Flitskaarten Flashcards

1
Q

Ontwikkelingspsycholpathologie

A

De wetenschappelijke discipline die onderzoekt hoe psychische stoornissen ontstaan en zich ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Classificatie

A

Toewijzen van een psychische stoornis, een label. Categoriseren op basis van gedrag en symptomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Diagnose

A

Beschrijvend beeld van een persoon, waarin de oorzaak, geschiedenis, leefomstandigheden en behoefte van de persoon worden meegenomen. Het is een hypothese, dus niet bewezen. Uitspraak op basis van onderzoek. (Testresultaten, gesprekken, observaties).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Angstig vermijdend
Hechtingsproblematiek

A

Ouders zijn niet sensitief, het kind exploreert alleen. Het kind heeft veel stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Angstig ambivalent
Hechtingsproblematiek

A

Ouders reageren wisselend op het kind. Het kind reageert sterk op scheiding, moeilijk te troosten en veel boos (ook na hereniging). –> Kan ik wel op jou bouwen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gedesorganiseerd of gedesoriënteerd
Hechtingsproblematiek

A

Het kind is erg chaotisch en kan zichzelf niet reguleren. Dichtbij, dan afstoten en ver weg nabijheid zoeken. De kans op stoornissen is hier groot. Veel in het geval van verwaarlozing, mishandeling en misbruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Reactieve hechtingsstoornis

A

Emotioneel teruggetrokken kinderen, krijgen ze troost dan weren ze dit af. Vaak door mishandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ontremd sociaal contactstoornis

A

Kritiekloze kinderen. Kunnen zich aan iedereen vastklampen. Door ontbreken vaste verzorger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Trauma

A

Een psychologische wond die niet of onvoldoende is geheeld. Het is iets wat er in jou gebeurt, door wat er met jou is gebeurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Traumasignalen

A
  • flashbacks en nachtmerries
  • angstgevoelens en prikkelbaarheid
  • vermijdingsgedrag
  • onverklaarbare lichamelijke klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe handelen als pedagoog bij trauma?

A
  • EMDR
  • psycho-educatie
  • behandeling individueel, gezinsgericht of groepstherapie
  • traumagerichte cognitieve gedragstherapie
  • ouders meenemen!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Depressie

A

Iemand heeft een bepaalde kwetsbaarheid (bijvoorbeeld erfelijkheid) wat in combinatie met stress (meemaken traumatische ervaring) zich uit in een depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Depressiesymptomen

A
  • somberheid
  • minder interesse en/of plezier
  • moe en prikkelbaar
  • gedachten over de dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe handelen als pedagoog in geval van depressie?

A
  • preventie: beschermende factoren versterken
  • psycho-educatie
  • gezinsbenadering of juist psychotherapie (alleen kind)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschermende factoren depressie

A
  • goede copingsvaardigheden: kind kan relativeren
  • sensitieve opvoedstijl en hechte familieband
  • goede en tijdige hulpverlening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Risicofactoren depressie

A
  • Kind: erfelijk, onveilige hechting en rumineren
  • Gezin: geweld, verslaving, verlies, afwijzing
  • Omgeving: pesten. slechte woonsituatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Rumineren

A

Blijven nadenken, herhalen van gedachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Persoonlijkheid

A

Kenmerken en gedragsstijlen, die samen jouw karakter vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Persoonlijkheidsstoornis

A

Moeite met omgaan moeilijke situaties en aangaan gezonde relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Oorzaken van een persoonlijkheidsstoornis

A
  • aanleg, temperament
  • geen stabiele basis, tekort een basisbehoeften
  • mishandeling, misbruik, scheiding, verlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe handelen als pedagoog bij een persoonlijkheidsstoornis?

A
  • (leren) mentaliseren
  • naast de jongeren staan
  • eerlijkheid
  • duidelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ADHD

A

Onoplettendheid en/of hyperactiviteit en impulsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ADHD symptomen

A
  • Slordigheidsfouten (o)
  • vergeetachting (o)
  • dingen kwijt raken (o)
  • concentratieproblemen (o)
  • Bewegingsonrust met handen en/of voeten (h)
  • Moeite met op beurt wachten (i)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe handelen als pedagoog in het geval van ADHD?

A
  • psycho-educatie
  • beloning
  • structuur
  • duidelijkheid
  • mogelijkheid geven tot beweging
  • sociale vaardigheidstraining
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
ASS, autisme spectrum stoornis
Ontwikkelingsstoornis die grotendeels erfelijk is bepaald en levenslang aanwezig is. = neurobiologisch, dus hersenen
26
Symptomen ASS
- gefragmenteerde informatieverwerking - sociale informatie lastig herkend - moeite met begrijpen van emoties en gezichtsuitdrukkingen
27
Hoe handelen als pedagoog bij ASS?
- Structuur en duidelijkheid - psycho educatie - prikkelarme omgeving - emoties ondertitelen
28
Kenmerken gedragsstoornissen
- Externaliserend of internaliserend - agressie
29
Risicofactoren gedragsstoornissen
- aanleg - ADHD - moreel bewustzijn slecht ontwikkeld - hechtingsproblematiek - mishandeling - echtscheiding - slechte vrienden en relaties - geweld in games
30
Beschermende factoren bij gedragsstoornissen
- goede opvoedstijl en relaties met ouders - positieve rolmodellen en goede vriendschappen
31
Dwangstoornis
De drang om handelingen meerdere keren uit te voeren, omdat er anders iets ernstigs gebeurt
32
Angststoornis
Wanneer de angst disfunctioneel wordt
33
Symptomen angststoornis
- angst niet passend bij ontwikkelingsfase - angst houd lange tijd aan - belemmert de ontwikkeling - het leidt tot intens lijden en niet functioneel gedrag - huilen, boos, piekeren, scheidingsangst - trillen, vermijden, verhoogde hartslag
34
LVB Licht verstandelijke beperking
- Neurobiologische ontwikkelingsstoornis - IQ tussen de 50 en de 70 - Beperkingen in aanpassingsvermogen of adaptieve vaardigheden
35
Symptomen LVB
- Nemen meer risico - problemen met emotie- en impulsregulatie - negatief zelfbeeld en weinig zelfvertrouwen - zwart wit denken - moeite met oorzaak gevolg - korte termijn denken - gesprokene letterlijk nemen - niet kunnen generaliseren - taalontwikkeling blijft achter - moeite met zelfstandigheid en minder zelfredzaam
36
Hoogbegaafdheid
- Hoge intelligentie - doorzettingsvermogen - psychomotorisch - emotioneel - creatief
37
Communicatiestoornissen voorbeeld
Bijvoorbeeld TOS
38
Leerstoornissen voorbeelden
Dyslexie en dyscalculie
39
Stoornis
Het heeft een langere periode invloed op het dagelijks leven. Er is sprake van herhaling en in verschillende contexten aanwezig.
40
Achterstand
Kortere periode waarin het voor komt
41
Taalstoornis
Moeite met gedachten omzetten in woorden en zinnen. Er kunnen problemen zijn met het begrijpen van gesproken en geschreven taal
42
Spraakstoornis
Woorden en zinnen worden niet goed of niet duidelijk uitgesproken
43
Leerstoornis
problemen tijdens het leren van vaardigheden. Cognitieve aandoening die zich voordoet in de klas.
44
Oorzaken zelfbeeldproblematiek
- Kind: perfectionisme (lat te hoog), negatief ingesteld en slecht kritiek kunnen ontvangen - Ouders: kritische opvoeding, veel afwijzing - Omgeving: meemaken negatieve gebeurtenis, pesten
45
Gevolgen zelfbeeldproblematiek
- Vermijding van spannende situaties - Faalangst, sociale angst, eetstoornissen, somberheid en depressie
46
Comorbiditeit
Het gelijktijdig voorkomen van twee of meer gezondheidsproblemen/stoornissen bij 1 persoon
47
Prevalentie
Geeft aan hoeveel gevallen er zijn op een bepaald tijdstip e de incidentie geeft aan hoe snel de ziekte zich zal ontwikkelen
48
Klinisch beeld
Alle observeerbare kenmerken van een stoornis of ziekte
49
Categoriale benadering
Stoornissen bestaan en zijn wel of niet aanwezig. Dit is vooral medisch en psychiatrisch
50
Dimensionale benadering
Er is een mate (hoe sterk is het aanwezig), een spectrum of een verloop van een stoornis. Vooral psychologisch
51
Ondersteuning op kindniveau bij depressie
- In gesprek blijven - sterk sociaal netwerk opbouwen - bewegen - eten - afleiding
52
53
CD Normoverschreidend gedragsstoornis
Over de grens gaan van de normen, de wet. In de klas of in de maatschappij.
54
Overeenkomende risicofactoren van ODD en CD
- jong zijn - man zijn - veel gedragsproblemen hebben - agressief zijn - comorbiditeit ADHD - lage intelligentie - cu kenmerken: kil en gemeen
55
Overeenkomende beschermende factoren ODD en CD
- sterk sociaal netwerk - liefdevolle opvoeding - behandeling en interventies vanuit systemische benadering
56
Zelfbeeldproblematiek symptomen
- gevoel van minderwaardigheid - Niet lekker in je vel - cognitieve dissociatie: geen controle hebben over gedachten
57
Met welke stoornissen gaat zelfbeeldproblematiek vaak gepaard?
- borderline - stemmingsstoornissen - nervosa's: anorexia
58
Psychisch trauma
Gedachten niet te dragen
59
Medisch trauma
Bijvoorbeeld breken van arm
60
Wanneer sprake van traumastoornis?
Als klachten/symptomen aanhouden en het dagelijks leven beïnvloeden
61
Wanneer is het meemaken van een trauma wel en niet een beschermende factor voor een volgende keer?
Wel: bij auto ongeluk door weer in auto te stappen Niet: bij bijvoorbeeld seksueel misbruik
62
Beschermende factoren/behandeling PTSS
- EMDR: geheugentherapie - Cognitieve gedragstherapie: psychodynamisch en compassie (lief voor jezelf) - Exposere therapie: blootstelling aan gebeurtenis
63
Primaire stoornis
Bij de geboorte al aanwezig
64
Secundaire stoornis
Ontwikkeld zich op latere leeftijd
65
Noem de hechtingsstoornissen
- reactieve hechtingsstoornis (RHS) - ontremd sociaal contact stoornis (DSED)
66
Noem de onveilige hechtingsstijlen
- Angstig vermijdende hechting - Angstig ambivalente hechting - Gedesorganiseerde hechting
67
Fright stressreactie
Onderdaning opstellen, gehoorzamen, pleasen. Alles doen wat iemand zegt, zonder bewust te zijn
68
Faint stressreactie
Verlammen, ineenstorten. Afstand van lichaam en realiteit. (Gevoel van film kijken).
69
Adaptieve vaardigheden (LVB)
- conceptuele vaardigheden: lezen, schrijven en rekenen - sociale vaardigheden: communiceren en sociale problemen oplossen - praktische vaardigheden: persoonlijke verzorging en OV gebruiken
70
Stemming
gevoelens die langere periode aanhouden
71
Affect
Alles wat je op dat moment voelt, korter dan stemming
72
Separatie angststoornis
Kind enorme angst bij (denken aan) scheiding primaire verzorger. Niet mee kunnen op kamp op uit logeren
73
Specifieke fobie
Angst voor hele specifieke persoon/dier/plaats/situatie/object. Zorgt voor vermijdingsgedrag.
74
Gegeneraliseerde angststoornis
Piekeren en zorgen maken over alles wat mis kan gaan in de toekomst
75
Sociale angststoornis
Intens bang in sociale situaties en paniekaanvallen als ze wel gaan. Sprake van negatief zelfbeeld en vermijdingsgedrag.
76
Type 1 trauma
Enkelvoudig trauma, eenmalige gebeurtenis. Auto ongeluk. Schrik en acuut
77
Type 2 trauma
Meervoudig/complex trauma. Structurele dreiging, langdurig en in herhaling.
78
Type persoonlijkheidsstoornissen Cluster A
Excentriek (vreemd) en geïsoleerd. Psychoses en waanbeelden
79
Type persoonlijkheidsstoornissen Cluster B
Impulsief, moeite met omgaan emoties. Narcisme en borderline
80
Type persoonlijkheidsstoornissen Cluster C
Angstig en vermijdend. Bijvoorbeeld in relaties
81
Mentaliseren
Gedrag van jezelf en de ander begrijpen en aan mentale toestanden (overtuigingen, wensen, gevoelens, gedachten) koppelen.