Filosofie SE-A Flashcards

1
Q

dualisme

A

lichaam en geest zijn van elkaar gescheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

materialisme

A

een mens als niks anders beschouwen dan materie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gesitueerdheid van het lichaam

A

de manier waarop het lichaam in de wereld aanwezig is is bepalend hoe iemand naar de wereld kijkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

cyborg

A

lichaam en geest onlosmakelijk is verbonden met dingen, lichaam, geest en technologie zijn in een persoon niet te onderscheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vier manieren om naar de verhouding van lichaam en geest te kijken

A
  • dualisme
  • materialisme
  • gesitueerdheid van het lichaam
  • cyborg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

socrates visie

A

dualisme, de ziel is onsterfelijk, het heeft geen begin of eind. het lichaam is het ziel tot last

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

descartes substantiedualisme

A

onderscheid twee substanties, het mechanische lichaam (res extensa) dat stoffelijk is en daar door ruimte inneemt, daartegenover staat de denkende geest die onstoffelijk is en geen ruimte inneemt (res cogitans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het interactieprobleem

A

hoe kan de geest de materie activeren? Dankzij de ziel werkt het menselijk lichaam oneindig beter werkt dan een machine, de pijnappelklier zou bemiddelen tussen geest en materie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

julien offray de la mettrie visie

A

materialisme; het lichaam heeft het ziel niet nodig, het enige wat nodig is zijn hersenen, erzijn niet twee substanties maar slechts een: materie (monisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hilary putnam

A

als er geen wezenlijk verschil bestaat, kan een computer of machine ook denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

alan turing

A

kunnen machines denken? turing test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

john searle

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dick swaab

A

de geest is het product van de materie. het brein met zijn miljarden zenuwcellen produceert letterlijk de geest, de vrije wil is een illusie. we zijn niet meer dan materie, een bonk lichaamscellen die met elkaar bepalen wat we denken, willen en doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

maurice merleau-ponty

A

het bewustzijn het dneken en ervaren, is volgens hem niet vooraf gegeven het bestaat niet op zichzelf. het ontstaat doior gebeurtenissen en mensen om je heen. bewustzijn is altijd het bewustzijn van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

fenomenologie

A

dit richt zich op de verschijnselen zoals mensen die waarnemen en ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bruno latour

A

de enige manier om definitief van het lichaam-geestonderscheid af te komen is door te erkennen dat we altijd mengsels zijn geweest en dat altijd zullen blijven. we zijn en mengsel van lichaam en geest van subject en object, van mens en niet mens van natuur en cultuur (hybriden of terwijl cyborgs) kortom uit een verzameling van menselijke en niet menselijke elementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

symmetrische antropologie

A

mensen en dingen aan elkaar gelijksgesteld worden

18
Q

naturalistische benadering

A

emoties behoren tot de menselijke natuur, het komt universeel voor, dat wil zeggen dat ze altijd gelden overal en voor iedereen

19
Q

descartes over emoties

A

aanhanger van de naturalistische benadering. hij formuleert 6 basisemoties; verwondering, liefde, haat, begeerte, vreugde en verdriet. emoties zijn passies, de emoties overvallen ons, wezijn er passief aan overgeleverd en kunnen er buiten onszelf van raken. je moet proberen de passies met rede in bedwang te houden

20
Q

spinoza over emoties

A

hij weet dat de zes basisemoties van descartes tot drie terug te brengen zijn; begeerte, vreugde en verdriet. alle andere zijn emoties zijn volgens hem combinaties van de basisemoties of drukken een verschil in hevigheid uit

21
Q

william james over emoties

A

emoties worden veroorzaakt door lichamelijke recaties op iets wat we meemaken of zien. emoties zijn verschijnselen die gepaard gaan met duidelijke zichtbare lichamelijke verandering. die lichamelijke veranderingen zijn niet het gevolg van de emoties zoals we gewoonlijk denken maar juist de oorzaak van de emotie

22
Q

sociaal-constructivistische visie

A

de lichamelijke verschijnselen zijn slechts bijzaken. emoties zijn afhankelijk zijn van de sociale, culturele en historische omstandigheden waarin mensen verkeren

23
Q

jean briggs

A

ging naar de eskimos en zag dat ze niet boos werden ook hadden ze er geen woord voor

24
Q

cognitieve benadering van emoties

A

de manier waarop mensen de situatie waarin ze verkeren beoordelen speelt een belangerijke rol,

25
Q

martha nussbaum

A

emoties zijn intelligente reacties op dat wat we waardevol vinden. emoties zijn cognitief (voortkomend uit wat we weten) en evaluatief (voortkomend uit hoe we de situatie beoordelen)
-ten eerste gaan emoties altijd ergens over, ze hebben een object waarop ze gericht zijn
-ten tweede wordt het object op een bepaalde manier waargenomen, die waarneming is altijd selectie: sommige dingen vallen op andere niet
-ten derde spelen overtuigingen een rol
-tot slot zijn er waarden in het geding

26
Q

descartes over dieren

A

volgens hem hebben dieren alleen een lichaam

27
Q

aristoteles over dieren

A

een mens is een redelijk dier (animal rationale) mensen komen overeen met dieren omdat ze zich kunnen ontwikkelen, bewegen en voelen maar hun verstand maakt het moeilijk om daar ook over te oordelen. we hebben de intellectuele gave nodig om ondanks al onze gebreken toch te kunnen overleven

28
Q

Nietzsche over dieren

A

mensen beschikt als enige diersoort over rede

29
Q

helmuth plessner

A

het dier is centrisch en de mens is excentrisch doordat wij lichaam zijn en lichaam hebben kunnen wij ons verhouden tot ons lichaam. een dier valt met het lichaam samen en is daarom centrisch

30
Q

martin heidegger

A

dieren zijn niet bewust dat ze een eindig wezen zijn

31
Q

jean paul-sartre

A

de mens is tot vrijheid beoordeeld. bij de mens de existentie aan de essentie voorafgaat

32
Q

simone de beauvoir

A

je wordt niet als vrouw geboren je wordt vrouw gemaakt

33
Q

luce irigaray

A

zei spreekt van fallocentrisme: de taal is zo doordrenkt van de mannelijke supperioriteit dat de vrouw daarin buitengesloten blijft

34
Q

michel foucault

A

structuralisme

35
Q

jeremy bentham en john stuart mill

A

utilisme

36
Q

bentham

A

hedonistisch geluk bestaat uit ervaringen van genot

37
Q

mill

A

de kwaliteit van je ervaring is ook van belang

38
Q

immanuel kant

A

plichtenethiek

39
Q

utilisme

A

grootste geluk voor het grootste aantal

40
Q

plichtenethiek

A

de goede wil is het enige in de wereld wat zonder beperking als goed kan worden beoordeeld. het gaat om persoonlijke integriteit niet om de consequenties van je handelingen

41
Q

categorische imperatief

A

handel slechts volgens maximes waarvan je tegelijk kunt willen dat ze een algemene wet worden