Factoranalyse Flashcards

1
Q

onderzoeksvraag factor analyse

A

Centraal staat de vraag of het mogelijk is een verzameling items te representeren door een kleiner aantal nieuw te construeren variabelen (datareductie).

Het algemene uitgangspunt hierbij is dat we proberen met een zo weinig als mogelijk aantal factoren zo veel als mogelijk variantie in de items te verklaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

toetsende factoranalyse

A

toetsende factoranalyse (ook wel ‘theorie gestuurd’ genoemd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

exploratieve factoranalyse

A

exploratieve factoranalyse (ook wel ‘data gestuurd’ genoemd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eigenwaarde

A

De eigenwaarde drukt uit hoeveel variantie de betreffende factor verklaart van alle bij de factoranalyse betrokken variabelen.

Als de eigenwaarde groter is dan 1, verklaart de factor meer variantie dan een afzonderlijk item uit de test.

Is de eigenwaarde kleiner dan 1, dan verklaart deze factor minder variantie dan elk van de gemeten items afzonderlijk. Factoren met een eigenwaarde kleiner dan 1 worden daarom als statistisch niet-relevant beschouwd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

knikcriterium

A

Gezocht wordt naar de overgang tussen het aantal factoren welke veel variantie verklaren en de factoren die daarna komen, die alle ongeveer evenveel variantie verklaren, maar duidelijk minder dan het eerste aantal factoren.

Om deze overgang te bepalen, wordt een screeplot gemaakt. In zo’n figuur staat voor elke mogelijke factor de hoogte van de eigenwaarde weergegeven. De eerste factor heeft de hoogste eigenwaarde en de laatste factor de laagste. Volgens het knikcriterium kies je voor het aantal factoren met een eigenwaarde die in de figuur voor of boven de eerste ‘knik’ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

factorladingen

A

De correlaties tussen een geobserveerde variabele en een factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de tabel ‘Pattern Matrix’ en de tabel ‘Factor Matrix’

A

De samenhangen tussen factoren en de geobserveerde variabelen worden weergegeven in een factorladingenmatrix of factormatrix. De ladingen kunnen we beschouwen als correlaties tussen een factor en een variabele.

In de tabel ‘Pattern Matrix’ staan de factorladingen van items na een factoranalyse met oblique rotatie.

In de tabel ‘Factor Matrix’ vind je de factorladingen van de items bij een niet-geroteerde factoranalyse.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kwalitatieve beoordeling van de factoroplossing a.d.h.v. Percentage (proportie) verklaarde variantie

A

Hoe minder factoren in het factormodel worden gekozen, hoe minder variantie in de variabelen verklaard wordt.Het percentage verklaarde variantie gebruiken we voor een kwalitatieve beoordeling van de factoroplossing.

Als het percentage verklaarde variantie rond de 30% ligt, beoordelen we de factoroplossing als matig.

Ligt het percentage verklaarde variantie rond de 50% dan beoordelen we de factoroplossing als goed.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Begripsvaliditeit

A

Komt de variabele zoals gemeten overeen met het construct zoals je het had bedoeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Confirmerende factoranalyse

A

Dimensionaliteit wordt beoordeeld. Er is 1 onderliggende factor die de items veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Explorerende factoranalyse

A

Doel is data reductie. Kun je een groot aantal variabelen reduceren tot kleiner aantal nieuw te construeren variabelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stappen factoranalyse

A
  1. Dataverzaleming/screening
  2. Keuze factormodel: -hoofdcomponentenanalyse PCA of -principalaxis factoring PAF
  3. Bepalen aantal factoren.
    - eigenwaarde >1 criterium
    - knikcriterium screeplot
  4. Interpreteren factor
    - orthogonale rotatie/ oblique rotatie
    - factorladingen>.4
  5. Beoordelen kwaliteit factoroplossing
    - proportie verklaarde variantie
    - correlatie tussen de factoren R²:
    - Zwak < .05
    - Matig < .15
    - Sterk < .30
    - Zeer sterk > .30
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij stap dataverzamelen en screenen krijg je een correlatie tabel. Wat is stap 1 op data te reduceren

A

Stap 1 diagonaal is er een streep die steeds 1.000 aangeeft. Kijk alleen naar de correlaties onder deze streep.

Stap 2. De correlatie moet groter zijn dan .3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Keuze factormodel

A

PCA = leent zich voor datareductie maar niet goed voor inhoudelijke interpretatie. Geen 1 factoranalyse want geen interesse in unieke variantie

PAC = bevestigen van theorie. Één factormodel hoor hierbij. Naast de invloed van de latente factor(begrip dat je onderzoekt) op de items is er ook aandacht voor overige unieke variantie die invloed heeft op een item.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bepalen aantal factoren

A

Adhv eigenwaarde en screeplot.

Factor 1 verklaard een zo groot mogelijk deel van de variantie

Factor 2 verklaart een zo groot mogelijk deel van de RESTvariantie

…. Factor 13 verklaart een zo groot mogelijk deel van de rest variantie

Eigenwaarde hoger dan 1 dan kun je data reduceren. Dat is goed. Is de eigenwaarde lager dan 1 dan is er geen reductie mogelijk.

Je gebruikt de screeplot omdat er soms meerdere variabelen zijn met een eigenwaarde net boven de 1. Je wil zo min mogelijk variabelen dus welke neem je dan mee??? Daarom visualiseer je het. KIES VOOR DE EIGENWAARDE BOVEN DE KNIK.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Interpreteren van de factoren.

A

Orthogonale rotatie/oblique rotatie en factoladingen.

Pattern Matrix:
hier staan de factorladingen. ABSOLUTE FACTORLADINGEN GROTER DAN .40 PASSEN BIJ DIE FACTOR.

17
Q

Roteren.

A

VOOR PCA EN PAF

Kan de interpretatie van de factoren makkelijker maken. Er zijn 2 soorten.

Orthogonale rotatie: er zijn geen correlaties tussen de factoren mogelijk. Voorkomt multicollineariteit

Oblique rotatie: er mag correlatie zijn tussen de factoren. vragen hangen iets meer samen met de factoren.

18
Q

Kwaliteit factor oplossing beoordelen adhv component correlation matrix
Component. 1. 2
1. 1,000. .474
2. .474. 1,000.

A

Criteria
Zwak: R^2 <.05
Matig: .05<R^2 <.15
Sterk: .15<R^2 <.30
Zeer sterk: R^2>.30

19
Q

Proportie verklaarde variantie

A

Initial values total: aantal items

20
Q

kiezen voor PAF of PCA???

A

Dimensionaliteit (meet het instrument achterliggende concepten?)
Principal Axis Factoring (PAF), geeft wel unieke variantie

Data reductie (met zo min mogelijk factoren zo veel mogelijk items/variabelen verklaren)
Hoofdcomponentenanalyse/
Principal Components Analysis (PCA), geeft geen unieke variantie