Examenvragen: Vroege Kerk Flashcards

1
Q

Wat is het belang van de ‘regula fidei’ in de ontwikkelingen van de vroegchristelijke kerk?

A

‘Regula Fidei’ (geloofsbelijdenis) is het principe dat je je beroept op de apostolische traditie om de waarheid van je geloof en leer te ondersteunen. Irenaeus deed dit als eerste, hij formuleerde met behulp van deze regel ook een proto-geloofsbelijdenis. De belangrijkste functie van de Regula is de eenheid bewaren doordat alle leer die niet gefundeerd is in de leer van de apostelen kan worden verworpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit wat het begrip ‘gnostiek’ betekent en wat kenmerkend is voor het gnosticisme.

A

Gnostiek is de benaming voor het idee dat geldt in de stromingen van het gnosticisme: ‘De menselijke ziel kan verlicht en gered worden door geheime kennis te verkrijgen.’ Het gnosticisme is geen één stroming, het is een veelheid aan stromingen. Een aantal dingen gaan op over gnosticisme als geheel. 3 kenmerken:

  • dualisme
  • kennis/gnosis redt
  • gelaagdheid in de gemeenschap: Pneumatici > Psychici > Hylici
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef een schets van de groep auteurs/werken die met Apostolische Vaders worden aangeduid.

A
Deze Apostolische Vaders waren geschreven in de eerste eeuw na Chr. 
eerste apologeet = Athenagoras
- herder van Hermas
- brief van Barnabas
- brief aan Diognetus
- fragmenten van Papias
- brief van Polycarpus
- apologie van quadratus
- 7 brieven van Ignatius van Antiochië
- 1 Clemens
- 2 Clemens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef een korte schets van het leven en werk van Irenaeus en ga in het bijzonder in op het idee van recapitulatie in zijn theologie.

A

Irenaeus was bisschop in Lyon, maar hij was geboren in klein-Azië rond het jaar 130. In Lyon werd hij geconfronteerd met gnostici en volgelingen van Marcion. Zijn bekendste werk was adversus haereses (tegen de ketterijen), deze bestaat uit vijf boeken.
- Eerste boek: een uitgebreide schets van de leer van de ketters,
- Tweede boek: weerlegging van overtuigingen van de ketterijen te met redelijke argumenten.
- Derde boek: met de woorden van de apostelen,
- Vierde boek: met de woorden van Jezus
- Vijfde boek: een schets van de christelijke toekomstverwachting.
Irenaeus wist dat zijn tegenstanders, de ketters, zich ook op de Bijbel beriepen. Daarom dat er regels moesten komen aan de hand waarvan de Bijbel moest worden uitgelegd. De belangrijkste regel = geloofsregel: hield in dat God als Schepper Zijn zoon Jezus in het vlees heeft gezonden om de mensen uit hun sterfelijkheid en zonde te bevrijden. Jezus is uit de dood opgestaan en vervolgens naar de hemel gevaren, van waar hij zal weerkomen om de doden te doen opstaan
Dit laatste staat bekend om de recapitulatie/anakephalosis namelijk dat de verlossing inhoudt dat de aarde weer tot de paradijselijke staat zal worden verheven, zoals het geschapen was. De mens zal nog hoger dan Adam worden verheven, omdat Adam nog een onmondig kind was dat moest groeien, en daardoor kwetsbaar was voor de verleiding van zonde. Aan het einde zal heel de schepping weer worden vernieuwd. Dit is dus ook duidelijk tegen de gnostici en de volgelingen van Marcion, omdat Irenaeus zegt dat er maar één Schepper is, die ook de Herschepper is, dat de schepping fundamenteel goed is, daarmee ook het lichamelijke (de opstanding van het vlees). Ireneaus ziet de hele Bijbel als het Woord van God, met daarbij de nadruk op de ontwikkeling van de heilsgeschiedenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef een schets van de tweede eeuwse apologeten en ga in het bijzonder in op hun Logos-christologie.

A
  • Aristides van Athene (gestorven in 138), is vooral bekend geworden door zijn apologie tegen keizer Hadrianus.
  • Justinus de Martelaar (ca. 100-ca. 165) heeft drie bekende apologieën geschreven, de eerste was tegen het Judaïsme (de dialoog met de Jood Trypho) en de andere twee waren tegen Romeinse keizers. (ca. 155 en ca.161) De eerste apologie was aan keizer Antonius Pius en de tweede apologie was tegen keizer Marcus Aurelius.
  • Tatianus was ook een apologeet, hij heeft de oratie tegen de Grieken geschreven (ca.175)
  • Theophilus van Anthiochië
  • Athenagoras van Athene.

De logos-Christologie komt van het idee van de logos van het Johannes evangelie (Johannes 1). Er wordt uitgegaan van de logos spermatikos, de uitzaaiende logos. Uit Spreuken 8:22 wordt het idee gehaald dat de logos de wijsheid was die al bij God was voor de schepping. De logos-christologie is de ondersteuning van de claim dat het Christendom het geloof is in Degene die zowel de glorie van Israël als het licht voor de heidenen is. Het is de overbrugging van de kloof tussen God en de wereld en tevens een antwoord op de kritiek van de heidenen dat het object van de christelijke eredienst een mens was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Poorthuis schrijft: “De betekenis van Marcion is nauwelijks te overschatten.” Geef verdere duiding aan deze uitspraak.

A

Marcion sticht in de tweede eeuw een eigen kerk. Eeuwen later wordt hij nog bestreden, zelfs door islamitische auteurs. Het is zelfs discutabel of zijn geest ooit wel echt overwonnen is. Zijn uitgangspunt dat in het Oude Testament een andere god ter sprake is dan Jezus Christus kan nog in vele preken gehoord worden. Zijn ‘reiniging’ van het Nieuwe Testament kan best als reactie de consolidatie van de canonvorming van het Nieuwe Testament opgeroepen hebben.

Filosofen en politieke theologen tot op heden door Marcion gefascineerd:

  • Marxist Ernst Bloch schildert Marcion af als revolutionair toekomstdenker, omdat God bij hem nooit metafysisch fundament van de status quo kan worden.
  • Joods politiek theoloog Jacob Taubes wijst erop dat bij Marcion de machten van deze wereld, metafysisch dan wel politiek, vijand zijn van de onbekende Verlosser-God.
  • Adolf von Harnack schreef dat het begrijpelijk is dat de Vroege Kerk Marcion fel heeft bestreden. Hij voegde eraan toe dat het handhaven van het Oude Testament tot in zijn tijd (jaren 20 vorige eeuw) het gevolg was van religieuze en kerkelijke verlamming. In von Harnacks context konden deze woorden verklaard worden, maar ze zouden al snel gebruikt als anti-joods. Zo zou in 1939 een instituut opgericht worden om de joodse invloed op het Duitse kerkelijk leven te onderzoeken, met het uiteindelijke doel deze te elimineren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef een korte schets van de vervolgingen in de vroege kerk en de reactie van de kerk daarop.

A

In 64 na Christus is er een verschrikkelijke brand in Rome. Keizer Nero geeft de christenen de schuld van deze brand en begint hen te vervolgen. Er is niet veel bekend over deze eerste vervolging. We weten niet precies waarom hij christenen koos, maar waarschijnlijk werden zij gezien als een ondermijnende organisatie. Het is onbekend of er een wet kwam, het kan ook zijn dat Nero het niet per se verbood, maar het een excuus vond voor de vervolging. Onbekend is hoeveel christenen stierven, al kan het niet veel zijn geweest, gewoonweg omdat er toen nog niet veel christenen waren. Petrus en Paulus stierven waarschijnlijk in deze vervolging. De keizers na Nero vervolgden waarschijnlijk wel, maar het is niet bekend in welke mate en hoe grootschalig (wijdverbreid). Dit verschilde ook van keizer tot keizer, vele boeide het niet zo. De ergste vervolgingen echter kwamen onder keizer Decius, Valerianus en Galerius.
In deze periode werden waarschijnlijk ook de eerste christelijke symbolen geboren, om in het geheim te kunnen communiceren. Daarbij verspreidde het Christendom zich in deze periode door het Romeinse Rijk. Door de vervolging stonden er apologeten op zoals Justinus de Martelaar die hun geloof verdedigden, om bijvoorbeeld te voorkomen dat de autoriteiten hen vervolgden vanwege hun geloof. De vervolgingen bleken uiteindelijk contraproductief. Op allerlei manieren werden martelaren geëerd en gevierd en werd er naar hen opgekeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg kort uit wat de monarchianen leerden, en geef daarbij ook antwoord op de volgende vragen: In welke twee richtingen gingen de monarchianen uiteen? Wat is het verschil tussen deze beide richtingen? Wat is de overeenkomst?

A
  • Aanhangers van een radicale vorm van het monotheïsme met het geloof in de absolute eenheid en ondeelbaarheid van God, dus een wezen en een persoon, tegenover de triniteitsleer. Monarchianen wilden vermoedelijke voorkomen dat Christenen vervielen in tritheïsme.
  • Monarchianen werden verdeeld in de groepen van het modalisme en adoptionisme.
    -Modalistisch monarchianen [begonnen einde 2e eeuw en derde eeuw] geloven dat de Vader, Zoon en Heilige Geest verschijningsvormen (modi) van God waren. God manifesteerde zich als de Vader in de OT-periode, als Zoon in de redding tijdens Jezus’ leven en als de Heilige Geest in de periode van de kerk. Sabbelius populariseerde deze theologie in de derde eeuw, welke hij Noetus en Praxeas overgenomen had.
    In de vierde eeuw werd deze theologie als ketters beschouwt.
  • Adoptianistische monarchianen [begonnen einde 2e eeuw] geloven de wonderbaarlijke geboorte van Jezus, maar gelooft niet dat hij een verschijningsvorm van God was, maar dat hij een mens was met de autoriteit en kunde gegeven door de Vader, en tijdens zijn doop geadopteerd werd door de Vader God als Zoon. De Zoon bestaat dus in tegenwoordigheid van de Vader, alhoewel niet in goddelijkheid, terwijl dit bij modalisme wel het geval is. Paulus van Samosata pleitte voor dit begrijpen van de triniteit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef een korte schets van Origenes als voorloper op het trinitarische debat van de 4e eeuw

A

Origenes heeft een sterk hiërarchische triniteit. De Vader staat boven alle wezens die bestaan. De Zoon (Wijsheid/Logos) is een eeuwige generatie uit de Vader, maar staat wel aan de kant van de Schepper, en niet als schepsel. De Heilige Geest is op haar beurt voortvloeiend uit de zoon. Er wordt wel gedacht dat Origenes sterk beïnvloed was door het Middel Platonisme.
Deze hiërarchie, en de goddelijkheid en eeuwigheid van de zoon heeft het fundament gelegd voor de triniteitsleer van Athanasius van Alexandrië in de vierde eeuw, en de erkenning hiervan, tegenover Arius die Christus beschrijft als hoogste schepsel, aan tijd gebonden.
“Duidelijker is nog dat Origenes de Zoon in beginsel aan de kant van de Schepper plaatst, en dat hij met de introductie van de denkfiguur van de eeuwige generatie van de Zoon uit de Vader een bouwsteen heeft neergelegd die een eeuw later dienst kon doen bij de formulering van het dogma van de Drie-eenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Behandel het concilie en de geloofsbelijdenis van Nicaea (325)

A

Door Arius laaide de discussie rondom de triniteit en de verhouding tussen de Vader, Zoon en Heilige Geest op. Nadat de synode in Alexandrië geen oplossing gaf, bracht Constantijn in 325 bisschoppen uit het oosten en het westen bij elkaar op het Concilie van Nicea. Er waren drie groepen aanwezig:
- Arianen
- Radicale anti-Arianen (olv Alexander en Athanasius)
- Oosterse theologen
Uit een bestaande bron en toevoegingen ontstond de geloofsbelijdenis van Nicea. Daarop volgt de veroordeling van hen die onder meer zeggen: ‘Er was ooit een (tijd) dat hij - de Zoon van God - niet was. Deze dingen werden verder besproken op het concilie van Nicea:
- discussie over homo-ousios (één in wezen met de Vader) en wat ze daarmee eigenlijk zeggen
- centraliseren van de verlossingsleer
Nasleep van Nicea:
1) Achterdocht mbt term homousios
2) versplintering van het rijk: Oost = Ariaans, West = Niceaans
3) Arianisme werd geproclameerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarin verschillen de theologische posities van Arius en Athanasius?

A

Arius:
- Jezus kan geen God zijn, want hij is door God gemaakt.
- Mens staat centraal: door ascese en zuivering moet je tot God komen
- God is absoluut verheven, eeuwig en onveranderlijk
- de Zoon is er niet altijd geweest, maar was de eerste en voornaamste schepsel en was bemiddelaar tussen God en wat God nog zou schapen. Toch kan hij wel God genoemd worden
- Heilige geest is geschapen
- Jezus kon enkel over God spreken, maar Hem niet kennen.
Athanasius:
- Jezus is verwekt in plaats van geschapen, en kon God zijn
- God maakt de immanente en transcendente beweging naar de mens. Enkel dan is er verlossing.
-Godheid Zoon is identiek aan Godheid Vader
-Jezus kon de mens redden omdat hij God was.
-tegenargument op Jezus’ tijdsgebondenheid: Als Jezus al voor de wereld er was, was hij er dus ook voor de tijd, sinds God de tijd schiep. Als Jezus er voor de tijd was, dan is er een tijd geweest dat God geen vader was, en dat kan niet want God is onveranderlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In hoeverre heeft het concilie van Nicaea (325) de trinitarische controverse kunnen afhandelen?

A

Leer van Arius was zo radicaal mogelijk afgewezen op concilie van Nicea. Strikt monotheïsme zonder 3-eenheid werd dus afgewezen. Goddelijke natuur Zoon wordt uitdrukkelijk beleden. Het is niet zeker of het kernwoord van Nicea door allen op dezelfde wijze geïnterpreteerd werd. Gelijk wezen of één van wezen? In context van Ariaanse strijd lijkt eerste verklaring het beste. Er zou nog een leergeschil binnen de kerk nodig zijn om iets over de heilige Geest uit te spreken. Pas in Constantinopel kwam het tot een afsluitende formulering van de leer van God

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandel de belangrijkste ontwikkelingen rond het eerste concilie van Constantinopel.

A

Na een lange tijd van Arianus-gezinde keizers in het Oosten, riep Theodosius in 381 het concilie van Constantinopel bijeen. Dat concilie besloot Nicaea te volgen, waarmee alle andere concilies sinds Nicaea werden overruled. Een hernieuwde versie van het credo van Nicaea werd geschreven. Na dit concilie zou het Arianisme langzaamaan verdwijnen uit het rijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wie waren de Cappadocische vaders en wat was hun bijdrage met betrekking tot de leer over de Drieëenheid?

A

Kerkvader Gergorius van Nyssa (335-395) vormt samen met zijn broer Basilius de Grote (330-379) en hun vriend Gregorius van Nazianzen (330-390) het gezelschap van de drie Cappadocische kerkvaders. De broers hadden een bijzonder geestelijke familie.
Gregorius van Nyssa droeg bij aan de triniteitstheologie, verdedigde de volle godheid van de Zoon en de Heilige Geest, en speelde een opvallende rol in het Tweede Oecumenische Concilie van Constantinopel (381), waar de geloofsbeleidenis van Nicea (325) werd uitgebreid. Het concilie is overigens ‘sterk beïnvloed door de Cappadocische Vaders’. Hij confronteerde de Griekse filosofie met de Christelijke filosofie, waarin door Gods eeuwige transcendentie de menselijke volmaaktheid bestaat in een zich steeds verdiepende en nooit eindigende groei (groei is dus mogelijk, niet de onbeweeglijkheid van Plato) van deugd en liefde tot God en de medemens. God is en blijft onvatbaar, oneindig en onbegrijpelijk voor de mens. Dat maakt hem tot een van de eerste en belangrijkste apofatische theologen: we weten van God met name wie Hij niet is, niet wie Hij wel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behandel de theologie van Efrem de Syriër in zijn historische context.

A

Efraïm de Syrier (306-373); was heel zijn leven diaken en is auteur van een aantal Bijbelcommentaren en met name veel litrugische teksten (met name madrasche: in westerse term iets als ‘hymne’ of ‘leerdicht’ -> doel madrasha is zingend te leren). Efraim is met name belangrijk voor de Oosterse kerk geweest, hij is dan ook lang onbekend geweest in de westerse kerk. Niet alleen schreef hij in het Syrisch (de bekende theologen vaak in Latijn of Grieks), maar ook week zijn manier van theologiseren af van wat gangbaar was in westerse christelijke tradities.
Het unieke in Efraim’s theologie zit hem niet zozeer in de standpunten (die in zijn tijd gewoon als orthodox beschouwd werden) die hij inneemt, zo komen zijn opvattingen betreft christologie en triniteit in grote lijnen overeen met wat op de concilies van Nicea en Constantinopel besloten werd. Efraim benadrukt dat er maar één God is die de hele werkelijkheid geschapen heeft, zich geopenbaard heeft in de geschiedenis van het Joodse volk en in het OT en vervolgens mens geworden is. Hij verdedigde zijn orthodoxe standpunten tegenover allerlei niet-orthodoxe stromingen als de arianen, de marcionieten en de manicheeërs. Hij haalt zelfs uit tegen de Joden. Het bijzondere in Efraïm’s theologie dat hij letterlijk een dichter-theoloog is. Hij gebruik nauwelijks abstracties en gebruikt ook weinige tot geen filosofische begrippen en redeneringen. Hij zet zijn theologie uiteen aan de hand van poetische literaire vormen en stijlfiguur die hij ontleent aan de Syrische taal en aan een eeuwenoude Mesopotamische mythische denkwereld (je zou kunnen zeggen dat zijn theologie een semitische karakter heeft ). Efraim maakt veel gebruik van beelden waarin het mysterie vaak verhuld blijft.
Een ander kenmerk van zijn theologie is de beklemtoning van het verborgen karakter van God; in het bijzonder ook van Christus’ godheid. Deze moet men niet proberen te doorgronden met het verstand, zoals bv de arianen probeerden veroorzaakt door rationalisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat was het hoofdbezwaar van Augustinus tegen de Donatisten? Geef achtergrondinformatie en uitleg.

A

In Noord-Afrika vond een schisma plaats tussen de Katholieke Kerk en de donatistenkerk. Deze donatistenkerk was populairder van de ‘standaard’, de Katholieke Kerk. De donatistenkerk was ontstaan door de vele christenen die vervolgd werden in het begin van de 4e eeuw. Veel christenen hadden hun geloof verloochend en stonden bekend als traditors (komt van het woord ‘overhandigen’, deze christenen hadden hun Bijbel gegeven om te laten verbranden). Toen de vervolging ophield wilden velen vanuit de donatistenkerk weer terugkeren naar de Katholieke Kerk. De rigoristen wilden deze traditors, deze verraders, niet meer accepteren in de kerk. Het donatisme maakte de geldigheid van de sacramenten afhankelijk van de morele staat van de bedienaar. Daarnaast vond men dat er maar 1 kerk kon zijn, de kerk is het lichaam van Christus en dat kon niet gebroken worden. Dit is ook het hoofdbezwaar van Augustinus tegen de donatisten. Augustinus schreef uitvoerig tegen de donatisten en wees er meermaals op dat er buiten de kerk geen verlossing mogelijk is en dat degenen die braken met de kerk zichzelf vervloekt hadden (met ‘de kerk’ bedoeld hij de Katholieke kerk). Daarnaast is 1 kerk ook een waarborg voor dogmatische zuiverheid. Augustinus haalde in zijn geschriften de martelaar Cyprianus aan (die overigens door zowel de Katholieken als de donatisten vereerd werd) die ook heeft gezegd dat er buiten de katholieke kerk geen verlossing is.

17
Q

Geef een korte schets van leven en werk van Augustinus en ga in het bijzonder in op zijn relatie tot het Pelagianisme.

A

Augustinus (354-430) studeerde in Carthago waar hij zich aansloot bij de Manicheeërs, een sekte die een uitweg aanbood uit de corrupte materie naar het pure/reine geestelijke. Hierna vertrok hij naar Rome (383), werd hoogleraar retorica in Milaan. Hier werd hij beinvloed door bisschop Ambrosius, die hem leerde de Bijbel te interpreteren en hem introduceerde in de Griekse filosofie en de neoplatonische synthese van de christelijke doctrine. Ausgustinus kwam tot bekering in het jaar 386. Uiteindelijk werd hij in Hippo Regius priester en vervolgens bisschop. Als bisschop heeft Augustinus het Christendom veel verdedigd en heel veel geschreven. Drie belangrijke werken zijn Belijdenissen, De Stad van God en de Drie-eenheid Gods. Drie belangrijke gedachten:
1. Bevestiging van de goedheid van de schepping (in tegenstelling tot de opvatting ‘materie is slecht’ van de Manicheeërs).
2. De wezenlijke eenheid en toekomstige perfectie van de kerk (tegenover de ‘afzondering voor zuiverheid’ van de donatisten).
3. Noodzaak van genade (tegenover de ‘zelfperfectie’ van Pelagius).
Volgens Augustinus vermijdt het katholieke geloof de extremen van het Manicheïsme en het Pelagianisme. Augustinus is vooral bekend om erfzonde(leer) en de genade(leer). De leer van de erfzonde werkte Augustinus vooral uit in zijn disputen met de pelagianen. Hij schetste Christus niet enkel als voorbeeld, maar als vooral verlosser!
Pelagianisme
Pelagius, een Brit (eind 4e eeuw), vond een ascetische levensstijl belangrijk. Voor zijn ascetische vroomheid was de vrije wil het uitgangspunt. Men kan zelf kiezen om het goede of het slechte te doen en hiermee verdedigt Pelagius de mogelijkheid van zondeloosheid (door eigen kracht). God heeft het goede al opgesloten in de door God geschapen natuur van de mens en heeft de gelovige voorbeelden gegeven van Christus en heiligen. Hier in Prijst Pelagius de Scheppingsgenade, wat een tegen reactie is tegen de manicheeërs (die geloofde dat alle materie slecht is), hierdoor zouden we zelf instaat moeten kunnen zijn om zondeloos te leven. Het probleem is dat Pelagius hierdoor de verlossingsgenade met deze leer overbodig maakt.
Pelagius ziet de zonde als iets individueels (ieder kiest zelf voor de zonde), Augustinus ziet de zonde als universele kracht. Augustinus miste bij Pelagius de op ons inwerkende genade (gratia interior), de innerlijke werking van de Heilige Geest, waardoor wij vernieuwd en rechtvaardig gemaakt worden, ofwel: de uitstorting van de liefde in ons hart (een mens kan zichzelf niet verlossen door goed te leven (Pelagius), maar moet vertrouwen op de genade van God). Bij de vrije wil van Pelagius gaat het niet alleen om de verantwoordelijkheid van de mens, maar ook om de verdienstelijkheid van de goede werken. Volgens Augustinus zijn er geen verdiensten, omdat alle verdiensten door genade bewerkt worden. Augustinus ziet geloof ook als een genadegave van God. Wel blijft de mens verantwoordelijk voor zijn ongeloof. Enkel over Adam spreekt Augustinus op een pelagiaanse manier: Adam had de keuze tussen goed en kwaad.
We zien zowel de genadeleer als de erfzonde-leer verwerkt in het dispuut met Pelagius. Een sleuteltekst voor de genade is 1 Kor. 4:7 en voor de zondeleer Rom. 5:12.
Volgens Augustinus zijn er 4 staten door onderscheid tussen Liberum arbitrium en Voluntas
- Eerste staat vóór de val: posse peccare, posse non peccare (Mogelijkheid om te zondigen, mogelijkheid om niet te zondigen)
- Tweede staat van de mens ná de val: non posse non peccare (Niet de mogelijkheid om niet te zondigen)
- Derde staat, van de wedergeboren mens: posse non peccare (De mogelijkheid om niet te zondigen)
- Vierde staat van de verheerlijkte mens: non posse peccare (Niet de mogelijkheid om te zondigen)

18
Q

Geef een korte schets van leven en werk van Augustinus en ga in het bijzonder in op zijn relatie tot het Manicheïsme.

A

In Carthago sloot Augustinus zich aan bij de manicheeërs (als toehoorder), een gnostische sekte die een ontsnapping bood uit de corrupte stoffelijke wereld naar de pure wereld van de geest.
In het Manicheïsme stond het eeuwig goede en het eeuwig kwade centraal. Daarnaast was er een goede god die de oermens had geschapen, en een kwade god had de mens gevangen gezet in het lichaam. De goede god bleef profeten sturen (Zarathoestra, Boedda, Jezus en Mani). Wie de voorschriften van deze profeten volgde (d.m.v. accese) kon zijn goddelijke kern uit het lichaam verlossen.
Augustinus heeft uiteindelijk afstand gedaan van het gedachtegoed van het Manicheïsme:
- Het dualisme heeft Augustinus overwonnen, dit blijkt onder andere uit zijn visie op de schepping: de dingen hebben zichzelf niet geschapen, maar zijn door God geschapen. Zij zijn een afspiegeling van Gods zijn, Gods goedheid en schoonheid, maar zij hebben niet het zijn, goedheid en schoonheid van God.
- De Manicheeërs leerden dat God een lichaam heeft, hier heeft Augustinus zich tegen verzet.
- Bevestiging van de goedheid van de schepping (in tegenstelling tot de opvatting ‘materie is slecht’ van de Manicheeërs).
- Ook schets Augustinus Jezus Christus niet enkel als goede voorbeeld, maar ook als de verlosser van de mensen.
- In het dispuut met de Manicheeërs verdedigt Augustinus juist de vrije wil en de verantwoordelijkheid van de mens. Door Adam is de mensheid Corrupt geworden en door Christus is de mensheid weer verlost.

19
Q

Behandel de belangrijkste ontwikkelingen rond het derde oecumenische concilie/concilie van Efeze.

A

Aanleiding voor het derde oecumenische concilie dat in 431 AD in Efeze gehouden werd, was de controverse tussen Cyrillus (376-444), patriarch van Alexandrië en Nestorius (gestorven in 451), patriarch van Constantinopel die ging over de natuur van Christus. De discussie begon toen in 428 aan Nestorius gevraagd werd of Maria Theotokos mocht worden genoemd. Nestorius antwoordde dat die titel twijfelachtig was omdat dit betekende dat de Zoon van God, de tweede persoon van de drie-eenheid, veranderde en van een Goddelijk wezen een menselijk wezen werd en met name dat hij menselijke ervaringen onderging die onverenigbaar waren met zijn onveranderbare en onkwetsbare goddelijkheid, zoals lijden. Daarom werd Maria door Nestorius Christotokos genoemd. God kon niet écht geboren zijn en ook niet écht hebben geleden en zijn gestorven. Om toch aan de goddelijkheid van Jezus vast te kunnen houden, maar ook te verklaren waarom hij wél kon lijden, beschouwt Nestorius Jezus als een soort samengesteld persoon, ‘gemaakt’ van de goddelijke Zoon en een mens. Het menselijke deel van Christus kon lijden, het goddelijke deel niet. Cyrillus ging hier fel tegenin en betoogde dat de Zoon van God daadwerkelijk mens werd en ook echt kon lijden en sterven. Cyrillus vereenzelvigt de persoon van Jezus als mens met de pre-existente Zoon. Hij geloofde dat, om ons te kunnen verlossen, de Zoon van God daadwerkelijk mens moest worden, en niet slechts verbonden worden met een mens. Hoewel Nestorius vasthield dat Christus twee naturen had, noemde Cyrillus dit een geloof in twee Christussen en zei dat Jezus maar één natuur had. Met ‘natuur’ werd ‘wezen’ of ‘realiteit’ bedoeld. In 430 werd tijdens een synode in Rome de term Theotokos bevestigd en werd Nestorius veroordeeld. Een jaar later, op de synode van Efeze in 431 werd Cyrillus interpretatie nogmaals bevestigd.

20
Q

Waarin verschillen de theologische posities van Cyrillus en Nestorius?

A

Nestorius en Cyrillus verschillen van mening over de titel van Maria: kan zij de moeder van God worden genoemd?
Nestorius (381-451), een Syrische monnik die patriarch van Constantinopel was, was van mening dat Maria alleen de moeder van de menselijke Jezus kon zijn en streed tegen de mensen die zeiden dat Maria de moeder van God (Theotokos) was. Hij maakte een scheiding tussen goddelijke en menselijke kenmerken van Jezus en kon daarom zijn punt maken; Maria als moeder van de menselijke Jezus (Christokos).
Nestorius was hier zo fel in omdat hij Jezus zo goddelijk vond dat hij ‘moeder’ te menselijk vond. Volgens hem had Jezus geen emoties, honger, of dergelijke menselijke kenmerken. Daarom mocht Maria niet als moeder van God worden gezien.
Cyrillus (375-380, monnik en patriarch van Alexandrië, ging hier tegenin en protesteerde tegen de uitspraken van Nestorius. Hij wantrouwde het onderscheid tussen de twee naturen van Jezus dat Nestorius aanscherpte.
Cyrillus verdedigde de term Theotokos als naam voor Maria omdat het de nadruk legt op Jezus incarnatie; Hij werd mens voor ons! Daarnaast is Jezus juist een eenheid, menselijk én goddelijk.

21
Q

Noem drie personen die van belang waren in de christologische controversen en behandel hun positie.

A
  • Eutyches (378-454):
    Eutyches was een monnik die tegen Nestorius’ positie inging en zei dat Jezus geen twee naturen had maar helemaal God was. De goddelijkheid van Jezus was volgens Eutyches zo overweldigend dat de menselijkheid daarin opgenomen werd en Jezus dus geen mens meer was, de menselijke natuur is ‘opgelost als een druppel honing in de zee’.
    Eutyches was dus een volger van het monofysitisme; wat een christologische opvatting is die zegt dat er in Jezus één goddelijke natuur is.
  • Bisschop Leo van Rome:
    Jezus heeft twee naturen: een menselijke én goddelijke natuur. Na de incarnatie heeft Jezus nog steeds twee naturen maar hij blijft één persoon.
    Deze positie is een middenweg tussen Nestorius en Eutyches.
  • Keizer Theodosius II
    Hij riep het concilie te Chalcedon bijeen en op dat concilie werd de brief van bisschop Leo van Rome goedgekeurd maar ook de leer van Cyrillus, en de conclusie van het concilie was: Jezus heeft twee naturen die samenkomen in de persoon van Jezus Christus zonder dat deze naturen te scheiden zijn of iets van hun eigenschappen verliezen.
    Eutyches werd veroordeeld omdat zijn leer niet overeenkwam met wat er op het concilie was besloten.
22
Q

Leg de volgende formule uit (waarover gaat het, waartegen zijn de bepalingen gericht): ‘onvermengd en onveranderd, ongedeeld en ongescheiden.’

A
  • ongedeeld en ongescheiden
    Deze woorden bevestigen de veroordeling van het nestorianisme dat op het derde oecumenische concilie al veroordeeld was.
    Nestorianisme: Nestorius pleitte voor twee gescheiden naturen van Christus: een goddelijke natuur en een menselijke natuur die onafhankelijk van elkaar functioneerden. Zijn tegenstander, de heilige Cyrillus van Alexandrië, benadrukte juist dat Christus één persoon was, identiek aan de pre-existente Zoon. Op het derde oecumenische concilie heeft Cyrillus (uiteraard) gelijk gekregen en is Nestorius veroordeeld. Na enige moeilijkheden zijn de aanhangers van Nestorius verder gegaan als ‘nestorianen’ (vernoemd naar Nestorius). De conclusie van het concilie van Efeze is opgenomen in de definitie van Chalcedon. Vandaar de woorden ‘ongedeeld en ongescheiden’.
  • Onvermengd en onveranderd
    Na het derde oecumenische concilie zijn de zaken weer uit de hand gelopen. Terwijl Nestorius de naturen van Christus te sterk gescheiden had, werd nu de eenheid van Christus’ naturen te sterk benadrukt (door Eutychus en Dioscorus I van Alexandrië). Cyrillus had de eenheid van Christus sterk benadrukt, maar niet ten koste van zijn twee naturen. Degene die hem in zijn ambt als bisschop van Alexandrië opvolgde, Dioscorus I van Alexandrië, was echter minder genuanceerd en stelde dat Christus niet in twee naturen (εν διο φυσεων) maar uit twee naturen is (εκ διο φυσεων). Die twee naturen zijn volgens Eutychus en Dioscorus vermengd tot één nieuwe natuur. Dioscorus deelde de opvattingen van Eutychus, die al voor het vierde oecumenische concilie verbannen was. Eutychus stelde dat de twee naturen van Christus één nieuwe natuur geworden is, waarbij de menselijke natuur in de goddelijke natuur is overgegaan als een druppel water in de oceaan. Dioscorus is op het concilie van Chalcedon uit zijn ambt gezet, echter niet vanwege zijn leer, maar omdat hij zonder toestemming van Rome in 449 een concilie bijeen had geroepen (de ‘roverssynode’ van Efeze, waarin het monofysitisme bevestigd werd). Dat concilie is op Chalcedon verworpen en ook het monofysitisme is daar veroordeeld. De veroordeling is opgenomen in de woorden ‘onvermengd en onveranderd’. De naturen van Christus zijn dus niet vermengd tot één nieuwe natuur (εκ διο φυσεων) maar zijn en blijven twee naturen: onvermengd en onveranderd (εν διο φυσεων).
23
Q

Behandel de Definitie van Chalcedon.

A

Het belangrijkste in de definitie van Chalcedon is de twee naturen van Christus. De geloofsbelijdenis van Chalcedon veroordeelt zowel het nestorianisme als de leer van Eutychus (die door Dioscorus I van Alexandrië op het concilie van Chalcedon vertegenwoordigd werd). Eutychus stelde dat de menselijkheid van Christus niet van hetzelfde wezen (homoousios) is als ons mensen en dat Christus één nieuwe natuur had gekregen (zie vraag 22).

Nog een belangrijke zaak in het concilie van Chalcedon was de bevestiging van Maria als de Moeder Gods (Theotokos). Dit was een term die christenen als eretitel voor Maria gebruiken, een gebruik waar Nestorius het niet mee eens was. Nestorius stelde dat Maria slechts de menselijke natuur van Christus gebaard had niet zijn goddelijke. Maria zou niet de Moeder van God, maar slechts de moeder van Christus (Christotokos) zijn. Deze dwaalleer is op het concilie van Efeze veroordeeld en die veroordeling wordt in de geloofsbelijdenis van Chalcedon bevestigd met de woorden: “geboren uit de Vader […] wat betreft (zijn) godheid […] geboren uit de maagd Maria, de Moeder van God (Theotokos), wat betreft (zijn) mensheid.”

24
Q

Geeft een korte schets van de christologie in de eerste eeuwen na Chalcedon/4de oecumenische concilie

A

In tegenstelling tot in het westen brachten de besluiten van Chalcedon geen rust in de oosterse kerk. Het concilie van Chalcedon had het christendom verdeeld. In het midden waren degenen die Chalcedon accepteerden en de orthodoxe meerderheid werden in Byzantium. Aan de ene kant stonden de monofysieten en aan de andere kant de nestoriaanse kerk, die Chalcedon afwees vanwege de veroordeling van Nestorius. De invloed van etnische, sociale en politiek factoren was er grote onrust in het oosten. Dit kwam mede doordat in Alexandrië (onder invloed van Cyrillus’ gedachtegoed) er onvrede was over de door het keizerlijk paar gewilde beslissingen tijdens het concilie van Chalcedon en de afkeer van de Byzantijnse heerschappij. Maar de conflicten hadden zeker ook een religieuze en theologische achtergrond. Tijdens de monofysitische twisten hielden velen er tegenover het concilie van Chalcedon aan vast, dat Christus als God-mens één natuur had. In 553 A.D. riep de keizer van het Byzantijnse rijk in Constantinopel een concilie bij elkaar. Bekrachtiging van het besluit uit 544 A.D. (edict waarin geschriften Antiocheense school werden veroordeeld, tegemoetkoming monofysieten) en verwerping van de dwaling van Origenes. Zowel na Chalcedon als na Constantinopel deden de monofysieten hetzelfde: ze maakte zich los van de staatskerk. In Egypte, Ethiopië, Syrië en Armenië zijn nationale kerken van monofysistische signatuur ontstaan.

25
Q

Geef een korte schets van leven en werk van Johannes van Damascus en ga in het bijzonder in op zijn relatie tot het tweede concilie van Nicaea.

A

Johannes van Damascus (676-749) is de laatste grote Griekse kerkvader. Hij zag zichzelf als origineel denker omdat hij de authentieke christelijke bronnen wilde laten stromen. Hij leefde onder de heerschappij van de Umayyaden. Vanaf 706 leefde hij als monnik in Palestina. Johannes van Damascus is een van de vroegste getuigen van de Islam. Johannes van Damascus was waarschijnlijk ook priester. Zijn preken over de maagd Maria zijn het bekendst. Hij preekte deze op de Sionsberg in Jeruzalem, in de kerk van de Dormitio, het ontslapen van de moeder Gods. Na het concilie van Chalcedon richt hij zich ook tegen de monofysieten, de monotheletisten en het dualisme van de manicheeërs. In zijn hoofdwerk “Bron van Wijsheid” bestrijdt hij enorm veel ketterijen. Verder verdiepte Johannes van Damascus zich in de Mariaverering. Hij wordt ook wel de eerste marioloog genoemd. In die tijd was er al controverse rondom Maria. Johannes van Damascus beschouwt de maagd Maria als schepsel en als representant van de ware gelovige die ontvankelijk is voor Gods Woord en het bewaart. Hij zegt dat christenen Maria niet als eeuwig en goddelijk beschouwen maar tegelijkertijd verheerlijkt hij Maria, die met ziel en lichaam ten hemel zou zijn opgenomen en zelfs niet is afgedaald in het dodenrijk, zoals Christus wel heeft gedaan. Zijn eerste geschrift hierover ging niet alleen in tegen de Byzantijnse keizer, maar consolideerde ook zijn reputatie. Hij hanteerde een versimpelde manier van schrijven zodat ook de ‘gewone man van de straat’ zijn argumenten kon begrijpen. Dit veroorzaakte heel wat ophef binnen het christendom van zijn tijd.
In zijn kleinere werken hield hij zich bezig met het iconoclasme. Johannes van Damascus was sterk voorstander van het gebruik van iconen en stelt dat ze niet als afgoderij bestempeld kunnen worden maar als verering. Dit omdat God zich volgens Johannes verwaardigd heeft als mens te verschijnen en daarmee is het beeld tot een heilig venster op het goddelijke geworden. Het gaat dus niet om iconen van de onzichtbare God maar van Christus en van de heiligen. Aangezien de iconenkwestie een zaak was die al lang aansleepte, besloot men dit tijdens het tweede concilie van Nicea te bespreken. Het concilie gebruikte de geschriften van Johannes van Damascus was het met Johannes van Damascus eens dat iconen niet aanbeden maar vereerd moesten worden. Net als God kon worden gekend via de mens Jezus, zo kon ook Jezus worden gekend via de verf en het hout van een icoon.