Extra Flashcards

1
Q

Recht van initiatief

A

Mogen komen met wetsvoorstellen (alleen de Europese commissie beschikt hierover)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Europese commissie

A

Dagelijks bestuur
En heeft het recht van initiatief
Wordt gekozen door Europees parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bestuur van de EU bestaat uit:

A
  • Europees parlement
  • Europese raad
  • Europese commissie
  • raad van ministers
  • hof van justitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Europees parlement

A

Volksvertegenwoordiging
Wij (burgers) kiezen het Europees parlement
Ze hebben geen recht van initiatief
Kiezen de Europese commissie en controleren de Europese commissie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Raad van ministers

A

Ministers van elk land die over het onderwerp gaan, bijv. Gaat de vergadering over landbouw dan komt de minister van landbouw van elk land naar de vergadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Europese raad

A

Regeringsleiders en staatshoofden

voor Nederland zou dat dus Mark rutte zijn, de minister-president

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hof van justitie

A

Een rechter uit elk land van de Europese unie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

College van B&W

A

Burgemeester & Wethouders

Wordt niet op gestemd door het volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wethouders

A

Ministers op landelijk niveau

Eigen onderwerp waarmee deze zich bezighoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Burgemeester

A

Voorzitter van college can b&w en voorzitter van gemeente raad
Voor 5 jaar gekozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gemeente raad

A

We stemmen voor de gemeenteraad
Controleren het B&W
Per politieke partij in de gemeente raad
Je stemt dus voor een persoon in een politieke partij met hun standpunten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Regering (bestuur Nederland)

A

Ministers + koning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kabinet

A

Ministers + staatssecratarissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tweede kamer

A

Hier voor stemmen wij voor
Wetsvoorstel goed of afkeuren
Hebben recht van initiatief
Controleerd het dagelijks bestuur( de regering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Parlement

A

Staten-generaal

1e (75 leden) en 2e kamer(150 leden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Eerste kamer (senaat)

A

1 x per 4 jaar stemt het volk op de provinciale staten
Mensen die in die provinciale staten zitten kiezen de mensen die in de eerste kamer komen
Kunnen een wetsvoorstel goed of afkeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Provinciale staten

A

1x in de 4 jaar voor stemmen door het volk
Kiezen welke mensen er in de gedeputeerde staten komen
Controleren of de gedeputeerde staten hun werk goed doen
Stemmen over wetsvoorstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

College van gedeputeerde staten

A

= het dagelijkse bestuur

Houden zich bezig met 1 onderwerp van de provincie

19
Q

Commesaris van de koning (CvK)

A

Voorzitter van: provinciale staten en gedeputeerde staten

20
Q

Kabinetsformatie doel

A

Een gemeenschappelijk beleid

En willen de meerderheid in de tweede kamer(75+1)

21
Q

kabinetsformatie stappen

A
  1. Informateur wordt gekozen door 2de kamer
  2. Informateur kijkt welke partijen willen samenwerken
  3. Coalitie wordt gevormd
  4. Formateur wordt benoemd door 2de kamer
  5. Coalitie maken regeerakkoord en ministers en staatssecratarissen worden benoemd
  6. Say cheese:) (de foto met het nieuw kabinet)
22
Q

Informateur

A

Iemand die de mogelijkheid onderzoekt voor de vorming van een kabinet

23
Q

Coalitie

A

Een samenwerkingsverband van 2 of meer partijen(meer dan 76 zetels)

24
Q

Oppositie

A

Overige partijen in de tweede kamer die niet in de regering zitten

25
Q

Formateur

A

Iemand die een regeer akkoord op laat stellen en ministers + staatssecratarissen zoekt

26
Q

Compromis

A

Overeenkomst tussen twee mensen waarbij ieder iets toegeeft

27
Q

Minister

A

Houd zich bezig met een deel van onze samenleving

28
Q

Waarden

A

Opvattingen binnen een samenleving of groep over wat goed en juist is en daarom moet worden nagestreefd

29
Q

Staat

A

Een omgrensd grondgebied waarop mensen wonen en waarbinnen het hoogste gezag geld

30
Q

Normen

A

Opvattingen over hoe je je op grond van bepaalde waarden behoort te gedragen

31
Q

Souvereiniteit

A

Hoogste gezag dat in democratische staten door de overheid namens het volk wordt uitgeoefend

32
Q

Belangen

A

Opvattingen over wat in het voordeel is van een individu of groep en daarom moet worden nagestreefd

33
Q

Overheid

A

Instantie die het hoogste macht heeft

34
Q

Geweldsmonopolie

A

Alleenrecht van de overheid op het legitiem gebruik van geweld

35
Q

Rechterlijke macht

A

De instantie die is belast met de rechtspraak

36
Q

Macht

A

Vermogen om invloed uit te oefenen

37
Q

Referendum

A

Volksstemming

38
Q

Gezag

A

Legitieme macht, macht die door andere erkend en aanvaart wordt

39
Q

Politiek

A

Het beleid van de overheid, inclusief het tot stand komen en het effect ervan

40
Q

Macht bases

A

Factoren waar macht op gebaseerd is

41
Q

Invloed

A

Het effect dat optreedt als iemand zijn macht gebruikt

42
Q

Actoren

A

Individuen of groepen die invloed proberen uit te oefenen op het politieke besluitvormingsproces

43
Q

Gedecentraliseerde eenheidsstaat

A

Staat waarbinnen landelijke overheid bepaalde bevoegdheden aan lagere organen overgeeft