Filo 1 Flashcards

1
Q

Antropomorfisme

A

Menselijke eigenschappen toekennen aan niet- menselijke wezens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Apathie

A

Vrij zijn van alle passies en affecten (ziel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Categorieen leer

A

1 categorieen =Predicaten
Aristoteles: logisch en ontogisch
Wezenlijke en niet wezenlijke eigenschappen bv vorm tegenover smaak
Groen zijn to boom zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dialectiek

A

Kritische vragen stellen om tot juiste meningen te komen

Kunst vh converseren , kennis verkrijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dualisme

A

Twee dingen betreffend, 2 onherleidbare principes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Jaar 1000

A

Start middeleeuws wijsgerig denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Scholastiek

A

Logisch-didactische aanpak, doctrinaire autoriteiten, steeds terugkerend systeem van begrippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Logica invloed

A

Zorgt voor verfijningen in de scholastiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Logica

A

Redeneerkunde maar ook taalanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Anselmus van canterbury

A

11e eeuw
Aartsbischop
Godsbewijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Godsbewijs van Anselmus

A

Wie god denkt, verbind god met existentie

Want als hij nietbestaat kun je hem ook niet denken

Tegenargument: het mooiste eiland

Het hoogstdenkbare (god) moet bestaan insluiten

God = perfect wezen… god bestaat als god bestaat

Thomas van aquino : kritiek = cirkelredenering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Universalieen kwestie

A

De mens, de boom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Abelard oplossing universalienkwestie

A

Soortnaam is afgerond geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Augustinus & wil

A

De wil is het beginsel van menselijke werkzaamheid. Zonde = tegen de wil van god ingaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Abelard & wil

A

Het gaat om de instemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Plato zijn

A

Het zijn is het volste Idee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Thomas van Aquino

A

Systematisch
God is eerste beweger

Late middeleeuwen
Ziel is sterfelijk
Zintuigen
Mensenrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Eros

A

Strevennaar het schone/ geluk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Esthetica

A

Leer vd zintuiglijke waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ethiek

A

Juist handelen/ moraalwetenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Filosofie

A

Kennis vh denken. Denken over het denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ontologie

A

Zijnsleer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wijsgerige antropologie

A

Filo vraag naar het wezen van de mens. Wat maakt de mens specifiek tot mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

A prior

A

Voorafgaand aan de zintuiglijke waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Archai

A

Begin / bron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Doxa

A

Algemeen geloof, algemeen aanvaardbare opvatting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Dualisme

A

2 dingen

Lichaam en ziel
Goed en kwaad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Episteme

A

Kennis of wetenschap, overtuiging

Tegenhanger van doxa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Idee

Wat is Idee

A

Onveranderbaar normen en vormen van de werkelijkheid in gods geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Ideeenleer plato

A

Plato

Essenties bestaan in transcedente wereld

Aanschouwenvan Ideeen is kennis opdoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Inductie

A

Heenleiden

Hoeft niet waar te zijn

Toekomst voorspellen vanuit eerdere ervaring

Socrates heeft waarschijnlijk een baard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Maieutiek

A

Vroedvrouw . Socrates

Al vragend inzichten opwekken

Kennis is al aanwezig , hoeft alleen maar ter wereld gebracht te worden . Socrates verleent hulp hierbij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Retoriek

A

Aantrekkelijk en overtuigend taalgebruik

Overtuigen van wil om het goede te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Sofisten

A

Rondreizende leraren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Transcedent

A

Overstijgend naar andere werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Bewijs uit het ongerijmde

A

Bewijs uit wiskunde . Oets kan waar zijn door het tegenovergestelde te bewijzen
Stelling is waar of onwaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Potentia

A

Vermogen kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Empirie

A

Ervaring

Kennis komt voort uit ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hupokeimenon

A

Ten grondslag liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Organon

A

Werktuig
Methode
Aristoteles
Uit de logica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Ousia

A

Plato

Zijn
Wezen
De Idee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Perapatetische school

A

Lyceumvan aristoteles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Premisse

A

Stelling in de logica

Premise+ premise = conclusie

Alle mensen zijn sterfelijk, socrates is een mens dus socrates is sterfelijk ( deductie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Syllogisme

A

Redenering

Geldige gevolgtrekking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Teleologie

A

Onderzoek naar het einddoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Retorica

A

Fraai en overtuigend taalgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Antropologie

A

Leer over aard vd mens

48
Q

Humanisme in renaissance

A

1Moet praktisch zijn . Voor alledag

2 Studie om mens tot beschaafd wezen te maken

49
Q

Petrarca

A

Mensen zijn door taal en verstand met elkaar verbonden- retoriek
3 deling van menselijke ziel: verstand herinnering en wil

50
Q

Apatheia

A

Apathie

51
Q

Ataraxia

A

Ideaal van zielsrust

Vrijheid van zorgen

52
Q

Emanatie

A

Opwellen uitstromen

Uit het goddelijke ( komt de wereld)

53
Q

Epicurisme

A

Onbekommerd genieten vh goede des levens

54
Q

Eschatologie

A

Leer vd laatste dingen

55
Q

Gnosis

A

Leerstellingen omtrent god die tot verlossing leiden

56
Q

Hermeneutisch

A

Uitleg

57
Q

Immanent

A

Transcedent

58
Q

Logos

A

Rede begrip

In stoa: perfecte kosmische orde

59
Q

Manicheisme

A

Religieuze stroming

Goed tegen kwaad. Geen god

60
Q

Sceptisisme

A

Onderzoeken, onthouden van oordeel

Ook wel pyrrhonisme

61
Q

Stoa

A

Praktische levenswijsheid en indiv ethiek

62
Q

Seneca

A

Niet laten leiden door emoties
Stoa
In harmonie met de natuur

63
Q

Plato

A

Ideeënleer
Staatsman
Onsterfelijke ziel
Lichaam als kerker vd ziel

64
Q

Aristoteles ziel

A

3
Planten
Dieren
Mensen

Onsterfelijk

65
Q

Metafysica

A

Onderzoekt de aard vd werkelijkheid

66
Q

Grot

A

Plato

Stadia om tot hoogste kennis te komen ( ontwikkeling )

Padaia = opvoeding

Dingen alleen kenbaar door het licht vd zon

Wereldziel
Lichaam als kerker vd ziel

67
Q

Aristoteles methode

A

Verschijnselen
Kosmos is ultieme werkelijkheid
Kennis door waarneming
1e onbewogen beweger

68
Q

Deductie

A

Van algemeen naar bijzonder

Wiskunde

Premise+premise= conclusie
Socrates is sterfelijk

69
Q

Aristoteles Zijn

A

Categorieën (10)

70
Q

Copernicaanse wending

A

Zon is middelpunt
Wiskunde
Experiment

71
Q

Onsterfelijkheid vd ziel 3 houdingen

A
  1. Wijsgerig bewijs:thomas v aquino
  2. Wijsgerig bewijs onmogelijk maar geloof hierin: scotus
  3. Oplossing in filo: aristoteles
71
Q

Zielbij avveroisten

A

Individuele ziel isniet onsterfelijk

Aristoteles: ziel is onsterfelijk

72
Q

Accident

A

Een toevallige niet wezenlijke eigenschap

Een hond zonder staart is nog steeds een hond

73
Q

Contigentie

A

Toevallige eigenschap

Thomas van aquino

Waar maar nietnoodzakelijk

Bv alle zwanen zijn zwart

Voorkomen

Dat wat ook anders had kunnen zijn

Tegenovergestelde is noodzakelijkheid

74
Q

Dialectiek

A

Kunst vh converseren

Techniek om kennis te verkrijgen

75
Q

Pantheisme

A

Alles is god of goddelijk

Natuur en god zijn 1

76
Q

Sematiek

A

Betekenis van taal

77
Q

Ens inquantum ens

A

Zijnde qua zijnde

78
Q

Esse

A

Zijn

79
Q

Essentie

A

Uitdrukking van het wezen. Niet meteen bestaansrecht

Wat maakt een hond tot hond

80
Q

Existentia

A

Concrete bestaan

81
Q

Formeel

A

Werkt bepalend

82
Q

Materieel

A

Wordt bepaald

83
Q

Radicale contingentie

A

Noodzakelijkheid

84
Q

Significatie

A

Eigenschap van een term

Betekenis

85
Q

Substantie

A

Kan op zichzelf bestaan zonder drager

86
Q

Zijnshierarchie

A

God is het hoigste zijnde

Thomas van Aquino

87
Q

Terministische logica

A

Logica van aristoteles

88
Q

Humanisme in moderne tijd

A

Strijd voor maatschappelijke waardes op grond vd menselijke natuur

89
Q

Nominalisme

A

Begrippen zijn slechts namen
Stroming
Kennistheoretisch
Individuele dingen zijn werkelijk ( de boom ipv boomheid )

90
Q

Res ipsa

A

Ding op zichzelf

91
Q

Tertium comparationis

A

3e deel vd vergelijking

92
Q

Topoi

A

Logische gemeenplaatsen
Aristoteles
Predicaten die aan alle onderwerpen gemeen zijn

93
Q

Verisimilitudo

A

Waarschijnlijkheid

Geen absolute waarheid

94
Q

Platos filo

A
  1. grot
  2. ideeen
  3. breuk met mythologie
  4. leren is herinneren
  5. Onbewogen beweger
  6. Onsterfelijke ziel
  7. Wereldziel
  8. Socratisch gesprek
  9. Mimesis
  10. Ingeboren herinneringen
95
Q

Aristo filo

A

1aarde als middelpunt

  1. Waarneming
  2. Breuk met plato dualisme
  3. Categeorieen
  4. Onbewogen beweger
  5. Sterfelijke ziel
  6. Dialectische methode
96
Q

Augustinus filo

A

1 mens kanniet op eigen kracht tot ware kennis komen

2. Openstellen voor god

97
Q

Axioma

A

Stelling die bewezen is

98
Q

Hylemorfisme

A

Vormverandering

Van eikel naar boom

Aristoteles

99
Q

Act

A

Aristoteles: aanduiding dat iets werkelijk is of zich verwerkelijkt heeft vanuit zijn mogelijkheid

100
Q

Augustinus

A

Neoplatonisme
Kwaad komt voort uit ongehoorzaamheid vd mens
God heeft hele geschiedenis nodig om zijn Staats gods te verwezenlijken
Lot

101
Q

Thomas van aquino 2

A

Aristoteles
Verstand
Bedtaansniveaus

102
Q

Dunamis

A

Aristoteles

Geschiktheid om iets te worden

103
Q

1e verwerkelijking van lichaam

A

Aristoteles
Ziel
Lichaam is in potentie levend . Heeft dus een vorm of verwerkelijking nodig om ook in act levend te worden.ziel is doeloorzaak van lichaam

104
Q

Anselmus hoogstdenkbare

A

Kan in verstand bestaan
Moet ook onafhankelijk bestaan ander is het niet het hoogst denk bare
Bewijs uit ongerijmde

105
Q

Anselmus geloofswaarheid

A

Inzicht volgt op geloof

Geloofswaarheden moeten geopenbaard worden

106
Q

Thomas

Kentheoretisch primast

A

Zonder het zijn is er geen kennis mogelijk

107
Q

Drogreden

A

Lijkt logisch maar klopt niet

Aristoteles

108
Q

Mythen voorfilosofisch waarom?

A

Verklaring voor het waarom van dingen . Verklaren en te weten . Mythe is niet kritisch.
Mythe is voorfilo omdat zij niet ter discussie stond

109
Q

Hylemorfisme van plato

A

Materie en vorm
Alle concrete dingen bestaan uit beiden
Kunnen niet van elkaar worden losgemaakt.

110
Q

Vegrippenparen air

A

Act en dunamis

Werkelijkheid en potentie

111
Q

Nominalisten

A

Universalia zijn begrippen die slechts in de geest bestaan. Kunnen niet werkelijk zijn

112
Q

Realisten

A

Begrippen bestaan onafhankelijk in de realiteit

113
Q

Existentie 2

A

Thomas

Concreet actueel bestaan

114
Q

Thomas zijnsanalogie

A

Betekenissen zijn niet precies hetzelfde , wel verbonden maar ook meerduidig

God is , teddybeer is