Formules: Consumeren Flashcards
Formule: reserveren
Aanschafwaarde - restwaarde : periode
Wat zijn de wetten van een product:
- warenwet = gezondheid
- wet koop op afstand = bedenktijd
- wet productaansprakelijkheid = schade
Betekenis: debetsaldo
Dat je in de - staat
Betekenis: creditsaldo
Dat je in de + staat
Formule: nieuw saldo
Oud saldo + ontvangsten - betalingen = nieuw saldo
Redenen om te sparen:
- doel (auto)
- voorzorg (als iets kapot gaat)
- rente
Het verschil tussen vaste en variabele rente:
Vaste: kan niet veranderen
Variabele: kan veranderen
Het verschil tussen spaarrekening en spaardeposito:
Spaarrekening: rekening waarop je spaart, maar waarbij je altijd je geld kunt opnemen
Spaardeposito: je geld staat voor een vaste afgesproken tijd vast tegen een vast rente percentage
Wat is lenen?
Geld van een ander gebruiken
Wat is kredietkosten?
Alles wat je meer terugbetaald dan je geleend hebt
Formule: percentage berekenen
Gevraagde aantal : totaal x 100
Formule: prijsverschil berekenen
Nieuw - oud : oud x 100%
Formule: rente berekenen
Percentage : 100 x spaarbedrag x periode
Wat is inflatie?
Een algemene stijging van de prijzen, het omgekeerde is deflatie: een algemene prijsdaling
Wat is koopkracht?
De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek