extra woorden Flashcards
1
Q
to persue
A
streven naar, achtervolgen
2
Q
to thrive
A
gedijen
3
Q
to skyrocket
A
zeer sterk stijgen
4
Q
to plummet
A
zeer sterk dalen
5
Q
to address
A
aanhalen
6
Q
to be on the dole
A
op de dop staan
7
Q
a labourer
A
een arbeider
8
Q
a civel servant, a public officer
A
een ambtenaar
9
Q
GDP
A
BBP
10
Q
a currency
A
een geldeenheid
11
Q
to sack, to axe (informal)
A
ontslaan
12
Q
to dismiss, to discharge (formal)
A
ontslaan
13
Q
to lay off
A
technische werkloosheid door te weinig werk
14
Q
a redunancy
A
een overtolligheid
15
Q
a lorry driver
A
een vrachtwagenchauffeur
16
Q
a lorry
A
een vrachtwagen