F1 Conjuncturele verschijnselen Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen collectieve vraag en geaggregeerde vraag?

A

Collectieve vraag is voor één product, de geaggregeerde vraag geldt voor alle producten en diensten in een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat het geaggregeerde aanbod?

A

Het aanbod van alle producenten in een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarvoor wordt de verkeersvergelijking van Fischer gebruikt?

A

Om de invloed van geld in de economie (M) te bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de verkeersvergelijking van Fischer

A

M x V = P x T (Hij wordt ook geschreven als M x V = P x Y )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke twee letters geven de geldstroom weer in de verkeersvergelijking van Fisher?

A

M x V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke twee letters geven de goederenstroom weer?

A

P x T (of dus P x Y)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent monetaire expansie?

A

Dat is beleid van de centrale bank dat leidt tot een toename van de maatschappelijke geldhoeveelheid (M)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het effect van monetaire expansie op korte termijn volgens Fischer?

A

Op korte termijn liggen prijzen vast vanwege prijsrigiditeit. Een stijging van M moet bij een gelijkblijvende V dus zorgen dat T (het aantal transacties) gaat stijgen. Het aantal transacties neemt toe dus de productie moet ook toenemen. Dat is weer goed voor werkgelegenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het effect van monetaire expansie op lange termijn volgens Fischer?

A

Op lange termijn liggen prijzen niet vast, maar de productiecapaciteit min of meer wel. Daardoor zal T niet kunnen stijgen. Een toename van de maatschappelijke geldhoeveelheid leidt dus tot een stijging van de prijzen (= inflatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe noemen we de stijging van het algemeen prijspeil?

A

Inflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe noemen we het als het algemene prijspeil daalt?

A

Deflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is een klein beetje inflatie wenselijk?

A

Inflatie is goed voor economische groei omdat het de bestedingen stimuleert. Dat komt door: 1. Het zorgt ervoor dat producten een klein beetje duurder worden, waardoor wachten met kopen minder aantrekkelijk wordt. Mensen blijven dus besteden. 2 Door inflatie wordt je spaargeld minder waard. Daardoor wordt sparen minder aantrekkelijk en uitgeven juist aantrekkelijker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is deflatie niet wenselijk?

A

Deflatie is het tegenovergestelde van inflatie. Als mensen zien dat prijzen dalen, zullen ze de wachten met aankopen. Dat betekent dus minder bestedingen. Daarnaast stijgt de koopkracht van je spaargeld door deflatie. Mensen zullen dus meer gaan sparen en minder uitgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent het als prijzen star of rigide zijn?

A

Dat prijzen op korte termijn niet veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem twee oorzaken waarom prijzen op korte termijn rigide of star zijn.

A
  1. Prijzen zijn al gecommuniceerd naar potentiële klanten. 2. Prijzen kunnen niet dalen omdat de prijzen zijn afgesproken in langdurige contracten (dit zie je vooral veel bij agrarische producten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom zijn prijzen op lange termijn wel flexibel?

A

Op lange termijn kunnen de prijzen zich aanpassen aan de vraag doordat de contracten dan opnieuw onderhandeld moeten worden en bedrijven ook nieuwe prijzen kunnen communiceren naar hun klanten.

17
Q

Wat is loonstarheid?

A

Loonstarheid betekent dat lonen zich op korte termijn niet aanpassen.

18
Q

Waarom zijn lonen op korte termijn star?

A

De hoogte van de lonen is vaak bepaald in een CAO. Het loon kan zich dus niet naar beneden aanpassen bij een teruglopende vraag naar arbeid. Ook het minimumloon zorgt ervoor dat lonen niet onder dat niveau kunnen komen als de vraag naar arbeid terugloopt.

19
Q

Loonstarheid zorgt in een laagconjunctuur voor meer werkloosheid dan wanneer de lonen flexibel zijn. Leg dit uit.

A

Door loonstarheid kunnen lonen zich niet naar beneden aanpassen. Normaal zou de wet van vraag & aanbod dicteren dat een teruglopende vraag automatisch wordt opgelost door een lagere prijs, in dit geval een lager loon. Omdat de lonen echter vastliggen zal er een aanbodoverschot zijn op de arbeidsmarkt. Deze mensen zijn werkloos.

20
Q

Wat is het verschil tussen vrijwillige en onvrijwillige werkloosheid?

A

Vrijwillige werkloosheid is wanner je vrijwillig ontslag hebt genomen, maar wel opzoek bent naar een nieuwe baan (let op, je bent pas werkloos als je geen baan hebt, maar wel wil werken. Iemand die bewust kiest om niet te werken, is niet werkloos). Onvrijwillig werkloos is dat je ontslagen wordt zonder dat dit jouw keuze was.

21
Q

Leg uit dat door hoge werkloosheid het overheidstekort kan oplopen. Betrek zowel de overheidsontvangsten als -uitgaven in je antwoord.

A

Als er veel werkloosheid zullen de overheidsontvangsten afnemen en de uitgaven toenemen. De overheidsontvangen nemen af omdat de overheid minder inkomstenbelasting ontvangt als er meer werklozen zijn. De overheidsuitgaven stijgen omdat er meer werkloosheidsuitkeringen moeten worden uitgegeven.

22
Q

Wat is het verschil tussen een welvaartsvaste en waardevaste uitkering?

A

Welvaartsvast stijgt mee met het BBP, waardevaste uitkeringen stijgen mee met de inflatie. Bij een waardevaste uitkering is de koopkracht dus altijd gelijk.

23
Q

Op welke markt komt de wisselkoers van een munt tot stand?

A

valutamarkt

24
Q

Geef 4 redenen waarom er vraag naar een valuta ontstaat

A
  1. Export - wanneer een land producten exporteert wil het betaald worden in zijn eigen munt. Deze zal dus gekocht moeten worden op de valuta markt => vraag. 2. Buitenlandse beleggers willen beleggen in een bepaald land. Zij zullen deze valuta moeten kopen om de belegging te kunnen doen => vraag. 3. De concurrentiepositie van een land verbetert (door gestegen productiviteit en lagere prijzen). Hierdoor zijn de producten in dat land meer gewild en zal de export stijgen. 4. Het investeringsklimaat beter wordt. Buitenlandse investeerders / bedrijven zullen dan eerder nieuwe fabrieken en kantoren openenen in dat land en daarvoor hebben ze ook de valuta van dat land nodig.
25
Q

Geef 2 redenen waarom er aanbod van een valuta ontstaat

A
  1. Import - wanneer een land importeert zal het zijn eigen valuta aanbieden. 2. Er meer euro’s in omloop komen (denk aan Fisher, M)
26
Q

“Kies en vul aan:
Door Europese export neemt de vraag / het aanbod van euro’s op de valutamarkt toe, omdat…de koers van de euro zal stijgen/dalen.”

A

Door Europese export neemt de vraag naar euro’s op de valutamarkt toe, omdat buitenlandse bedrijven moeten betalen in euro’s als ze europese producten willen kopen. De koers van de euro zal stijgen.

27
Q

Door Europese import neemt de vraag / het aanbod van euro’s op de valutamarkt toe, omdat…………… De koers van de euro zal stijgen/dalen.

A

Door Europese import neemt het aanbod van euro’s op de valutamarkt toe, omdat europese bedrijven buitenlandse valuta nodig hebben om de buitenlandse producten te kopen. Om die buitenlandse valuta te krijgen, bieden ze de euro aan. De koers van de euro zal dalen.

28
Q

Leidt een dalende wisselkoers van de € tot meer import of meer export van de EU? Leg uit.

A

Een dalende wisselkoers van de € betekent dat Europese producten goedkoper zijn voor het buitenland. De export vanuit de eurozone zal stijgen.

29
Q

Leg uit dat een dalende wisselkoers kan leiden tot binnenlandse inflatie

A

Een dalende wisselkoers van bijvoorbeeld de € zorgt ervoor dat europese bedrijven meer euro’s moeten betalen om buitenlandse producten te importeren. Die hogere kosten kunnen worden doorberekend in de prijzen, waardoor die stijgen.

30
Q

Leg uit dat flexibele wisselkoersen de betalingsbalans in evenwicht brengen

A

Flexibele wisselkoersen zijn wisselkoersen die d.m.v. vraag & aanbod in evenwicht komen. Wanneer er bijvoorbeeld een tekort is de op de betalingsbalans van de EU, komt dit omdat er meer import dan export is geweest. Oftewel, het aanbod (bij import) is hoger dan de vraag (door export) naar euro’s. Daardoor daalt de koers van de €. Het gevolg daarvan is dat de producten in de eurozone weer goedkoper worden voor het buitenland. De export zal stijgen. Tegelijkertijd worden door de daling van wisselkoers van € producten buiten de EU duurder voor bedrijven binnen de Eu. De import zal dalen. Doordat de export stijgt en de import daalt kan de betalingsbalans weer wat meer in evenwicht komen.