Examenvragen: Vroege Kerk Flashcards
Wat is het belang van de ‘regula fidei’ in de ontwikkelingen van de vroegchristelijke kerk?
‘Regula Fidei’ (geloofsbelijdenis) is het principe dat je je beroept op de apostolische traditie om de waarheid van je geloof en leer te ondersteunen. Irenaeus deed dit als eerste, hij formuleerde met behulp van deze regel ook een proto-geloofsbelijdenis. De belangrijkste functie van de Regula is de eenheid bewaren doordat alle leer die niet gefundeerd is in de leer van de apostelen kan worden verworpen.
Leg uit wat het begrip ‘gnostiek’ betekent en wat kenmerkend is voor het gnosticisme.
Gnostiek is de benaming voor het idee dat geldt in de stromingen van het gnosticisme: ‘De menselijke ziel kan verlicht en gered worden door geheime kennis te verkrijgen.’ Het gnosticisme is geen één stroming, het is een veelheid aan stromingen. Een aantal dingen gaan op over gnosticisme als geheel. 3 kenmerken:
- dualisme
- kennis/gnosis redt
- gelaagdheid in de gemeenschap: Pneumatici > Psychici > Hylici
Geef een schets van de groep auteurs/werken die met Apostolische Vaders worden aangeduid.
Deze Apostolische Vaders waren geschreven in de eerste eeuw na Chr. eerste apologeet = Athenagoras - herder van Hermas - brief van Barnabas - brief aan Diognetus - fragmenten van Papias - brief van Polycarpus - apologie van quadratus - 7 brieven van Ignatius van Antiochië - 1 Clemens - 2 Clemens
Geef een korte schets van het leven en werk van Irenaeus en ga in het bijzonder in op het idee van recapitulatie in zijn theologie.
Irenaeus was bisschop in Lyon, maar hij was geboren in klein-Azië rond het jaar 130. In Lyon werd hij geconfronteerd met gnostici en volgelingen van Marcion. Zijn bekendste werk was adversus haereses (tegen de ketterijen), deze bestaat uit vijf boeken.
- Eerste boek: een uitgebreide schets van de leer van de ketters,
- Tweede boek: weerlegging van overtuigingen van de ketterijen te met redelijke argumenten.
- Derde boek: met de woorden van de apostelen,
- Vierde boek: met de woorden van Jezus
- Vijfde boek: een schets van de christelijke toekomstverwachting.
Irenaeus wist dat zijn tegenstanders, de ketters, zich ook op de Bijbel beriepen. Daarom dat er regels moesten komen aan de hand waarvan de Bijbel moest worden uitgelegd. De belangrijkste regel = geloofsregel: hield in dat God als Schepper Zijn zoon Jezus in het vlees heeft gezonden om de mensen uit hun sterfelijkheid en zonde te bevrijden. Jezus is uit de dood opgestaan en vervolgens naar de hemel gevaren, van waar hij zal weerkomen om de doden te doen opstaan
Dit laatste staat bekend om de recapitulatie/anakephalosis namelijk dat de verlossing inhoudt dat de aarde weer tot de paradijselijke staat zal worden verheven, zoals het geschapen was. De mens zal nog hoger dan Adam worden verheven, omdat Adam nog een onmondig kind was dat moest groeien, en daardoor kwetsbaar was voor de verleiding van zonde. Aan het einde zal heel de schepping weer worden vernieuwd. Dit is dus ook duidelijk tegen de gnostici en de volgelingen van Marcion, omdat Irenaeus zegt dat er maar één Schepper is, die ook de Herschepper is, dat de schepping fundamenteel goed is, daarmee ook het lichamelijke (de opstanding van het vlees). Ireneaus ziet de hele Bijbel als het Woord van God, met daarbij de nadruk op de ontwikkeling van de heilsgeschiedenis.
Geef een schets van de tweede eeuwse apologeten en ga in het bijzonder in op hun Logos-christologie.
- Aristides van Athene (gestorven in 138), is vooral bekend geworden door zijn apologie tegen keizer Hadrianus.
- Justinus de Martelaar (ca. 100-ca. 165) heeft drie bekende apologieën geschreven, de eerste was tegen het Judaïsme (de dialoog met de Jood Trypho) en de andere twee waren tegen Romeinse keizers. (ca. 155 en ca.161) De eerste apologie was aan keizer Antonius Pius en de tweede apologie was tegen keizer Marcus Aurelius.
- Tatianus was ook een apologeet, hij heeft de oratie tegen de Grieken geschreven (ca.175)
- Theophilus van Anthiochië
- Athenagoras van Athene.
De logos-Christologie komt van het idee van de logos van het Johannes evangelie (Johannes 1). Er wordt uitgegaan van de logos spermatikos, de uitzaaiende logos. Uit Spreuken 8:22 wordt het idee gehaald dat de logos de wijsheid was die al bij God was voor de schepping. De logos-christologie is de ondersteuning van de claim dat het Christendom het geloof is in Degene die zowel de glorie van Israël als het licht voor de heidenen is. Het is de overbrugging van de kloof tussen God en de wereld en tevens een antwoord op de kritiek van de heidenen dat het object van de christelijke eredienst een mens was.
Poorthuis schrijft: “De betekenis van Marcion is nauwelijks te overschatten.” Geef verdere duiding aan deze uitspraak.
Marcion sticht in de tweede eeuw een eigen kerk. Eeuwen later wordt hij nog bestreden, zelfs door islamitische auteurs. Het is zelfs discutabel of zijn geest ooit wel echt overwonnen is. Zijn uitgangspunt dat in het Oude Testament een andere god ter sprake is dan Jezus Christus kan nog in vele preken gehoord worden. Zijn ‘reiniging’ van het Nieuwe Testament kan best als reactie de consolidatie van de canonvorming van het Nieuwe Testament opgeroepen hebben.
Filosofen en politieke theologen tot op heden door Marcion gefascineerd:
- Marxist Ernst Bloch schildert Marcion af als revolutionair toekomstdenker, omdat God bij hem nooit metafysisch fundament van de status quo kan worden.
- Joods politiek theoloog Jacob Taubes wijst erop dat bij Marcion de machten van deze wereld, metafysisch dan wel politiek, vijand zijn van de onbekende Verlosser-God.
- Adolf von Harnack schreef dat het begrijpelijk is dat de Vroege Kerk Marcion fel heeft bestreden. Hij voegde eraan toe dat het handhaven van het Oude Testament tot in zijn tijd (jaren 20 vorige eeuw) het gevolg was van religieuze en kerkelijke verlamming. In von Harnacks context konden deze woorden verklaard worden, maar ze zouden al snel gebruikt als anti-joods. Zo zou in 1939 een instituut opgericht worden om de joodse invloed op het Duitse kerkelijk leven te onderzoeken, met het uiteindelijke doel deze te elimineren.
Geef een korte schets van de vervolgingen in de vroege kerk en de reactie van de kerk daarop.
In 64 na Christus is er een verschrikkelijke brand in Rome. Keizer Nero geeft de christenen de schuld van deze brand en begint hen te vervolgen. Er is niet veel bekend over deze eerste vervolging. We weten niet precies waarom hij christenen koos, maar waarschijnlijk werden zij gezien als een ondermijnende organisatie. Het is onbekend of er een wet kwam, het kan ook zijn dat Nero het niet per se verbood, maar het een excuus vond voor de vervolging. Onbekend is hoeveel christenen stierven, al kan het niet veel zijn geweest, gewoonweg omdat er toen nog niet veel christenen waren. Petrus en Paulus stierven waarschijnlijk in deze vervolging. De keizers na Nero vervolgden waarschijnlijk wel, maar het is niet bekend in welke mate en hoe grootschalig (wijdverbreid). Dit verschilde ook van keizer tot keizer, vele boeide het niet zo. De ergste vervolgingen echter kwamen onder keizer Decius, Valerianus en Galerius.
In deze periode werden waarschijnlijk ook de eerste christelijke symbolen geboren, om in het geheim te kunnen communiceren. Daarbij verspreidde het Christendom zich in deze periode door het Romeinse Rijk. Door de vervolging stonden er apologeten op zoals Justinus de Martelaar die hun geloof verdedigden, om bijvoorbeeld te voorkomen dat de autoriteiten hen vervolgden vanwege hun geloof. De vervolgingen bleken uiteindelijk contraproductief. Op allerlei manieren werden martelaren geëerd en gevierd en werd er naar hen opgekeken.
Leg kort uit wat de monarchianen leerden, en geef daarbij ook antwoord op de volgende vragen: In welke twee richtingen gingen de monarchianen uiteen? Wat is het verschil tussen deze beide richtingen? Wat is de overeenkomst?
- Aanhangers van een radicale vorm van het monotheïsme met het geloof in de absolute eenheid en ondeelbaarheid van God, dus een wezen en een persoon, tegenover de triniteitsleer. Monarchianen wilden vermoedelijke voorkomen dat Christenen vervielen in tritheïsme.
- Monarchianen werden verdeeld in de groepen van het modalisme en adoptionisme.
-Modalistisch monarchianen [begonnen einde 2e eeuw en derde eeuw] geloven dat de Vader, Zoon en Heilige Geest verschijningsvormen (modi) van God waren. God manifesteerde zich als de Vader in de OT-periode, als Zoon in de redding tijdens Jezus’ leven en als de Heilige Geest in de periode van de kerk. Sabbelius populariseerde deze theologie in de derde eeuw, welke hij Noetus en Praxeas overgenomen had.
In de vierde eeuw werd deze theologie als ketters beschouwt. - Adoptianistische monarchianen [begonnen einde 2e eeuw] geloven de wonderbaarlijke geboorte van Jezus, maar gelooft niet dat hij een verschijningsvorm van God was, maar dat hij een mens was met de autoriteit en kunde gegeven door de Vader, en tijdens zijn doop geadopteerd werd door de Vader God als Zoon. De Zoon bestaat dus in tegenwoordigheid van de Vader, alhoewel niet in goddelijkheid, terwijl dit bij modalisme wel het geval is. Paulus van Samosata pleitte voor dit begrijpen van de triniteit.
Geef een korte schets van Origenes als voorloper op het trinitarische debat van de 4e eeuw
Origenes heeft een sterk hiërarchische triniteit. De Vader staat boven alle wezens die bestaan. De Zoon (Wijsheid/Logos) is een eeuwige generatie uit de Vader, maar staat wel aan de kant van de Schepper, en niet als schepsel. De Heilige Geest is op haar beurt voortvloeiend uit de zoon. Er wordt wel gedacht dat Origenes sterk beïnvloed was door het Middel Platonisme.
Deze hiërarchie, en de goddelijkheid en eeuwigheid van de zoon heeft het fundament gelegd voor de triniteitsleer van Athanasius van Alexandrië in de vierde eeuw, en de erkenning hiervan, tegenover Arius die Christus beschrijft als hoogste schepsel, aan tijd gebonden.
“Duidelijker is nog dat Origenes de Zoon in beginsel aan de kant van de Schepper plaatst, en dat hij met de introductie van de denkfiguur van de eeuwige generatie van de Zoon uit de Vader een bouwsteen heeft neergelegd die een eeuw later dienst kon doen bij de formulering van het dogma van de Drie-eenheid.
Behandel het concilie en de geloofsbelijdenis van Nicaea (325)
Door Arius laaide de discussie rondom de triniteit en de verhouding tussen de Vader, Zoon en Heilige Geest op. Nadat de synode in Alexandrië geen oplossing gaf, bracht Constantijn in 325 bisschoppen uit het oosten en het westen bij elkaar op het Concilie van Nicea. Er waren drie groepen aanwezig:
- Arianen
- Radicale anti-Arianen (olv Alexander en Athanasius)
- Oosterse theologen
Uit een bestaande bron en toevoegingen ontstond de geloofsbelijdenis van Nicea. Daarop volgt de veroordeling van hen die onder meer zeggen: ‘Er was ooit een (tijd) dat hij - de Zoon van God - niet was. Deze dingen werden verder besproken op het concilie van Nicea:
- discussie over homo-ousios (één in wezen met de Vader) en wat ze daarmee eigenlijk zeggen
- centraliseren van de verlossingsleer
Nasleep van Nicea:
1) Achterdocht mbt term homousios
2) versplintering van het rijk: Oost = Ariaans, West = Niceaans
3) Arianisme werd geproclameerd
Waarin verschillen de theologische posities van Arius en Athanasius?
Arius:
- Jezus kan geen God zijn, want hij is door God gemaakt.
- Mens staat centraal: door ascese en zuivering moet je tot God komen
- God is absoluut verheven, eeuwig en onveranderlijk
- de Zoon is er niet altijd geweest, maar was de eerste en voornaamste schepsel en was bemiddelaar tussen God en wat God nog zou schapen. Toch kan hij wel God genoemd worden
- Heilige geest is geschapen
- Jezus kon enkel over God spreken, maar Hem niet kennen.
Athanasius:
- Jezus is verwekt in plaats van geschapen, en kon God zijn
- God maakt de immanente en transcendente beweging naar de mens. Enkel dan is er verlossing.
-Godheid Zoon is identiek aan Godheid Vader
-Jezus kon de mens redden omdat hij God was.
-tegenargument op Jezus’ tijdsgebondenheid: Als Jezus al voor de wereld er was, was hij er dus ook voor de tijd, sinds God de tijd schiep. Als Jezus er voor de tijd was, dan is er een tijd geweest dat God geen vader was, en dat kan niet want God is onveranderlijk
In hoeverre heeft het concilie van Nicaea (325) de trinitarische controverse kunnen afhandelen?
Leer van Arius was zo radicaal mogelijk afgewezen op concilie van Nicea. Strikt monotheïsme zonder 3-eenheid werd dus afgewezen. Goddelijke natuur Zoon wordt uitdrukkelijk beleden. Het is niet zeker of het kernwoord van Nicea door allen op dezelfde wijze geïnterpreteerd werd. Gelijk wezen of één van wezen? In context van Ariaanse strijd lijkt eerste verklaring het beste. Er zou nog een leergeschil binnen de kerk nodig zijn om iets over de heilige Geest uit te spreken. Pas in Constantinopel kwam het tot een afsluitende formulering van de leer van God
Behandel de belangrijkste ontwikkelingen rond het eerste concilie van Constantinopel.
Na een lange tijd van Arianus-gezinde keizers in het Oosten, riep Theodosius in 381 het concilie van Constantinopel bijeen. Dat concilie besloot Nicaea te volgen, waarmee alle andere concilies sinds Nicaea werden overruled. Een hernieuwde versie van het credo van Nicaea werd geschreven. Na dit concilie zou het Arianisme langzaamaan verdwijnen uit het rijk.
Wie waren de Cappadocische vaders en wat was hun bijdrage met betrekking tot de leer over de Drieëenheid?
Kerkvader Gergorius van Nyssa (335-395) vormt samen met zijn broer Basilius de Grote (330-379) en hun vriend Gregorius van Nazianzen (330-390) het gezelschap van de drie Cappadocische kerkvaders. De broers hadden een bijzonder geestelijke familie.
Gregorius van Nyssa droeg bij aan de triniteitstheologie, verdedigde de volle godheid van de Zoon en de Heilige Geest, en speelde een opvallende rol in het Tweede Oecumenische Concilie van Constantinopel (381), waar de geloofsbeleidenis van Nicea (325) werd uitgebreid. Het concilie is overigens ‘sterk beïnvloed door de Cappadocische Vaders’. Hij confronteerde de Griekse filosofie met de Christelijke filosofie, waarin door Gods eeuwige transcendentie de menselijke volmaaktheid bestaat in een zich steeds verdiepende en nooit eindigende groei (groei is dus mogelijk, niet de onbeweeglijkheid van Plato) van deugd en liefde tot God en de medemens. God is en blijft onvatbaar, oneindig en onbegrijpelijk voor de mens. Dat maakt hem tot een van de eerste en belangrijkste apofatische theologen: we weten van God met name wie Hij niet is, niet wie Hij wel is.
Behandel de theologie van Efrem de Syriër in zijn historische context.
Efraïm de Syrier (306-373); was heel zijn leven diaken en is auteur van een aantal Bijbelcommentaren en met name veel litrugische teksten (met name madrasche: in westerse term iets als ‘hymne’ of ‘leerdicht’ -> doel madrasha is zingend te leren). Efraim is met name belangrijk voor de Oosterse kerk geweest, hij is dan ook lang onbekend geweest in de westerse kerk. Niet alleen schreef hij in het Syrisch (de bekende theologen vaak in Latijn of Grieks), maar ook week zijn manier van theologiseren af van wat gangbaar was in westerse christelijke tradities.
Het unieke in Efraim’s theologie zit hem niet zozeer in de standpunten (die in zijn tijd gewoon als orthodox beschouwd werden) die hij inneemt, zo komen zijn opvattingen betreft christologie en triniteit in grote lijnen overeen met wat op de concilies van Nicea en Constantinopel besloten werd. Efraim benadrukt dat er maar één God is die de hele werkelijkheid geschapen heeft, zich geopenbaard heeft in de geschiedenis van het Joodse volk en in het OT en vervolgens mens geworden is. Hij verdedigde zijn orthodoxe standpunten tegenover allerlei niet-orthodoxe stromingen als de arianen, de marcionieten en de manicheeërs. Hij haalt zelfs uit tegen de Joden. Het bijzondere in Efraïm’s theologie dat hij letterlijk een dichter-theoloog is. Hij gebruik nauwelijks abstracties en gebruikt ook weinige tot geen filosofische begrippen en redeneringen. Hij zet zijn theologie uiteen aan de hand van poetische literaire vormen en stijlfiguur die hij ontleent aan de Syrische taal en aan een eeuwenoude Mesopotamische mythische denkwereld (je zou kunnen zeggen dat zijn theologie een semitische karakter heeft ). Efraim maakt veel gebruik van beelden waarin het mysterie vaak verhuld blijft.
Een ander kenmerk van zijn theologie is de beklemtoning van het verborgen karakter van God; in het bijzonder ook van Christus’ godheid. Deze moet men niet proberen te doorgronden met het verstand, zoals bv de arianen probeerden veroorzaakt door rationalisme.