Fonemisch en fonologisch bewustzijn en ontluikende geletterdheid Flashcards

1
Q

Wat is een foneem?

A

Auditief, de klank, wat je hoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een grafeem?

A

Het visuele, wat je ziet, de visuele weergave van een foneem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is fonemisch bewustzijn?

A

Dit gaat enkel over het auditieve. (Foneem, fonemisch).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is letterkennis?

A

Dit gaat enkel over het visuele, ofwel grafisch bewustzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat ontluikend lezen en schrijven?

A

Zowel visueel als auditief oefenen met klanken en letters om de kleuters op het lees- en schrijfonderwijs voor te bereiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is geletterdheid?

A
  • Kunnen lezen en schrijven
  • Competentie om met informatie om te gaan, te begrijpen en doelgericht te kunnen gebruiken.
    = Voorwaarde om te kunnen functioneren in de maatschappij.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ontluikende geletterdheid (Engelse: emergent literacy)?

A

Kleuters ontdekken dat letters gesproken taal vervangen.
Voor de lagere school hebben ze al interesse in geschreven taal en hebben ze er al inzicht in verworven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Probleemstelling: toenemende laaggeletterdheid: leg uit.

A

Vanuit onderzoek van Pirls en Pisa.
Momenteel een groot probleem: kinderen kunnen niet meer begrijpend lezen. Dit begint in de kleuterklas! De leerkracht doet ertoe!
1/4 a 1/3 heeft problemen met leesvaardigheid: leidt tot:
- Functioneel analfabetisme (laaggeletterdheid)
- Risico aan de zijkant van de samenleving te moeten functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de gevolgen van laaggeletterdheid?

A

Niet naar behoren kunnen functioneren in de samenleving, geen levenslang leren, je niet kunnen redden in de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel niveau’s zijn er binnen laaggeletterdheid?

A

Niveau 1: de benodigde informatie kunnen vinden in een simpele tekst.
Niveau 2: zelf eenvoudige gevolgen kunnen trekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke voorwaarden moeten voldaan zijn om te kunnen beginnen aan het ontluikend lezen?

A
  • Nieuwsgierigheid moet gewekt worden
  • Ze moeten RIJP zijn
  • Ze moeten voldoende in contact komen met taal, boeken…
    Dit verloopt niet bij alle kinderen vanzelfsprekend!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is lezen? 2 aspecten:

A
  1. Leestechniek beheersen: (technische aspect van lezen): verband kunnen leggen tussen teken en klank, tussen grafeem en foneem (AVI-niveaus)
  2. Begrijpen wat er staat (=inhoudelijk aspect van lezen): leesinhoud of boodschap die erin gelegd is begrijpen.

Hoe meer moeite je meot steken in het techcnische aspect, hoe meer moeite je zal hebben met het begrijpen. Ook niet teveel gewicht aan geven. Scholen hechten er soms teveel belang aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uit welke onderdelen bestaat het technische aspect van lezen?

A

Decoderen:
1. Visuele analyse: woord in grafemen ontbinden k - a - t / m - ui - s
2. Koppelen van fonemen aan grafemen [m]-[ui]-[s]
3. Fonemen in volgorde onthouden
4. Auditieve synthese: fonemen tot een woord verbinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke vaardigheden moet een kind ontwikkelen om te leren lezen?

A
  • Waarnemen –> Decoderen (begrijpen, interpreteren) –> Verwerken (Beoordelen/integreren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is aanvankelijk lezen?

A
  • Leren dat lezen van links naar rechts gaat
  • Letters onderscheiden en herkennen naar hun uiterlijke vorm
  • De relatie leren tussen de letters en klanken die ermee worden aangegeven.
  • Leren dat de volgorde van de klanken correspondeert met de volgorde van de geschreven tekens (letters).
    Woorden ontleden in afzonderlijke klanken, letters en lettergrepen (analyse)
  • woorden vormen uit afzonderlijke klanken, letters en lettergrepen (synthese)
  • Gebruik maken van grammaticale kennis en andere informatie die het kind in de gesproken taal al verworven heeft.
  • De betekenis begrijpen van wat gelezen wordt
  • Dit alles met enige snelheid doen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke 5 fasen bestaat het natuurlijk leesproces?

A

Fase 1: omgaan met symbolen en tekens (symboolfunctie): het besef dat iets verwijst naar iets anders.
Fase 2: aandacht voor het verschijnsel lezen: doen-alsof, weinig of geen aandacht voor de woordbeelden of de lettervormen.
Fase 3: belangstelling voor lettervormen en woordbeelden: kind vraagt wat er staat en vergelijkt met veel voorkomende woorden, herkent bepaalde letters, maar beseft nog niet de bijdrage van elke letter in het geheel. (Bv eigen naam herkennen)
Fase 4: koppeling van de klank/het foneem aan het letterteken/het grafeem: dat (het kind wijst naar het grafeem k) is een /k/.
Fase 5: spellend lezen: vertrouwde, daarna niet vertrouwde woorden, worden gespeld en de klanken worden met elkaar verbonden (=lezen); gebeurt meestal in het eerste leerjaar (/z/ /o/ /t/ = zot)

De fasen zijn niet strikt te onderscheiden, komen niet echt na elkaar. Er zit ongeveer 3 à 4 jaar tussen de eerste en laatste fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geef een voorbeeld + tip hoe erop inspelen bij elke fase in het natuurlijk leesproces:

A

Fase 1: omgaan met symbolen en tekens: Vb: weten dat een rood bord = hoek gesloten, groen = hoek open.
Erop inspelen: Symbool op doos om op te ruimen, kalenders, takenborden, code toepassen om tekening in te kleuren.
Fase 2: aandacht voor het verschijnsel lezen: Het doen-alsof lezen: Ervoor zorgen dat er boeken, kranten, tijdschriften, reclamebladen, posters… beschikbaar zijn in de klas/thuis.
Fase 3: Belangstelling voor lettervormen en woordbeelden: een schrijfbak waarbij kleuters letters/woorden kunnen maken in zand/rijst…
Fase 4: koppeling van de klank/foneem aan het letterteken/grafeem: in begeleide groep een letterbingo. domino, of lettermemory…
Fase 5: spellend lezen: het leeswieltje. Waarbij de staart van het woord telkens veranderd. Of rijmkaarten wanneer het kind de woorden leest (ipv de prenten te bekijken), electro: woord verbinden met de correcte prent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe kunnen we laaggeletterdheid voorkomen?

A
  • Bij peuters beginnen met taalstimulering: mondelinge TV, fonologisch bewustzijn, begrijpend luisteren, woordenschat.
  • Bij 2 & 3e kl: ontluikende geletterdheid stimuleren: mondelinge TV, fonologische bewustzijn, fonemisch bewustzijn, begrijpend luisteren, woordenschat, invented spelling.
    1e lj: aanvankelijk lezen (mondelinge TV, systematische aandacht klankteken, koppeling begrijpend luisteren, woordschat, schrijven/spellen).
    3e lj: voortgezet technisch lezen
    4-6e lj: voortgezet technisch lezen onderhouden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is er nodig voor een goede leesstart?

A
  • Kennis: levenservaring, inhoudelijke kennis, activeren voorkennis, kennis over teksten.
  • Taal: Mondelinge TV, kennis structuur taal, woordenschat, culturele invloeden.
  • Vlot lezen: vlot en vloeiend lezen, geautomatiseerd/snelheid, Nauwkeurigheid, decoderen, fonemisch bewustzijn.
  • Metacognitie: motivatie en betrokkenheid, activerende leesstrategieën en herstelstrategieën.
    = Begrijpend lezen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is fonologisch bewustzijn?

A

Van betekenis naar vorm: kleuters zijn in de eerste plaats gericht op de betekenis van taal: wijs je een tafel aan, dan leggen ze de link tussen het woord ‘tafel’ en het voorwerp.
+ Objectivering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is objectivering?

A

In de kleuterleeftijd ontwikkelt zich ook de vaardigheid om te letten op de vorm van taal:
Bv. ‘boot en ‘noot’ hebben geen overeenkomst qua betekenis maar komen overeen qua klank.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is fonologische ontwikkeling:

A
  • Het kunnen maken en het kunnen onderscheiden van de klanken van onze taal (fonologie = klankleer).
  • Fonemen = de kleinste, betekenisonderscheidende eenheden van gesproken taal: bv. /kat/ bestaat uit 3 fonemen: /k/ /a/ /t/
  • Een foneem bepaalt het verschil tussen de woorden /kat/ en /kam/….
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is fonemisch bewustzijn?

A

= De vaardigheid om binnen gesproken woorden afzonderlijke betekenisonderscheidende klanken te onderscheiden en ze te manipuleren.
- Is een onderdeel van fonologisch bewustzijn.
Fonemisch bewustzijn ontwikkelt niet door rijping!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het belang van fonemisch bewustzijn bij kleuters?

A
  • Leren lezen: fonemisch bewustzijn is vooral van invloed op het succesvol verloop van de eerste fase van het leren lezen.
    -Start fonologisch bewustzijn met vaardigheden rond zinnen, woorden en klankgroepen.
    -Daarna fonemisch bewustzijn met vaardigheden rond klanken in woorden.
    -Auditieve oefeningen worden in volgende fase het best gekoppeld aan en gecombineerd met activiteiten rond letters (= auditieve koppelen aan visuele).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wanneer dienen we extra alert te zijn bij kinderen als het gaat rond fonologisch bewustzijn?

A
  • Als er dyslexie aanwezig is in de familie
  • Als er zwakke mondelinge taalvaardigheid is (vooral fonologische problemen).
  • Als er een taalarme thuissituatie is: weinig gesproken met de kinderen, weinig of geen boeken aanwezig, niet voorlezen…
  • Kinderen die nog maar weinig ervaring hebben met de Nederlandse taal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe kunnen we voorkomen dat risicokinderen hun achterstand wordt vergroot?

A
  • Extra veel oefening in kleine groep samen met de KO!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wanneer kunnen we auditieve oefeningen doen in de kleuterklas? En waarop ligt het accent?

A

In 2e kl: nauwkeurig luisteren, bewustzijn van zinnen en woorden, rijmen en het bewustzijn van klankgroepen.
In 3e kl: accent op fonemisch bewustzijn en parallel hieraan worden ook letters aangeboden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Uit welke vaardigheden bestaat fonologisch bewustzijn?

A
  1. Luisteren
  2. Zinnen en woorden
  3. Rijmen
  4. Klankgroepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waaruit bestaat de fonologische vaardigheid, luisteren:

A

Er wordt geoefend met geluiden, later met woorden en zinnen.
- Auditieve informatie herkennen en lokaliseren
- De volgorde van auditieve informatie onthouden
- Auditieve informatie nadoen of nazeggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waaruit bestaat de fonologische vaardigheid: zinnen en woorden:

A

Kinderen creëren een bewustzijn van zinnen en woorden en dat ze spelen met zinnen en woorden.
- Korte en lange zinnen
- Woorden in een zin
- Korte en lange woorden
- Samengestelde woorden (bv. bloem + pot = bloempot)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waaruit bestaat de fonologische vaardigheid rijmen?

A
  • Rijmpjes opzeggen
  • Eindrijm herkennen
  • Zelf eindrijm toepassen. (Bv. in mijn kleutertijd, Delphine, bobientje).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waaruit bestaat de fonologische vaardigheid klankgroepen?

A
  • Woorden verdelen in klankgroepen.
  • Klankgroepen samenvoegen tot woorden
  • Woorden maken die uit verschillende klankgroepen bestaan.
  • Niet meer in de 3e kleuterklas klankgroepen klappen, hier leren ze werken met de verschillende klanken, 1 klank = 1 klap.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Uit welke vaardigheden bestaat het fonemisch bewustzijn?

A
  • Isoleren van klanken
  • Synthese van klanken
  • Analyse van klanken
  • Manipuleren van klanken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Leg uit: Het isoleren van klanken:

A
  • Herkennen van de beginklank, eindklank en middenklank (in 1lettergrepige woorden).
  • Sorteren van woorden op beginklank, eindklank en middenklank.
  • Benoemen beginklank, eindklank en middenklank (in 1lettergrepige woorden).

Voorbeeld: klankgroepen klappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Leg uit: synthese van klanken

A

De kleuters leren afzonderlijke klanken samen te voegen tot een woord.
Voorbeeld: langzame namen /D/-/e/-/l/-/ph/-/i/-/ne/

35
Q

Leg uit: analyse van klanken

A

De kleuters leren een woord klank voor klank uit te spreken. (Woorden hakken).

36
Q

Leg uit: Manipuleren van klanken

A

De kleuters leren een klank in een woord toe te voegen, weg te laten of te vervangen.
- (Beginklank, midden of eindklank.)

Bv. het tekstje over de lifant (onijn, eit, amster…).

37
Q

Welke valkuilen zijn er bij de introductie van klankherkenning?

A

Niet: welk dier begint er met de letter r?!
Wel: welke diernaam begint met /r/?
welke namen beginnen met /k/?
welke diernamen eindigen met /t/?

  1. Eerst de woorden overlopen (en afspreken wat wat is bv. een eend of gans…)
  2. Correcte manier laten horen
  3. Duidelijk maken dat om woorden en klanken gaat. –> Niet welk dier begint met /r/. Maar welk dier heeft een naam die met /r/ begint?
38
Q

Welke 3 zaken beogen we met foneemtraining?

A
  1. Kinderen moeten begrijpen dat gesproken woorden uit klanken bestaan.
  2. Afzonderlijke klanken tot een woord verlijmen
  3. Afzonderlijke klanken kunnen segmenteren.
39
Q

Wat is segmenteren?

A

= analyseren (analyse van klanken) = ‘hakken’

Bv. plaatjes: (vis, kip, mier) Welke dierennaam heeft in dit rijtje een /ie/ in het midden?

40
Q

Wat is verlijmen?

A

= synthetiseren (synthese van klanken)= ‘plakken’

Bv. ‘Waaraan denk ik?’ (Niet op zoek naar een dier, maar naar een woord!!!, het gaat om de klanken).
/k/ /a/ /t/

41
Q

Wat is bewerken van klanken?

A

isoleren en/of manipuleren. = moeilijkste activiteit!
Bv. welke klanken horen we in /bril/, laat nu de /r/ uit dat woord weg. Wat krijg je dan?

Taalmapjes kan je hierbij ook gebruiken.

42
Q

Welke leesvoorwaarden (van Sixma) zijn er?

A
  1. Taalbeheersing
  2. Specifieke motorische vaardigheden
  3. Zingeving (symboolvorming, symboolfunctie, representeren)
  4. Objectivatie: visueel en auditief
  5. Discriminatie: visueel en auditief
  6. Analyse en synthese: visueel en auditief.
43
Q

Leg uit: leesvoorwaarde taalbeheersing:

A
  • voldoende taal beheersen
  • Lidwoorden kunnen gebruiken
  • Een begrijpelijke zin kunnen formuleren n.a.v. prent/gebeurtenis
  • Woorden uit mondelinge opdrachten kunnen begrijpen en toepassen (vooraan, achteraan, eerste, laatste..)
  • begrippen kunnen hanteren binnen bepaalde afspraak (lezen van links naar rechts)
  • woorden en zinnen kunnen nazeggen
  • zinnen kunnen vormen met gegeven woorden
  • Inzicht hebben in begrippen als woord, zin, letter, regel..

Bv. Spel: met twee prenten 1 woord maken, 3 prenten 1 zin…, ‘telefoontje’

44
Q

Leg uit: leesvoorwaarde zingeving:

A

Weten dat woorden, zinnen verwijzen naar een betekenis.

Spel: prent station: de juiste symbolen op de correcte plaats hangen.

45
Q

Leg uit: Objectivatie:

A

Afstand kunnen nemen van de inhoud en kijken naar de vorm.

Spel:
Visueel: verschillen in prenten en tekeningen opmerken, figuren in mozaïek/stokjes/… naleggen/woorddomino
Auditief: Gefluisterde opdrachten uitvoeren, echospel, verhaal met geluiden…

46
Q

Leg uit: Discriminatie:

A

Kleine verschillen kunnen opmerken en belangrijk vinden.
Visueel: m vs n; u vs uu;…
Auditief: /b/ /p/, /d/ /t/, /nee/ vs /mee/…

Spel: visueel: verschillen in prenten en tekeningen opmerken/woorddomino/woordlotto.
Auditief: Echospel, verhaal met geluiden, geluiden herkennen.

47
Q

Leg uit: leesvoorwaarde analyse en synthese

A

Een woord in grafemen/fonemen kunnen splitsen en de grafemen/fonemen opnieuw tot een zinvol woord kunnen samenbrengen.

Synthese: samenvoegen van spraakklanken of letters

Analyse: afzonderlijk horen en benoemen.

Spel: visueel & auditief: Puzzels, tekenraadsels, deel van een prent tonen, logisch rankschikken, rarara welk woord is dit…

48
Q

Wat is schrijven?
Ontluikend schrijven?

A

Schrijven: Bewegen met schrijfinstrument over een schrijfvlak.
Ontluikend schrijven: Kleuters leren schrijven, maar moeten het nog niet kunnen.

49
Q

Welke aspecten bevat schrijven?

A
  1. Technisch
  2. Inhoudelijk;
    - Conceptualiserende functie: betekenis voor jezelf vastleggen (todo-lijstje, notities…)
    - Expressieve functie: uit te drukken wat in de schrijven omgaat, de schrijver uit zich.
    -Communicatieve functie: mededeling.
50
Q

In welke delen kan je ontluikend schrijven opdelen?

A
  • Ontluikend schrijven: peuters en jonge kleuters
  • Kleuterschrijven: oudere kleuters
51
Q

Een tekst moet gecodeerd worden bij schrijven: geef de stappen:

A
  1. Auditieve analyse: woord in fonemen ontbinden
  2. Koppelen van grafemen aan de fonemen
  3. Grafemen in volgorde noteren
  4. Visuele synthese: grafemen verbinden tot een woord
52
Q

Een tekst moet gedecodeerd worden bij het lezen: geef de stappen

A
  1. Visuele analyse: woord in grafemen
  2. Koppelen van fonemen aan grafemen
  3. Fonemen in volgorde onthouden
  4. Auditieve synthese: fonemen tot een woord verbinden.
53
Q

Geef de stappen van het natuurlijk schrijfproces

A

Fase 1: symboolfunctie: tekenen = eerste vorm van schrijven.

Fase 2: aandacht voor het verschijnsel schrijven: doen alsof, iemand zijn die schrijft (krabbels).
Didactische houding: in gesprek gaan.

Fase 3: Letterachtige vormen;
Didactische houding: KO kan in hoofdletters de vertaling erbij schrijven.

Fase 4: Letter- of tekenreeksen: Kind gebruikt enkel maar letters.
Didactische houding: naam laten schrijven op werkjes, woorden laten kopiëren (zonder aandacht voor de betekenis). –> puur om het schrijven, de functielust. (bv. woordkaarten kopiëren, brievenbus in de klas).

Fase 5: koppeling van grafeem aan foneem; spontane spelling: invented spelling: kinderen schrijven op zoals ze het horen. (MAYA HATOP STAP)
Didactische houding: Suggereer om de betekenis op de tekening te schrijven, maar verplicht niet!

Fase 6: conventionele spelling; allerlaatste fase: hanteren van de spellingsregels.

54
Q

Enkele opmerkingen ivm schrijfproces:

A
  • Duidelijke parallel tussen natuurlijk proces van lezen en schrijven.
  • Schrijven kan met schrijfmateriaal, maar ook met typemachine, lettermateriaal…
  • Kleuters leren nog niet schrijven in de kleuterklas, is voor 1e lj!
  • Hoeken verrijken met materiaal dat schrijven uitlokt!:
    Huisje: notitieblokje
    In de winkel: prijskaartjes, boek voor bestellingen…
    Lees-schrijfhoek: bladen, potloden, stiften, woordkaarten,…
    Een kantoortje
55
Q

Wat is een lees- en schrijfhoek?

A

Kleuters ontdekken er vanalles op gebied van lezen en schrijven en alles wat erbij hoort. Stimuleert hen in de lees- en schrijfontwikkeling.

56
Q

Welke kenmerken heeft een lees- en schrijfhoek?

A
  • Afscheiden gedeelte, min of meer besloten
  • Enkele lage kasten, op hun zij gezette kisten… materiaal op ooghoogte vd kleuter –> uitgenodigd tot spelen ermee.
  • Een paar tafels waar aan gewerkt kan worden
  • (Tafels, werkblad tegen neutrale wand, voor kinderen die moeilijk kunnen concentreren. komt men op terug)
57
Q

Hoe bouw je de lees- en schrijfhoek op?

A
  1. De KO bouwt deze op: kent de ontwikkeling +ontw.noden van de kinderen best.
  2. NIET OVERPRIKKELD WORDEN:
    - Aanbieden in BGG
    - Materiaal meegebracht door kls krijgen ook een plaats.
    -Kls brengen ons nieuwe ideeën + wijzen ons op ander gebruiksmogelijkheden van het materiaal, nieuw materiaal…
58
Q

Wanneer neem je materiaal weg uit de lees- en schrijfhoek?

A
  • Kls zijn er nog niet aan toe
  • Kls hanteren het verkeerd
  • Kleuters zijn ermee uitgespeeld.
59
Q

Hoe/waarom moet je variëren in de lees- en schrijfhoek?

A
  • Materiaal moet beantwoorden aan hun hier-en-nu-noden.
  • Inspelen op nieuwe noden
  • Niet alle kls hebben op hetzelfde moment hetzelfde ontwikkelingsmateriaal nodig.
  • Materiaal kan verschillende spelmogelijkheden bieden.
60
Q

Wanneer mogen kinderen de lees- en schrijfhoek gebruiken?

A

Hoek is steeds open.

61
Q

Wie mag er in de lees- en schrijfhoek?

A

“Iedereen mag, niemand moet”

  • Kleuters die er niet aan toe zijn: haken vlug af. –> Via andere hoeken hun ontwikkeling trachten te stimuleren
  • Kleuters die er wel aan toe zijn: zelf de duur, frequentie en concrete vorm van hoe met het materiaal omgaan, laten bepalen.
    Digitaal: KO bepaald duur en frequentie!

DIFFERENATIATIE: elk kind moet de kans krijgen om ervaringen op te doen, op zijn niveau/ontwikkeling…

62
Q

Waarvoor moeten we waakzaam zijn in de lees- en schrijfhoek?

A
  • Kleuters doen dingen waar ze nog niet aan toe zijn. (Druk ouders, zelfwaardegevoel, goed willen staan bij KO)
  • KO: juiste houding: aanvaarden van ieders niveau!
63
Q

Welke aandachtspunten zijn er bij de lees- en schrijfhoek?
Waar moeten we rekening mee houden?

A
  • Aanknopen bij de concrete belevingswereld: materialen die aansluiten bij behoeftepatroon/interesses? (bv. kleuter geïnteresseerd in hulpdiensten.. woordkaarten in hulpdienstthema, telefoonboekje met nummers…)
  • Aandacht voor alle aspecten van de persoonlijkheid: niet enkel cognitieve vormingskansen maar ook andere ontwikkelingsdomeinen betrekken.
  • Spelkarakter blijven behouden: speels zijn! Experimenteren, beleven, procesgericht!
64
Q

Hoe begeleid je een lees - en schrijfhoek?

A
  • Voorzie een aanbod van materialen: letterdoos, activiteiten, occiasionele tussenkomsten.
  • Observeer wat de kleuters doen met het materiaal, BH, …
  • Waarom spreekt bepaald materiaal aan, ander niet?
  • Stimulerende tussenkomsten doen!
    Ook voor de digitaal materiaal!
65
Q

Hoe reageer je op fouten van de kleuters?

A

Hangt af van ontwikkelingsniveau kleuter:
- Het kind kan de fout nog niet inzien: negeren
- We zijn niet zeker of kind fout kan inzien: proberen verbeteren + reactie kind observeren.
- Kind ziet fout in: verbeteren + uitleggen waarom.

66
Q

Welk lettertype gebruiken we in de kleuterklas?

A
  • Hoofddrukletters: kopiëren, niet aanmoedigen. (Andere motoriek dan schrijven).
  • Kls confronteren met verschillende soorten letters: * referentiebord: A a en … *Gelijkenissen en verschillen ontdekken.
  • Introductie kleine drukletters: referentiebord; woord- en lettermateriaal in twee lettertypes aanbieden.
  • Vloeiend schrift: kls nog niet motorisch rijp: verbindingen = zeer intense training –> speelse oefeningen met draairichtingen.
67
Q

Wat is een referentiebord?

A

Middel om de overgang te maken van hoofddrukletters naar kleine drukletters: corresponderende letters staan naast elkaar.
Op ooghoogte ophangen in de lees- en schrijfhoek en/of los exemplaaar voorzien.

68
Q

Wat is een controlesysteem? Wat is de taak van de KO? + Welke bestaan er?

A

–> KO = belangrijkste bron van feedback.

Er bestaat ook zelfcorrigerend materiaal:
- correctiefiches
- Mini-loco
- Electro
- Pico -picollo
- Rijgkaarten…

69
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van zelfcorrigerend materiaal?

A

Voordeel:
- Kind kan zelfstandig werk controleren
Nadeel:
- Geen foutenanalyse door KO
- Kind krijgt geen info over waarom goed/fout
- Kinderen spelen ‘vals’: richten zich op het juiste antwoord om opdracht te maken.

  • Digitale software geeft zo goed als altijd feedback aan de kleuter omtrent juist of fout (enkel fonemi legt ook uit waar de fout zit, of waarom het goed is.)
70
Q

Wat is woordmateriaal?

A
  • Affiches
  • Kalender
  • Woordkaarten
  • Vissen van woordkaarten
  • Individueel woordboekje of ringmapje
  • klassieke woordboekjes
  • Woorddomino
    -Woordlotto
    -Woordpuzzels
    -Woorddobbelstenen
    -Van 2 woorden 1 woord maken
71
Q

Wat is lettermateriaal?

A
  • Verschillende soorten lettermateriaal
  • Referentiebod (alfabet in varianten)
  • Letterkaarten modellen namaken.
  • Sorteren van letterkaarten
  • Leeswieltje

Gericht op letters los van context/ eng op training gericht:
- Dominospel met letters
- Letterlotto
- Lettermemory
- Letterdobbelsteen

Lettermateriaal ook aanbieden met woordmateriaal!

72
Q

Welke aandachtspunten zijn er bij het aanbieden van lettermateriaal?

A
  • Betekenisvol aanbieden: (woorden, zinnen)
  • Liever geen aparte letters, los van de context van betekenisvol materiaal.
73
Q

Extra oefening bij 3e kleuter als ze al veel oefenden met woordkaarten?

A

Zinnen maken met pictogrammen: met woordkaarten en actiekaarten (=doe-woorden) (KADOZE, = geschikt materiaal).

74
Q

Waarom zou je een schrijfmachine/typemachine gebruiken in de klas?

A

Aanleiding tot verschillende activiteiten:
- interesse in de mechaniek
- Eindelooss typen letterreeksen
- modellen natypen
- naam of commentaar typen

75
Q

Waarom een brievenbus?

A
  • Inzicht in schrijven om te communiceren /boodschappen mee te delen. (brieven = communicatieve functie van schrijven)
  • In lees- en schrijfhoek: vast tijdstip legen en voorlezen (net zoals het er staat)
76
Q

Waarom rijmkaarten?
Wat zijn rijmkaarten?

A

= 2 bij elkaar horende kaarten, later ook 3 of 4
1e: kennis laten maken met de kaarten
2e: kaarten goed leren benoemen en articuleren

Rijmende kaarten bij elkaar leggen (steeds verklanken)

Na de voorbereidende oefeningen kunnen de kleuters ze zelfstandig mee bezig zijn (lotto, memory…).

77
Q

Wat is een schrijfbak?
Waarop letten?

A

Grote, ondiepe bak, bodem bedekt met zand, rijst… kleuters trekken er sporen.

Bodem –> niet te glad(weerstand nodig), papier is ook niet glad.

78
Q

Wanneer gebruiken we poëzie?

A

Er is een extra dimensie:
- Poëzie herschept concrete ervaring tot een nieuwe realiteit (VOEGT WAT TOE AAN DE SITUATIE)
- Verwonderd stil staan bij de gewone dingen van het leven
- Poëzie roept met beperkt aantal woorden enorm veel emoties en ideeën op
- Spel met taal (klank, ritme..)
Gaat over thema die kleuters herkennen:
- boos, bang, ongelukjes, knuffelen, stout zijn…
- gevarieerde relaties tussen het kind en zijn ouders of andere kinderen, dieren..
-dichters halen inspiratie uit kleutertaal
!!! Niet alle kleuterversjes zijn poëzie!

79
Q

Waarom poëzie in de kleuterklas?

A
  • Roept gevoelens op:
    Zonder expliciet te benoemen, bepaalde situaties wat lichter maken (bv. bij ruzie…)
    helpt bij de ontwikkeling van jonge kinderen.
  • Stimuleert de taalontwikkeling, emotionele ontwikkeling –> totale ontwikkeling
  • Verbinden generaties (M.G. Schimdt).
80
Q

Welke gedichten breng je in de klas?

A
  • Raakpunt met de leefwereld van de kleuters en klasgebeuren
  • Hoeft niet volledig binnen BC, maar ook niet helemaal los.
  • Afhankelijk van doelen:
  • Kl kunnen zelf opzeggen
  • Genieten
  • Activiteiten uitwerken
  • Streven naar variatie!
    (Hoeft niet altijd op dezelfde manier gebracht te worden. Bv. kerstboom met ballen, elke dag een ander gedicht).
81
Q

Aandachtspunten/ de ‘kwalen’ bij kleuters die poëzie voordragen?

A
  • Dreun: vermijden door te variëren in ritme: zangerige versjes, vertellende gedichtjes, wisselend ritme..
  • Onbeholpen houding: Kinderen laten experimenteren met expressiever lichaamshoudingen; of Attribuut geven.
82
Q

Hoe kan je de twee kwalen bij het voordragen van poëzie voorkomen?

A

-Koorspreken:
- koor zegt het refrein op, 1/… stemmen zeggen de rest van het gedicht

  • hele groep zegt gedicht op, een/enkele stemmen zeggen bepaalde lijnen.
  • 2 groepen verdelen: om beurt een strofe

Klankdecor:
Groep kinderen maakt niet te luid achtergrondgeluid, aangepast aan de inhoud van het gedicht. (bv. gedicht over zucht, de groep zucht).

83
Q

Welke activiteiten kan je doen rond poëzie?

A
  • Opvoeren: schimmenspel, poppenspel
  • Poëzie uiten: prentenboek maken, op muziek schilderen
  • klasdagboek: per dag 1 kl iets laten tekenen rond gedicht van de dag/ gedicht zoeken dat aansluit bij gebeurtenis van de dag
  • Kringgesprek: spreken over gevoelens en ervaringen van de kleuters
  • Dichter uitnodigen
  • Poëzie en een verhaal: gedicht voordragen, met kls een verhaal maken rond dat gedicht (ruimte voor fantasie, kern behouden!)
  • Verhaal over een gedicht: bv. rodedraadverhaal.
  • Poëzie posten: postvakje voor elke kleuter maken, bladen voorzien met gedichten, kleuters maken er tekening bij en posten die in een vakje van een andere kleuter.
  • Waarneming poëziebundels: kijken naar de verschillen en gelijkenissen tussen gewone boeken en poëziebundels: bladspiegel, lengte van de tekst, illustraties in poëziebundels.
  • Gedichten en muziek: achtergrondmuziek of rappen
  • Bewegen met poëzie: bewegingsmomentje n.a.v. gedicht, gedicht met verhaallijn uitwerken tot bewegingsles, natuurgedichten met natuurmateriaal.
84
Q

Hoe poëzie verwerken in themahoek?

A
  • grote vellen papier aan muur: kl kunnen er tekenen, schrijven rond poëzie
  • verkleedmateriaal v/e dichter: grote balpen, papier, hoed, hemd…
  • schrijftafel, tekenpapier, kleurpotloden
  • poëziebundels
  • Posters, postkaarten met gedichten
  • ‘Poëzietoverdozen’ met kaartjes waarop een gedicht staat
  • Spiegel
  • Gedichtenboom
85
Q

Kunnen kleuters poëzie maken?

A
  • Associatiespelletjes:
    > kringassociaties/ kettingassociaties/asscociëren rond klank: kinderen maken zoveel mogelijk rijmwoorden of gelijke klanken
  • Nieuwe taal verzinnen:
    > nieuwe samenstellingen: bv. oliepaard
    > gevoel verbinden met actie of bv. dier: huppelblij, vlinderblij
    > totaal nieuwe woorden
  • Verder bouwen op een zin.