Financieel beleid Flashcards

1
Q

Tussen welke twee begrippen wordt een vergelijking gemaakt in een verschillenanalyse?

A

De voor- en nacalculatie. Een onderneming maakt een voorcalculatie, een schatting van tevoren, van de nettowinst en achteraf maakt een bedrijf een nacalculatie. Het vergelijken van de winst in de voor- en nacalculatie wordt een verschillenanalyse genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit wat de standaardkostprijs is.

A

Tijdens het maken van de voorcalculatie van de kosten, is het berekenen van de kostprijs erg belangrijk. We noemen deze kostprijs de standaardkostprijs. In de berekeningen van de standaardkostprijs worden alleen de kosten die zijn toegestaan meegenomen, met onvoorziene kosten die gebeuren tijdens het productieproces kun je nog geen rekening houden van te voren namelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de toegestane kosten?

A

De toegestane kosten zijn de kosten, die maximaal betaald mochten worden obv de WERKELIJKE afzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat het budgetresultaat en wat is het?

A

Het budgetresultaat kun je opsplitsen in: het prijsresultaat, efficiencyresultaat en bezettingsresultaat. Het budgetresultaat is het verschil tussen de toegestane kosten van de werkelijke productie en/of afzet en de werkelijke kosten van deze productie en/of afzet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe bereken je het prijsresultaat en wat is het?

A

(standaardprijs - werkelijke prijs) x werkelijke hoeveelheid of (sp - wp) x wh. Het prijsresultaat betekent dat de prijs die wordt betaald, afwijkt van de prijs die van tevoren is berekend over de gebruikte hoeveelheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe bereken je het efficiencyresultaat en wat is het?

A

(sh-wh) x sp. Het efficiencyresultaat betekent dat de gebruikte hoeveelheid afwijkt van de hoeveelheid die is berekend over de standaardprijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voor het produceren van 50 producten had ik 50 uur ingecalculeerd, maar het heeft mij 52 uur gekost. Is hier sprake van een positief of negatief efficiencyresultaat?

A

Er is een negatief efficiencyresultaat. Je hebt minder efficiënt gewerkt. 52 uur is meer dan de 50 uur die je gedacht had.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef een mogelijke oorzaak voor het ontstaan van een prijsverschil op voorgecalculeerde constante kosten een machine

A

De onderhoudskosten zijn gestegen. De loonkosten van de machinist zijn gestegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef de formule voor het bezettingsresultaat en leg uit wat het begrip inhoudt.

A

Geef de formule voor het bezettingsresultaat en leg uit wat het begrip inhoudt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij een bedrijf zijn het normaal aantal manuren 1700 uren en het werkelijk aantal manuren 1820 uren. Is er sprake van een positief of negatief bezettingsresultaat?

A

Het werkelijk aantal manuren is meer dan het normaal aantal manuren. Er is dus sprake van een positief bezettingsresultaat, omdat er meer uren zijn om de constante kosten mee te dekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen het berekenen van het prijsresultaat bij variabele en constante kosten?

A

Bij variabele kosten vermenigvuldig je het verschil tussen (sp-wp) met de werkelijke hoeveelheid. Bij constante kosten vermenigvuldig je het verschil tussen (sp-wp) met de standaardhoeveelheid. Dit komt omdat constante kosten niet afhankelijk zijn van de productiehoeveelheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de formule voor verkoopresultaat en wat is het verkoopresultaat?

A

Het verkoopresultaat is een verschillenanalyse in bedrijfsopbrengsten. Winstopslag x afzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stel dat een marketingteam in een bedrijf een campagne heeft bedacht waarbij een app nodig is. Er wordt aan de IT-afdeling gevraagd of zij deze app kunnen maken en leveren aan de marketingafdeling. Hoe wordt de prijs die hiervoor betaald wordt genoemd?

A

De transfer price of interne verrekenprijs. Als het ware verkoopt de IT-afdeling deze app aan de marketingafdeling. Transfer pricing komt voor in sommige grote bedrijven waar veel functies hun eigen afdeling hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 1 voordeel en 1 nadeel van transfer pricing.

A

Voordeel: Multinationals die transfer pricing gebruiken kunnen minder belasting betalen. In sommige landen betaal je namelijk minder winstbelasting dan in andere landen. Door middel van transfer pricing kunnen bedrijven er dan voor zorgen dat het bedrijf meer winst maakt in het land waar de winstbelasting het laagst is. De transfer price mag niet belachelijk hoog of laag zijn, dat houdt de belastingdienst goed in de gaten om fraude te voorkomen. Nadeel: Naarmate de ene afdeling een hogere prijs vraagt, zal de winst van de andere afdeling dalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer behaalt een bedrijf winst?

A

Als de totale opbrengsten hoger zijn dan de totale kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke twee soorten kosten zijn er?

A

Constante kosten en variabele kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het verschil tussen constante en variabele kosten?

A

Constante kosten zijn kosten die niet veranderen als de afzetomvang of de productieomvang verandert. Variabele kosten zijn kosten die wel afhangen van de afzet of productie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom is het voor een onderneming belangrijk om de prijsopbouw van een product of dienst door te rekenen?

A

Om er zeker van te zijn dat de verkooppprijs alle kosten en belastingen kan betalen. Aan de hand van de prijsopbouw kan de ondernemer bepalen hoeveel hij overhoudt na de aftrek van de variabele kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een opslagpercentage?

A

Bij een opslagpercentage is het deel dat de constante kosten dekt een percentage van (een deel) van de variabele kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een winstopslag?

A

Een winstopslag betreft een percentage dat bovenop de kostprijs of inkoopprijs komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een winstmarge?

A

Een winstmarge betreft een percentage dat zich al in de verkoopprijs bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de variabele kostencalculatiemethode?

A

De variabele kostencalculatiemethode is een manier van kosten berekenen door alleen de variabele kosten bij elkaar op te tellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe is de verkoopprijs incl. btw van een handelsonderneming opgebouwd?

A

(Inkoopprijs + brutowinstopslag) + btw per product = verkoopprijs incl. btw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe noem je btw die ondernemingen ontvangen van klanten?

A

Te betalen btw of af te dragen btw (aan de Belastingdienst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe noem je de omzetbelasting die het bedrijf betaalt aan leveranciers?

A

Te vorderen btw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is het break-evenpunt?

A

Wanneer de totale opbrengsten gelijk zijn aan de totale kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de formule voor de break-evenafzet?

A

(Totale constante kosten excl. btw) / (verkoopprijs excl. btw - variabele kosten per product excl. btw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de dekkingsbijdrage?

A

Het verschil tussen de verkoopprijs en de variabele kosten per product. Het is dus de marge die overblijft om de constante kosten te betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat krijg je als je totale dekkingsbijdrage vermindert met de totale constante kosten?

A

De nettowinst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is een waarderingsgrondslag?

A

De wijzewaarop activa in de administratie wordt gewaardeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke drie waarderingsgrondslagen zijn er?

A

De verkrijgingsprijs, de vervaardigingsprijs en de actuele waarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de verkrijgingsprijs?

A

De activa wordt gewaardeerd tegen de prijs bij aankoop en eventueel bijkomende kosten.

33
Q

Wat is de vervaardigingsprijs?

A

De activa wordt gewaardeerd tegen de optelsom van arbeid, materiaal en bijkomende kosten om de activa te maken.

34
Q

Wat is de actuele waarde?

A

De activa wordt gewaardeerd tegen de waarde gebaseerd op de actuele marktprijzen.

35
Q

Wat gebeurt er bij een waardestijging van de activa, indien gebruik gemaakt wordt van de waarderingsgrondslag van de actuele waarde?

A

Dan wordt de waarde van de activa op de balans met de waardestijging verhoogd. En dan stijgt de herwaarderingsreserve aan de creditkant ook met die waardestijging.

36
Q

Op welke manier heeft de gekozen waarderingsgrondslag invloed op de winst van het bedrijf?

A

De waarde van de activa hebben invloed op hoogte van de afschrijvingen. En deze afschrijvingskosten hebben invloed op de winst.

37
Q

Wat is de vaste verrekenprijs? (VVP)

A

Een manier van waardering van de voorraad. Een schatting van de gemiddelde inkoopprijs voor een toekomstige periode inclusief geschatte inkoopkosten.

38
Q

Stel, de inkoopprijs van een artikel is op 1 januari 4 euro en naar verwachting op 31 december 6 euro. Hoeveel is dan de vaste verrekenprijs?

A

5 euro. We nemen dan het gemiddelde.

39
Q

Wat is het voordeel van de vaste verrekenprijs?

A

Het bespaart veel tijd, want bij ieder verkocht product wordt met dezelfde inkoopprijs gerekend.

40
Q

Wat houdt het prijsverschil bij inkoop / prijsresultaat in?

A

Dat is het verschil tussen de werkelijke inkoopprijs en de VVP.

41
Q

Wanneer is het prijsresultaat nadelig?

A

Werkelijke inkoopprijs > VVP

42
Q

Wanneer is het prijsresultaat voordelig?

A

Werkelijke inkoopprijs < VVP

43
Q

Wat is een nadeel van de vaste verrekenprijs?

A

De onzekerheid die de verschillen tussen de werkelijke inkoopprijs en de VVP met zich meebrengen.

44
Q

Wat is het resultaat voor belasting?

A

Het daadwerkelijke financiële resultaten van een onderneming aan het eind van een periode bij elkaar.

45
Q

Wat moet over het resultaat voor belasting betaald worden?

A

Winstbelasting

46
Q

Hoe noem je de winstbelasting bij een BV of NV?

A

Vennootschapsbelasting

47
Q

Wat houdt winstverdeling in?

A

Het verdelen van de nettowinst, het resultaat na winstbelasting. (kan naar reserves, dividend, tantièmes en winstbelasting)

48
Q

Wat is dividend?

A

De vergoeding die een onderneming betaalt aan haar aandeelhouders.

49
Q

Welke twee soorten dividend zijn er?

A

Cashdividend en stockdividend.

50
Q

Wat is een gevolg van het cashdividend?

A

De liquide middelen worden minder. De waarde van een aandal gaat omlaag met hetzelfde bedrag als het cashdividend doordat het eigen vermogen door het cashdividend daalt.

51
Q

Wat is cashdividend?

A

Dividend uitgekeerd in euro’s. Meestal een bepaald bedrag per aandeel.

52
Q

Wat is stockdividend?

A

Dividend uitgekeerd in aandelen.

53
Q

Wat is een voordeel van stockdividend?

A

De liquide middelen dalen niet.

54
Q

Wat is een nadeel van stockdividend?

A

Het aantal aandelen in omloop stijgt. Het GAK neemt hierdoor toe, waardoor de onderneming in de toeomst het dividend moet verdelen over meer aandelen.

55
Q

Wie betalen de dividendbelasting?

A

Ontvangers van dividend. Maar de ondernemingen doen dit voor de aandeelhouders, ze houden het in.

56
Q

Waarover wordt dividendbelasting betaald?

A

Over het totaal uit te keren dividend.

57
Q

Waar wordt de dividendbelasting van afgetrokken?

A

Van het cashdividend.

58
Q

Is er een verschil tussen het bruto en netto stockdividend?

A

Nee.

59
Q

Is er een verschil tussen het bruto en netto cashdividend?

A

ja.

60
Q

Waarin verschillen de preferente aandelen ten aanzien van het dividend?

A

Ze krijgen voorrang bij de uitkering van het dividend.

61
Q

Wat wordt toegevoegd aan de winstreserve?

A

Het deel van de nettowinst na belasting dat niet als dividend wordt uitgekeerd.

62
Q

Wat is een exploitatiebegroting?

A

Een overzicht van de verwachte omzet en kosten.

63
Q

Waarom zijn de liquiditeitsbegroting en exploitatiebegroting belangrijk?

A

Om te kunnen kijken of een onderneming aan alle financiële verplichtingen kan voldoen.

64
Q

Met welke drie elementen wordt een eindbalans voorspeld?

A

Beginbalans, exploitatiebegroting en liquiditeitsbegroting

65
Q

Zijn afschrijvingskosten inclusief of exclusief btw?

A

Altijd Exclusief

66
Q

Wordt er bij het berekenen van de afschrijvingskosten per periode gebruik gemaakt van technische - of economische levensduur?

A

Economische levensduur

67
Q

Hoe bereken je de afschrijving per periode?

A

(Aanschafprijs + installatiekosten - restwaarde)/ aantal perioden

68
Q

Hoe bereken we de boekwaarde?

A

Aanschafprijs - som van alle gedane afschrijvingen

69
Q

Wat is niet-financiële informatie?

A

Alle informatie die niet direct in omzet of kosten is uit te drukken, maar wel effect kan hebben op toekomstige inkomsten en uitgaven

70
Q

Wat is het doel van social accounting?

A

Belanghebbenden informeren en verantwoording afleggen over impact die bedrijf maakt op maatschappij

71
Q

Op welke manier heeft het coronavirus, niet-financiële informatie, invloed op financiële informatie?

A

Grote bedrijven zullen omzet mislopen omdat ze telkens risico lopen op nieuwe lockdown en consumenten vertrouwen In markt verliezen

72
Q

Wat is het verschil tussen voorraadgrootheden en stroomgrootheden?

A

Voorraadgrootheden zijn grootheden die de situatie van een bepaald moment weergeven en stroomgrootheden zijn grootheden die betrekking hebben op een bepaalde periode.

73
Q

Wat is een voorbeeld van een stroomgrootheid?

A

Bijvoorbeeld een liquiditeitsbegroting of een resultatenrekening.

74
Q

Hoe wordt een liquiditeitsbegroting ook wel genoemd?

A

Een cashflowbegroting.

75
Q

Mag er over privéuitgaven van een ondernemer btw worden teruggevraagd?

A

Nee, deze uitgaven worden gezien als inkomsten van de ondernemer. Hier mag geen Btw over worden teruggevraagd en er moet inkomstenbelasting over betaald worden.

76
Q

Waarom is het voor een onderneming gunstig om producten op rekening in te kopen?

A

Het geld wat nodig is voor de aankoop kan tijdelijk ergens anders voor worden gebruikt wat meer waarde op kan leveren.

77
Q

Wat zijn duurzame productiemiddelen?

A

Dingen zoals gebouwen, machines, grond en transportmiddelen.

78
Q

Zijn aflossingen van schulden kosten of uitgaven?

A

Aflossingen van schulden zijn geen kosten, maar uitgaven.

79
Q

Wat zijn opbrengsten?

A

Opbrengsten zijn binnenkomende geldstromen als gevolg van de verkoop van goederen of diensten.