FDFranse taalkunde Flashcards
la sagesse
de wijsheid
les selles
de stoelgang
les décombres
het puin
un flocon
een sneeuwvlokje
un ver
een worm
une clôture
een omheining
la joaillerie
de juwelen
la vaisselle
het vaatwerk
la literie
het beddengoed
un accroutrement
de verkleedkledij
la canaille
het uitschot
un ustensile de ménage
het keukengerei
du blé
de tarwe
les groseilles
de rode besse
les vestiges
de overblijfselen
les oreillons
de mazelen
un vison
een nerts
l’oie
de gans
la girolle
een chantarel
le faisan
de fazant
le perdrix
de patrijs
le gréviste
de staker
l’ascension
het klimmen
la chaise longue
de ligstoel
la poignée de main
de handdruk
un oreiller
een kussen
être dans les fers
in de gevangenis zitten
un plomb
een loodje
une craie
een krijt
une négligence
de nalatigheid, verwaarlozing
une folie
een dwaasheid, gekte
une bonté
de goedheid
une lâcheté
een lafheid
une aversion
een afkeer
le chagrin
het verdriet, leed
les cisailles
de schaar
les tenailles
de tang
les culottes
het ondergoed
les lognons
de leesbril
les noces
de huwelijksnacht