarif
Magazijn
Entrepot
Het nageslacht, kroost, de telgen, nakomelingen, kinderen
La progéniture
Leugens, leugenachtigheden, bedriegerij
Carabistouilles, mensonges, tromperies
Uitdoen, doven
Éteindre
Automatische uitschakeling
Extinction automatique
(Opblaas)ballonnen
Ballons à gonfler
Tank
Réservoir
Los (bv. thee, uien, aardappelen, tomaten, enz.)
En vrac
Mikken
Viser
Fluiten (een wijsje)
Siffloter
Zuchten
Soupir
Zich storten, zich spoeden
Se précipiter
Neerslag
Précipitations
Opklaringen
Éclaircies (f)
Knabbelen
Grignoter
(Be)klimmen
Escalader
Misnoegen uiten, tegensputteren, zeuren, protesteren
Rouspéter
Een scheet laten
Péter
Op straffe van
Sous peine de
Op dit moment
À l’heure actuelle
Op het vlak van (smaak)
Au niveau (goût)
Dat is de vraag.
Telle est la question.
Het maakt niet uit.
Peu importe.
Ongeacht
- (Zijn nationaliteit)
- (Wat het besluit is)
Peu importe
- (sa nationalité)
- (que soit la décision)
Met het doel te
De sorte à [infinitif]
In de toestand van onbebouwde grond
En état de terrain non-construit/non-bâti
Nooduitgang
Sortie de secours
Een klok (bel)
Une cloche
Een screenshot
Une capture d’écran
Een app
Une appli
Een afhaalpunt
Un point d’enlèvement
Tuinslanghaspel
Dévidoir pour tuyau d’arrosage
Meststof
Engrais
Druksproeier
Pulvérisateur à pression
Spoel/bobijn
Bobine
Grastrimmer
Débroussailleuse
Bloembak
Bac à fleurs
Sneakers
Des tennis
Waspoeder
Poudre à lessiver
Zure room
Crème épaisse
Vaatdoek
Lavette
Allesreiniger
Nettoie-tout
Wc-borstel
Brosse à WC
Vuilblik met handborstel
Ramassette avec brosse
Geheugenstick/USB-stick
Clé mémoire/clé USB
Ovenschaaltje
Barquette à four
Afwasborstel
Brosse à vaisselle
Eierkoker
Cuit-oeufs
Tablet
Tablette
Opgepast voor (…)
Gare à (…)
(… in) de schijnwerpers/spotlight
Pleins feux (sur)
Een kattenbak
Une litière
Wat dan ook/wat het ook moge zijn
Quoi que ce soit
Teen
Orteil
Zich stoten
Se cogner
Ontsnappen
S’échapper
Druk bezet zijn
Être fort occupé(e)
Vrolijk Pasen!
Joyeuses Pâques !
Een bloedafname
Une prise de sang
Een matrasbeschermer
Une alèse/alaise
Huisarts
Médecin de famille
Elke keer
À chaque fois
Leeggoed
Vidange
Raspen
Râper
Leuk
Chouette, sympa
Touw
Corde
Potgrond
Terreau
Pijnboompitten
Pignons de pin
Tussendoortje, snack
En-cas
Krokant
Croustillant(e)
Inbussleutel
Clé hexagonale
Over een uur
D’ici une heure
Het lijkt op / het lijkt alsof (je zou zeggen dat)
Ça ressemble à / on dirait (que)
Zich wenden tot
Se rendre à
Uit de handen trekken/rukken van
Arracher des mains de
Overkomen
Survenir
Bewijzen, getuigen
Attester
Kuit
Le mollet
In het ergste geval
Au pire des cas
Er is veel volk
Il y a du monde
Het is mogelijk dat
Il se peut que
Vat
Fût
Daarom, daardoor, (plotseling, van de slag?)
Du coup
Mijn spullen/zaken
Mes affaires
Cash (betalen)
(Payer) en espèces
Een nieuwe release
Une nouvelle parution
Verbeteren/verslechteren
Améliorer/empirer
Op de dansvloer
Sur la piste (de danse)
Een bestelling doorgeven
Passer une commande
Zich herpakken
Se reprendre
Zich laten (infinitiefvorm werkwoord)
Se faire (verbe en infinitif)
Er is iets dat niet klopt/spoort, er is iets mis
Il y a quelque chose qui cloche
Onderaan/op de bodem van, achterin
Au fond de
Eerlijk gezegd, in alle openheid
Franchement
De berekening
Le calcul
Een storm
Une tempête
Goudenregen
Cytises (m)
Blauweregen
Glycines (f)
Voorschieten
Avancer
Wie we daar hebben!
Qui voilà !
Krap
Serré(e)
Ten onrechte
À tort
Terecht
Justifié(e), à juste titre
Bij
Auprès de, chez
Naar (iemand) toe
Envers
Opluchting
Soulagement
De tandsteen
Le tartre
Schoenmaker
Cordonnier
Dakgoot
Corniche
Een zijstraat
Une rue transversale
Striptang
Pince à dénuder
Lijmklem
Serre-joint
Een priem
Une alêne, un poinçon
Een plug
Une cheville
Een draaiorgel
Un orgue de Barbarie
Een kruimel
Une miette
Nuchter (zoals bv. Voor een operatie of een bloedafname)
À jeun
Druppelflesje
Flacon compte-gouttes
Vink
Pinson
Klei
Argile, terre glaise
Later
Ultérieurement
Een afkorting
Une abréviation
Het ongemak
Le désagrément
Begrip
Compréhension
Een happertje
Une cocotte en papier
Ze hoeft (alleen) maar te …
Elle n’a qu’à …
Heraanleg
Réaménagement
Toch, nog steeds, desondanks, hoe dan ook, niettemin
Tout de même
De steel
La tige
Een schroefoog
Un piton à visser
CVC (card verification code)
Cryptogramme visuel (de la carte)
Zich ontdoen van
Se débarasser de
Een vrije trap
Un coup-franc
Lak
Vernis
Mobiele/draagbare harde schijf
Disque dur portable
Schaamhaar
Poils pubiens
Enerzijds … anderzijds …
D’une part … d’autre part …
De wesp
La guêpe
Naar mijn gevoel
À mon sens
In theorie
Théoriquement
Een (geld)afname van de zichtrekening
Un retrait (de X euros) du compte courant
Heup
Hanche
Raspen
Râper
Schrapen
Gratter
Krabben
Gratter
Een cruise, rondvaart
Une croisière
Een verkeersbord
Un panneau routier, un panneau de signalisation, un panneau indicateur
De bijsluiter
La notice
Een cavia
Un cochon d’Inde
Dat (het) komt goed uit (dat…)
Ça tombe bien (que…)
Drinkwater
L’eau potable
Een draagmoeder
Une mère porteuse
Een verborgen gebrek
Un vice caché
Deelgemeente (België)
Section, commune avant fusion, ancienne commune
Elkaar overlappen
Se superposer, coïncider, se chevaucher
Krullen
Boucles
Een tussenpersoon
Un intermédiaire
Een vennootschap onder firma
Une société en nom collectif
Voor zover dat
Pour autant que
Ten minste
Tenminste
Au moins
Du moins
Vervallen, verwaarloosd, verloederd, gammel, krakkemikkig
Délabré(e)
Struik
Buisson
De vingerzetting
Le doigté
De pink
L’auriculaire (m), le petit doigt
De duim
Le pouce
De ringvinger
L’annulaire (m)
De middelvinger
Le majeur, le médius
De wijsvinger
L’index (m)
Een vak (van een tabel)
Une case
Een gehucht
Un hameau
Vlierbes
Sureau
Blauwe bessen
Myrtilles
Verzamelen, opruimen
Rassembler, ramasser
Bevorderen
Favoriser
Een voordeel, een nadeel
Un avantage, un désavantage
Omhuld
Enrobé
Zeuren, sakkeren, foeteren
Râler
Rondspringen, dansen, meebewegen met de muziek
Sautiller
Een tarief
Un tarif
Een magazijn
Un entrepôt
Het nageslacht, de telgen, de nakomelingen, het kroost, de kinderen
La progéniture
Bedrog, leugens
Tromperies, mensonges, carabistouilles
Gebeuren, overkomen
Survenir
Smeerkaas
Fromage fondu
Voluit geschreven
En toutes lettres
De wegenbelasting
La taxe de circulation
Een taxi
Un taxi
Even of oneven
Pair ou impair
Een spreeuw
Un étourneau (sansonnet)
Een cijfer
Een getal
Un chiffre
Un nombre
Een parelhoen
Une pintade
Een meeuw
Une mouette
In brede zin
Au sens large
De stad, stedelijk
De gemeente, gemeentelijk
La ville, urbain(e)
La commune, municipal(e)/communal(e)?
Het loket
Le guichet
Bedlegerigheid, platte rust
L’alitement (m)
Kleinkrijgen
Mater
Bespieden
Guetter, espionner
Mishandeling(en)
Sévices (m)
Tuinbouw, horticultuur
Le maraîchage, horticulture/agriculture maraîchère (f)
Een tegel
Un carreau (, une tuile?)
Een dakpan
Une tuile (de toit)
De darmen
Les intestins (m)
Een gast(e)
Un(e) invité(e)/hôte
Een stewardess
Une hôtesse de l’air
Ja, graag.
Oui, je veux bien.
Zich verheugen
Se réjouir
Mengen
Vermengen
Zich mengen
Mêler
Mélanger
Se mêler
Het tandwiel
La roue dentée
(Nog) niet veel (goeds)
Pas (encore) grand-chose (de bon)
Ik ga het hem zeggen
Je vais le lui dire
Het spijt me/ik betreur het, maar…
Je regrette, mais…
Gewoonlijk
D’habitude, d’ordinaire
Van(wege) wie?
De la part de qui?
Ik weet het niet
Je l’ignore
Een overdrijving
Une exagération
De roeschouwers, het publiek
Les spectateurs
Ieder ogenblik
D’un moment à l’autre
Iemand met veel geluk
Quelqu’un de bonne figure
Vanzelf
Tout seul
Zonnepannelen
Panneaux photovoltaïques (m)
Een gemeenschap, mandeligheid
Une mitoyenneté
Een onderhoud
Une maintenance
Vloeiend spreken
Parler couramment
Een moestuin
Un jardin potager
Kloek, potig, guitig, deugnieterig
Gaillard(e)
High
Défoncé(e)
Bestand
Map
Drive/schijf
Tabblad
Fichier
Dossier
Lecteur
Onglet
Een rups
Une chenille
Een (regen)worm
Un ver (de terre)
Een poging
Een verleiding
Une tentative
Une tentation
Bruin brood
Le pain gris
Een bit
Een byte
Een megabyte
Un bit
Un octet
Un méga-octet
De grootte (van een computerbestand)
La taille
In behandeling
En cours de traitement
Onderwerp (van een mail)
Objet
Onroerend erfgoed
Patrimoine immobilier
Met andere woorden
Autrement dit
De pastinaak
Le panais
De chip (van een identiteitskaart)
La puce
Klei
Argile (f)
Graven
Creuser
Potgrond
Terreau
Een els (boom)
Un aulne
Een schoenmaker
Un cordonnier
Een bord, spandoek
Une pancarte
Een spandoek
Une banderole, un calicot, un drapeau, une bannière
(Reserve)onderdelen
Pièces (de rechange)
Bijdragen aan
Contribuer à
Uitschakelen, doven
Uitschakeling
Eteindre
Extinction
(Opblaas)ballonnen
Ballons à gonfler
Tank
Réservoir
Los (bv. thee, uien, aardappelen, enz.)
En vrac
Mikken
Viser
(Een wijsje, liedje) fluiten
Siffloter (un air, une chanson)
Blazen
Souffler
Zuchten
Soupir
Zich spoeden, zich storten
Se précipiter
Neerslag
Précipitations
Een (regen)bui
Une averse
Opklaringen
Eclaircies (f)
Knabbelen
Grignoter
Knagen
Ronger
(Be)klimmen
Escalader
Misnoegen uiten, tegensputteren, zeuren, protesteren
Rouspéter
Een touw strak trekken
Tendre une corde
De armen uitstrekken
Tendre les bras
De hand uitsteken
Tendre la main
Een blaar
Une ampoule
Het lijkt wel (alsof (je/me, zou zeggen dat))…
On dirait (que)
Vrijwillig
Volontairement
Waterkoker
Bouilloire
Kerststal
Crèche de Noël
Stal
Ecurie
Knipperen
Cligner, clignoter
Knipogen
Faire un clin d’oeil, cligner de l’oeil, cligner des yeux
Het knipperen (van de ogen)
Le clignement
In het voordeel van
À l’avantage de
snurken
ronfler
Gevolg geven aan - er gevolg aan geven
Een kopie nemen van - er een kopie van nemen
Donner suite à - y donner suite
Faire une copie de - en faire une copie
Voortbrengen, genereren, teweegbrengen
Engendrer
Het onderwerp zijn van
Faire l’objet de
Ik ben geworden
On m’a
Er is nodig(/ik heb nodig)
Il (me) faut
Peiling, steekproef
Le sondage
dikte diepte breedte lengte hoogte
épaisseur profondeur largeur longueur hauteur
omtrek
circonférence
de inhoud (van een recipiënt - dus ruimtelijk gezien), het volume de inhoud (van bv. een boek - dus de inhoud zélf)
la contenance, le volume
le contenu
de oppervlakte
het oppervlak
la superficie
la surface
Een situatie verduidelijken/toelichten
Clarifier un situation
Zoals het hoort
Comme il se doit
Alvast
D’ores et déjà
Iets anders
Autre chose
Veel, niet weinig
Pas mal de
Niet veel
Pas grand-chose
Alles aaneen geschreven, in één woord
En un mot, tout collé, tout attaché
Op de hoogte brengen, waarschuwen
Prévenir, avertir