Farmacologie Deel 2 Flashcards

1
Q

esterverbinding snel afgebroken tot PABA, lokale anesthetica
lage lipofiliteit => lage potentie
Vaak icm peniciline G (dit middel vertraagd de vrijstelling van peniciline => niet constant bijgeven)
EQ: mogelijk toxiciteit door grote variabiliteit in esterase activiteit

A

Procaine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Toep: anesthesie cornea (oftalmologie)

Esterverbinding, lokale anesthetica

A

Tetracaine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Infiltratieanesthesie, anti-arytmicum
amideverbinding, lokale anesthetica, meest gebruikt
Topicale toepassing => verdoving larynx

A

Lidocaine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geleidingsanesthesie
Amideverbinding, lokale anesthetica
Potenter dan lidocaine

A

Mepivacaine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Infiltratie, zenuwblokkade, intrapleuraal, klauwamputatie
Amideverbinding, lokale anesthetica
Meest potent en langwerkend
Geen IVRA (IV regionale anesthesie door hoge potentie => spreiding)

A

Bupivacaine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

1e keus anti epileptica (continu behandelen)

Activeren GABA gemedieerde kanalen (barbituraten)

A

Fenobarbital

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pro-drug van fenobarbital (metabolisatie lever)

A

Primidone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
Adjuncttherapie fenobarbital (dosis verminderen door potentialisatie) Indien effect niet goed maar plasma conc oké
Werking: Br- komt cel binnen => effect van Cl- in cel
A

Kaliumbromide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Behandeling idiopathische epilepsie

A

Imepitoine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

1ste keus status epilepticus

A

Diazepam
Midazolam (sneller+ langer werken)
(Benzodiazepines)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Triple Drip
TIVA anesthesia voor ingrepen <1u bij GHD
Guafenesine- spierrelaxatie
Ketamine- anesthesie
Xylazine-sedatie, analgesie, spierrelaxatie
Centraal werkende spierrelaxantia

A

GKX

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Centraal werkende spierrelaxantia

A

Benzodiazepines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
Centraal werkende spierrelaxantia
Indicatie spierspasmen (geen sedatie)
A

Tetrazepam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
Tricyclische antidepressiva (TCA) werking: inhibitie reuptake NA en serotonine
(niet samen met CYP450 inhibitoren)
A

Clomipramine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Selectieve serotonine reuptake inhibitoren

A

Fluoxetine

Paroxetine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

MAO-inhibitoren=> geen afbraak NT’s=>hogere dopamine en NA concentraties
Niet icm andere antidepressiva
Niet icm amitraz (anti-ectoparasiticum) die eveneens het MAO enzym inhibeert

A

Selegiline

17
Q

Opioïde analgetica voor wildlife

A

Carfentanyl

18
Q

Antagonist voor opioïde wildlife, langwerkend

A

Naltrexone

19
Q

Prototype opioide, volle agonist

A

Morfine

20
Q

Chronische pijnbestrijding (patches)
Inductie anesthesie/premedicatie KHD
Opioïd, volle agonist, pijnbestrijding

A

Fentanyl

21
Q

Post-operatieve pijnbestrijding (opioid)

humaan, KHD

A

Tramadol

22
Q

Post-operatieve pijnbestrijding (opioid)

KHD

A

Methadon

23
Q

Analgesie, sedatie, rechtstaande chirurgie EQ, koliek EQ
sedatie vaak icm alfa2 agonist
1 vd meest gebruikte analgetica en anesthesie adjuncttherapie
Partiele agonist mu R, full agonist Kappa receptor

A

Butorphanol

24
Q

Inhibitie SVS motiliteit en secretie, anti-diarree

immodium

A

Loperamide

25
Q

opioide antagonist van alle receptoren

A

Diprenorfine
Naloxone
Naltrexone

26
Q

Emeticum hond

A

Apomorfine

27
Q

Potentie opioide analgetica

A

Morfine

28
Q

Euthanasiemiddel: sterfte door respiratoire depressie

A

Pentobarbital

29
Q

Euthanasie

A

T-61

30
Q

Geen echte NSAID (niet anti-inflammatoir)=> centrale COX remming => anti-pyretisch en analgetisch
Niet geven aan kat: hepatotoxisch!
Niet selectieve COX inhibitor

A

Paracetamol

31
Q
Topicaal keratolyticum (te irriterend voor systemisch)
Niet-selectieve COX-inhibitor
A

Salicylzuur

32
Q

Acute en post-operatieve pijnbestrijding
Goede viscerale analgesie (koliek EQ)
Remmende werking endotoxins E. Coli (LPS)
Niet-selectieve COX-inhibitor

A

Flunixine meglumine

33
Q

1e keus antipyreticum kat

niet-selectieve COX-inhibitor

A

Tolfenaminezuur

34
Q

Niet-selectieve COX-inhibitor

Toxisch bij huisdieren

A

Ibuprofen

35
Q
Locomotorische aandoeningen (osteoarthritis) en (pre-) operatieve analgesie
Niet-Selectieve COX-inhibitor (vooral COX-2)
A

Carprofen

36
Q

EQ: osteoarthritis en musculoskeletale aandoeningen, enkel IV
niet aan voedselprod (beenmerg depressie mens)
Toxiciteit: renale papillaire necrose
NSAID

A

Fenylbutazone

37
Q

Osteoarthritis hond
Selectieve COX-inhibitor => hoog COX-2 selectief
(Robenacoxib: ook Fe, Mavacoxib: tragere secretie, veel sterkere binding (maar om de 2 weken toedienen))

A

Coxibs

38
Q

Behandeling van maagdarm ulcera (2de keus), erosieve gastritis, gastrooesophagale reflux)
Inhibitie maagzuursecretie
H2-antihistaminica
Inhibeert CP450 enzymen => vertraagde biotransformatie

A

Cimetidine

39
Q

Therapeutisch gebruik: oestrussynchronisatie, suboestrus, dracht, partusinductie (rund)
PGF2alfa (luteolytisch hormoon=> regressie door VC)

A

Dinoprost
Cloprostenol
Alfaprostol
Misoprostol