Examenvragen Combo Flashcards

1
Q

geef tabel met alle soorten staal volgens toenemende C% (naam,voornaamste
eigenschap,microstructuur,verhouding thermische behandeling voor fabrickage na frabrige)

A

0 - 0.3 => Constructiestaal, makkelijk koudvervormen+ lasbaar, normaalgegloeid

  1. 3 - 0.6 => machinestaal, sterk+voldoende taai, veredeld
  2. 6 - 0.9 => Slagstootgereedschap, legeren voor hardingsdiepte, gehard, soms veredeld
  3. 9 - 1.2 => snijgereedschap, legeren voor temp, gehard
  4. 2 - 1.5 => meetgereedschap, hoge weerstand slijtage, gehard
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

l eg het verschil uit tussen gietlegering en gesmeede

A

ijzer <>
gielegering
ijzer: slecht gietbaar, goed vervormbaar
gietlegering: goed gietbaar, slecht vervormbaar
voor gieten is 2 fasige legering beter omdat de 2e fase de krimp kan beperken bij het stollen. Bij kneden
(smeden/walsen) is 1 fasig beter om te vervormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3) Men wil Staal 5x sterker maken. Hoe doet men dit?

A

A) Veredelen

Bij koudvervormen is het sterker maken van minder belang(20% maar dacht ik), veredelen is
echt bedoeld om sterker te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4) Bij welke is de schuifspanning het kleinst?

A) Uniaxialtiteit
B) Torsie
C) Hydrostatische druk

A

A) Uniaxialtiteit

Bij torsie zijn er overal spanningen, en bij druk kan er ook schuivingen zijn. Als ge in de
unaxiale richting trekt kunt ge nooit schuifspanningen hebben, dus A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

5) Welk materiaal is het best verspaanbaar?

A) Zacht staal
B) Grijs gietijzer
C) Wit gietijzer

A

B) Grijs gietijzer : ge hebt hier grafietkorrels die zorgen voor een betere smeerbaarheid
waardoor het verspanen wordt bevorderd >
best verspaanbare ferro legering (p285
bovenaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

7) Welk proces bij kunststofverwerking heeft de kortste cyclustijd?

A. vacuumvorming
B. spuitgieten
C. compressie

A

B. spuitgieten

A. vacuumvorming(10min goedkoop voor kleine seies)
B. spuitgieten ( korte cyclustijd)
C. compressie(langer dan spuitgieten P.37)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

9)In welk belastingsgeval is de kerffactor met betrekking tot een brosse breuk het laagst

a) Hydrostatische druk
b) uniaxiale trek
c) zuiver wringing

A

a)Hydrostatische druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

11) Wat is het doel van legeringselementen in veredeld staal?

A) de TTT kromme naar rechts opschuiven
B) corrosievastheid verhogen
C) incubatietijd voor transformatie verlagen

A

A) de TTT kromme naar rechts opschuiven (Dees klopt allezinds: lergering >
neus naar rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

10) Een staaf bestaat uit een sterk vezelachtig materiaal. Men tordeert deze staaf. Wat gaat
de hoek zijn van het breekvlak?

A) dwars
B) Longitudinaal
C) 45°

A

B) Longitudinaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

12) Een stalen kabel wordt opgebouwd uit x aantal staaldraden. Deze draden kan men koud
vervormen van 1525%.
Welke van onderstaande 3 mogelijkheden heeft een andere sterkte
tov van de andere twee. Men vraagt dus om de sterkte te berekenen van die stalenkabel.

A) 100 staaldraden zonder vervorming
B) 80 staaldraden met 25 % vervorming
C) 100 staaldraden met 15 % vervorming

A

C) 100 staaldraden met 15 % vervorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

13) De Rockwell Hardheid wordt het meest gebruikt. Waarom is dit?

A) Berokkent weinig schade aan het materiaal
B) lineair verband tussen diepte en hardheid
C) Direct afleesbaar

A

C) Direct afleesbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

15) De vermoeiingsweerstand bij een schommelende (dus niet negatieve) belasting op druk
is

A) is even groot als deze op trek
B) is groter
C) is kleiner

A

A) is even groot als deze op trek ; want enkel de amplitudo van de spanningsgolving is van
belang > sprongbelasting; trek of druk maakt niet uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

16) Wat is de gelijkenis tussen diamant en kubisch vlak gecenterd materiaal?

A) ze hebben een kubus als elementaire cel
B)ze hebben een tetraëder als coördinatiepolyeder
C)ze hebben het octaëdervlak als dichts gepakte vlak

A

A) ze hebben een kubus als elementaire cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

17) Gegeven een eutectische legering van een materiaal A en B dat stolt volgens L = 1/4
alpha + 3/4 beta.
alpha bestaat uit 20% B en beta bestaat uit 80% B. Bestaat de totale legering nu uit 35%
van materiaal B, hoe ziet de microstructuur van dit materiaal eruit?

A) eutecticum 50% alfa, 50%beta
B)eutecticum 2/3 alfa, 1/3 beta
C)eutecticum 3/4 alfa , 1/4 beta

A

C)eutecticum 3/4 alfa , 1/4 beta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

19) Een plank in een boekenkast wordt omhoog gehouden door nylon stukjes in de zijwand.
Na 12 maanden onder een grote last breekt het door. Waarom is dit?

A) Kruip
B) Vermoeiing

A

A) Kruip XXX : zorgt ervoor dat uw rek blijft groeien bij een constant aangelegde spanning

(bij KS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

20) Een propellor van een schip uit Duraluminium zal vergaan door :

A) Putcorrosie
B) erosiecorrosie
C) Vermoeiingscorrosie

A

B) erosiecorrosie
uitleg : erosie corrosie komt voor wanneer snelbewegende deeltjes de
beschermende oxidelaag weg erodeert: in het water zitten deeltjes (zand, luchtbellen) die
door de hoge snelheid die oxidelaag wegknallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

23)Waar komen de meeste gietgallen en koudloop voor?

A) spuitgieten
B) coquillegeut
C) zandgeut

A

B) coquillegeut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

24) Ruw ijzererts vestaat voornamelijk uit welke reeks van elementen :
a) Fe,S,P,Mn
b) Fe,Cu,AL, Si
c) Fe,S,Al

A

a)Fe,S,P,Mn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

LDPE is minder gekristalliseerd dan HDPE omdat

A)er meer zijketens zijn aan de hoofdketen omdat er onzuiverheden zijn toegeveogd
B)snellere afkoeling bij smelten
C)minder gerokken tijdens productieproces

A

A)er meer zijketens zijn aan de hoofdketen omdat er onzuiverheden zijn toegeveogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

⦁ Een staaf uit zacht staal met vierkante doorsnede 20 x 20 mm² begint plastisch te vervormen bij een trekkracht van 20 000 N, begint in te snoeren bij 120 000 N, en breekt tenslotte bij 90 000N. op een trekbank wordt hij gelijkmatig koudgetrokken tot een 18 x 18 mm² profiel.

⦁ 1. De treksterkte van het staal voor het trekken bedraagt

  • 200 N/mm²
  • 225 N/mm²
  • 320 N/mm²

⦁ 2. De plastische rek bij het trekken bedraagt

  • 10 %
  • 19 %
  • 25.5 %

⦁ 3. De koudvervormde staaf heeft een treksterkte van

  • 270 N/mm²
  • 520 N/mm²
  • 595 N/mm²
A

⦁ - 320 N/mm² (ik kom 300 uit > Sigmab/A)

⦁ - 25.5 % (insoeringspercentage is 19% > spec. rek 23.45%)

⦁ - 270 N/mm² (ik kom 370 uit > 300 * 1,2345)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

⦁ De hamer van een kerfslagproef kan een max arbeid leveren van 300 … Als de hamer een uitwijking van 120° vertoont en als het proefstaaf … 10 x 10 mm en als er een kerf van 5 mm diep is gemaakt. Dan is … kerfslagwaarde:

  • 75 J/cm²
  • 150 J/cm²
  • 450 J/cm²
A

⦁ Me wa simpele berekeningen komt ge uit dat het uiteinde van de hamer uitzwaait tot 3/4de van de begintoestand (als ge beschouwt dat de hamer begint uit verticale positie). Dus 1/4de van de maximale arbeid (E2-E1=Unc, u allen bekend) is opgenomen door de staaf, zijnde 75J. Het breukvlak is begrensd door de diepte van de kerf==>
K = 150J/cm2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

⦁ Een vergulden (met goud beklede) koperen schaal wordt gekrast, zal corrosie optreden en waar wordt de waterstof gevormd?

  • Nee
  • Ja, het waterstof wordt gevormd in de kras
  • Ja, het waterstof wordt gevormd over het gouden oppervlak
A

⦁ - Ja, het waterstof wordt gevormd over het gouden oppervlak (p.159-p.162 > edel metaal altijd katodisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

⦁ Gegeven: wederom enkele waarden van de trekkromme (treksterkte enzo is ook gegeven):
5% –> elasticiteitsrek, spanning = 100
10% –> spanning = 120
20% –> treksterkte, spanning = 140
25% –> breekrek.

Als bij 10% rek door koudvervorming opnieuw een trekproef wordt genomen. wat is de rekgrens en treksterkte dan?

  • 120 en 140
  • 132 en 168
  • 120 en 168
A

⦁ - 132 en 168

⦁ warespanning = spanning*(1+rek) ;
De rekgrens na koudvervorming is gelijk aan de ware spanning op het ogenblik dat de koudvervorming werd stopgezet. We hebben dus 120*(1+0,1)=132
De treksterkte wordt verhoogd met zoveel procent als de nominale rek bedroeg op het ogenblik dat de koudvervorming werd stopgezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

⦁ Gasturbineschoepen. Welk materiaal?

⦁ - X40Cr18

  • X15CrNi 1808
  • X40 Cr07
A

⦁ - X15CrNi 1808 (p.172 hittebestendig dankzij Ni)

mogelijk ⦁ - X40Cr18 Goed voor turbines (p.170)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

⦁ De ware trekkromme van een metaal : bij 0.1%20MPa, 5% 100 MPa , 10 % 120 Mpa. Stel dat er insnoering optreedt bij 100Mpa,

  1. wat is dan de minimale spanning nodig om de insnoering verder te zetten
    - 101 MPa
    - 104 Mpa
    - 105 Mpa
  2. wat is de plaatselijke rek in het insnoeringsgebied
    - 1%
    - 5.5%
    - 6%
  3. kan de insnoering bij 100 Mpa doorgaan
    - Neen
    - Net niet
    - Ja
A

⦁ - 101 MPa

⦁ te bereken via insnoeringspercentage dat 4,76 % is en dan zou de plaatselijke rek ongeveer 0,91% zijn dus veronderstel 1%

⦁ - Neen (minstens 101 nodig zie 1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

⦁ Koper is 3 keer zwaarder als aluminium maar alumium is maar 2/3 zo electrische geleidbaar als koper. hoeveel moet de treksterkte van alu bedragen tov koper om een hoogspanningskabel met dezelfde weerstand te maken.

  • 33.3 %
  • 50 %
  • 75 %
A

⦁ - 33.3 %

⦁ Ze vragen hier naar de treksterkte, de massa is dan misschien wel 50% verminderde, de diameter is nu wel 3/2x zo groot.. Dus om uw treksterkte te berekenen: (1/2)F/(3/2)A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

⦁ Austeniet kan meer C oplossen dan ferriet omdat austeniet,

  • minder dicht gepakt is
  • oktaëdrische holten bevat en ferriet niet.
  • alleen bij hogere temperatuur bestaat.
A

⦁ - alleen bij hogere temperatuur bestaat.

. (ze bevatten beide oktaëdrische holten)

(austeniet is KVG = dichter gepakt dan ferriet (KRG))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

⦁ Bij schommelende belasting op druk is:

  • Er is nooit vermoeiing.
  • De vermoeiingsweerstand even groot als op trek.
  • De vermoeiingsweerstand nul.
A

⦁ - De vermoeiingsweerstand even groot als op trek.

p. 58 altijd vermoeiing bij wisselende belasting)
(p. 57 kan bv. Duraluminium, maar hoeft niet bv. constructiestaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

⦁ Bij een sharpy proef wordt het breukvlak van een bros materiaal onderzocht. Deze is:

  • Vezelachtig
  • Glinsterend
  • Gedeetelijk gebroken
A

⦁ - Glinsterend (kristallen zijn gescheurd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

⦁ Triaxiale spanningstoestanden verhogen de kans op bros breken omdat :

  • de spanningen hoger liggen ingevolge spanningsconcentraties
  • de schuifspanningen kleiner zijn dan de normaalspanningen en deze laatste de oorzaak zijn van de brosse bruek
  • de schuifspanningen kleiner zijn dan deze in uniaxiale belastingsgevallen met vergelijkbare normaalspanningen voorkomen
A

⦁ - de schuifspanningen kleiner zijn dan deze in uniaxiale belastingsgevallen met vergelijkbare normaalspanningen voorkomen (cfr de cirkel v Mohr voor triaxiale spanningen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

⦁ Welk materiaal is voor de constructie van scheepspropellers het meest aangewezen?

  • RoestVrij Staal
  • Aluminiumbrons
  • Duraluminium
A

Aluminiumbrons (p.169)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

⦁ Een staaf wordt koudvervormd. Ten aanzien van de oorspronkelijke toestand is:

  • De staaf even sterk gebleven, doch het materiaal is stugger geworden
  • De staaf is sterker en stugger geworden
  • Het materiaal is even stug gebleven en is sterker geworden
A

⦁ - De staaf even sterk gebleven, doch het materiaal is stugger geworden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

⦁ Rekgrens:

  • is de rek waarbij het metaal voor het eerst plastisch vervormt
  • is de maximale spanning die mag aangelegd worden om plastische vervorming te vermijden
  • is de spanning boven dewelke het materiaal niet meer elastisch vervormt
A

⦁ - is de maximale spanning die mag aangelegd worden om plastische vervorming te vermijden

(p. 142 kruip is onder rekgrens)
(p. 20 verlengde van moduluslijn geeft een licht toenemende elastische rek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

⦁ Een materiaal wordt 10% gerokken bij een ware trekspanning van 100 Nm/mm². Om het tot 11% te rekken moet de ware spanning verhoogd worden tot 102Nm/mm². Zal het materiaal insnoeren?

  • ja
  • nog net niet
  • neen
A

neen

⦁ Een insnoering bij 100 Nm/mm² van 1% zou een ware spanningsverhoging van 1% met zich meebrengen. Dit zou dus 101 Nm/mm² bedragen, dit is te weinig want we hebben 102 Nm/mm² nodig om een extra % te rekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

⦁ De oktaëdrische holten bij een krg tov een hdp zijn

  • kleiner
  • gelijk
  • groter
A

⦁ - kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

⦁ Bij eenzelfde atoomradius zijn de oktaëdrische holten van een H.D.P. metaal ten aanzien van deze van een k.v.g. metaal

  • even groot
  • kleiner
  • groter
A

⦁ - even groot

⦁ We nemen de diagonaal die in het vlak ligt, bestaande uit 3 bollen, waarvan 1 volledig en 2 halven bollen –> 4R (1bol=2R, halve bol=R)
Deze diagonaal heeft een lengte van sqrt(2), aangezien de horizontale en de verticale ribbe lengte 1 heeft. (uitrekenen met pythagaros)

De formule is dan:
4R/sqrt(2) - 2R / 2 = 0.414 R

KRG

We nemen de diagonaal in de ‘ruimte’ ook weer bestaande uit 3 bollen, waarvan 1 volledig en 2 halve –> 4R. Deze diagonaal heeft een zijde van sqrt(3), die bekomen kan worden met 2x pythagaros toe te passen.

De formule is dan:
4R/sqrt(3) - 2R / 2 = 0.154 R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

⦁ Bereken de diameter van een atoom dat in de oktaedrische holte kan van KVG?

  • 4R/sqrt(2) - 2R
  • 4R/sqrt(3) - 2R
  • 6R/sqrt(2) - 4R
A

⦁ - 4R/sqrt(2) - 2R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

⦁ Cu heeft een atoomradius van 1.28 ä, Zn 1.33 ä en Sn 1.4 ä, Al 1.43 ä. Welke is het hardste uit volgende eenfasige legeringen?

  • Brons
  • Messing
  • Aluminiumbrons
A

⦁- Aluminiumbrons

  • Brons (=Cu + Sn) (Sn groter dan Cu, dus lost moeilijk op)
  • Messing (=Cu + Zn) (Zn groter dan Cu maar kleiner dan Sn, lost iets makkelijker op
  • Aluminiumbrons (Al is grootst dus grote holten, rest past mooi in holten => dichtste structuur => hardst)

⦁ “Naarmate de atoomradii meer van elkaar verschillen, daalt de oplosbaarheid, doch stijgt het effect van de oplossingsversteviging: 1-fasig messing, 1-fasig tinbrons en 1-fasig aluminiumbrons zijn dan ook in deze volgorde stugger en sterker dan zuiver koper (n.b. in uitgegloeide toestand).”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

⦁ Een kruipcurve

  • geeft het verloop vd spanning in functie van de tijd bij cte rek
  • geeft het verloop van de plastische rek in functie van de tijd bij cte spanning
  • geeft de toelaatbare spanning die het materiaal in functie van de belastingstijd kan verdragen
A

⦁ - geeft het verloop van de plastische rek in functie van de tijd bij cte spanning (p.143)

⦁ - geeft het verloop vd spanning in functie van de tijd bij cte rek (p.49 dit is relaxatie)

⦁ - geeft de toelaatbare spanning die het materiaal in functie van de belastingstijd kan verdragen (p.57 dit is vermoeiing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

⦁ Een gegalvaniseerde (verzinkte) stalen plaat wordt gekrast. Het in de kras blootgekomen metaal vormt

  • een kleine anode waardoor de corrosie snel voortwoekert
  • een kleine katode waardoor de corrosie beperkt blijft
  • een kleine anode waarde de corrosie beperkt blijft
A

⦁ - een kleine katode waardoor de corrosie beperkt blijft (p.159)

⦁ Het laagje zink is anodisch! Logisch, anders zou het materiaal eronder worden aangetast (oplossen)

41
Q

⦁ Waarom kan men C-rijk ijzer moeilijk lassen?

  • Martensiet wordt gevormd aan de zijkante na het lassen
  • C oxideert bij het lassen
A

⦁ - Martensiet wordt gevormd aan de zijkante na het lassen (P267)

⦁ Hoge gehaltes C verschuiven de TTT grafiek naar rechts, zodoende kan martensiet gevormd worden

42
Q

⦁ Wat komt bij staal het gieten niet ten goede?

  • de zuiverheid
  • 2 fasig
  • Hdp stapeling
A

⦁ - de zuiverheid

43
Q

⦁ Welk productiemethode is het beste voor massaproduktie:

  • gieten in zand
  • gieten in coquilles
  • spuitgieten
A

⦁ - spuitgieten

44
Q

⦁ Bij het converteren verdwijnen onzuiverheden waarvan bij de convertortemperatuur

  • het oxide stabieler is dan dit van koolstof
  • het oxide stabieler is dan dit van Fe
  • het oxide stabieler is dan dit van Fe doch minder stabiel dan dit van C
A

⦁ - het oxide stabieler is dan dit van Fe (p.232)

45
Q

⦁ Welke van volgende materiaalkeuzen is verantwoord

  • een gesmede drijfstang uit nodulair gietijzer
  • een tandwielkast uit temperijzer
  • een zware scheepskrukas uit frisijzer
A

⦁ - een tandwielkast uit temperijzer (p.288 schokbestendiger dan gewon gietijzer)

(p. 287 nodulair gietijzer kan niet gesmeed worden)
(p. 289 frisijzer voor kleine gietstukken)

46
Q

⦁ Nodulair gietijzer. Wat is het voordeel hiervan bij gebruik als krukas ten opzicht van grijs gietijzer:

  • schokvaster
  • dempend
  • kan hol gemaakt worden om koeling toe te staan
A

⦁ - schokvaster

(grijs gietijzer bevat ook C dus ook trillingdempend)

47
Q

⦁ Welk procedé gebruikt men voor massa productie van een gietijzeren stuk:

  • spuitgieten
  • gieten in coquille
  • shell molding
A

⦁ - shell molding

(p. 189 Gietijzer heeft te hoog smeltpunt)
(p. 209 Gevaar voor krimpscheuren te groot)

48
Q

⦁ Waarbij heeft men het minste last van gietgallen ten gevolge van koudloop?

  • Gieten in zand
  • in coquille
  • spuitgieten
A

⦁ - Gieten in zand (tragere afkoeling dan in coquille)

49
Q

⦁ Een onderdeel moet bij hoge temperaturen van om en bij de 500°C werken en is onderhevig aan veel slijtage. Wat is te verkiezen uit:

  • hittevast staal
  • vlamgehard staal
  • nitreerstaal
A

⦁ - nitreerstaal (p.278)

(vlamgehard staal verliest zijn hardheid bij 200°C)

50
Q

⦁ Bij het austeniteren van hypereutectoide staal warmt men het op

  • tot boven A1-temperatuur
  • tot vlak onder A1-temperatuur
  • tot net onder A1-temperatuur
A

⦁ - tot boven A1-temperatuur

51
Q

⦁ Normaalgloeien kan bij Al- met Cu-legeringen niet aangewend worden

  • omdat de transformatietemperatuur te dicht bij de smelttemperatuur ligt.
  • omdat er geen allotrope transformatie voorkomt bij AL-Cu legeringen.
  • omdat de oplosbaarheid van Cu in Al terugloopt bij dalende temperatuur.
A

⦁ - omdat er geen allotrope transformatie voorkomt bij AL-Cu legeringen.

52
Q

⦁ Alfa-messing kan men harden:

  • Door precipitatieharding of koudvervorming
  • Door normaalgloeien of koudvervorming
  • Alleen door koudvervorming
A

⦁ - Alleen door koudvervorming

53
Q

⦁ Een precipitate-geharde Al-Cu legering word terug opgewarmd tot bij de eutectische temp De hardheid gaat verloren ingevolge:

  • het terug in oplossing gaan van het precipitaat
  • het incoherent worden van de CuAl2 fase ten gevolgde van oververoudering
  • Het gedeeltelijk smelten
A

⦁ - het incoherent worden van de CuAl2 fase ten gevolgde van oververoudering

54
Q

⦁ Welke van de volgende metalen kan gespuitgiet worden en is zoals duraluminium precipitatiehardbaar:

  • Al-brons
  • messing
  • beriliumbrons
A

⦁ - beriliumbrons

⦁ Percipitatiehardbaar (intermettalische bindingen met koper)

55
Q

⦁ Waarbij komen de meeste gietgallen en koudloop voor:

  • spuitgieten
  • coguillegeut
  • zandgeut
A

-coguillegeut

56
Q

⦁ Het eerste kristalletje dat stolt bij een 20%-messing bevat ongeveer:

  • 10% Zn
  • 20% Zn
  • 25% Zn
A

⦁ - 10% Zn (zie diagram)

57
Q

⦁ Perliet is sterker dan Ferriet:

  • omdat perliet meer koolstof bevat en dit veroorzaakt en oplossingsversteviging omdat de oktaëdrische holten te klein zijn
  • omdat perliet te aanzien is als ferriet waarin cementietplaatjes ingebed liggen die de dislocatielijnen in het ferriet hinderen
  • omdat ferriet een fijnkorrelige fase is waarbij de dislocaties in hun glijding door de korrelgrenzen worden gehinderd
A

⦁ - omdat perliet te aanzien is als ferriet waarin cementietplaatjes ingebed liggen die de dislocatielijnen in het ferriet hinderen

58
Q

⦁ Hardmetaal dankt zijn hardheid aan het feit dat:

  • het een metaal is met een complexe metaalstructuur
  • het bestaat uit zeer fijne korrels ingevolgde het sinterproces
  • het bestaat uit ionische of covalente kristallen waarbij eenvoudige glijsystemen niet bestaan
A

⦁ - het bestaat uit zeer fijne korrels ingevolgde het sinterproces

59
Q

⦁ Om een hoge resilientie te hebben moet verenmateriaal:

  • een grote sterkte en breekrek hebben
  • een hoge rekgrens en hoge stijfheid hebben
  • elastisch doch stug zijn
A

⦁ - elastisch doch stug zijn (p.279)

60
Q

⦁ Een plaat wordt warmgewalsd. Om de korrels te verfijnen zal men:

  • herstelgloeien
  • rekristallisatiegloeien
  • normaalgloeien
A

⦁ - normaalgloeien (p.260)

herstelgloeien (enkel ontwarring van dislocatielijnen)

  • rekristallisatiegloeien (vereist voorafgaande koudvervorming)
61
Q

⦁ Kan men verenstaal gebruiken als kreukelzone in auto’s?

  • Ja, want het is elastisch en stug
  • Ja, want het is niet elastisch maar wel stug.
  • Neen, want het is niet duktiel genoeg.
A

⦁ - Neen, want het is niet duktiel genoeg.

⦁ de bedoeling van kreukelzones is het opvangen van een botsing door (elastische) en plastische deformatie. Verenstaal kan elastisch wel wa opvangen, maar in vergelijking met de oppervlakte onder het plastisch gedeelte is da veel te weinig.

62
Q

⦁ Uit welk materiaal maakt men best een kraan?

  • alfa-messing
  • alfa + beta’-messing
  • beta’-messing
A

⦁ - alfa + beta’-messing (p. 306)

63
Q

⦁ Het is moeilijker staal warm te extruderen dan aluminium

  • omdat Al een lager smeltpunt heeft en dus gemakkelijker vloeibaar wordt.
  • omdat Fe k.r.g. is en Al k.v.g.
  • omdat de elasticiteitsgrens van geausteniteerd staal nog hoger is dan deze van Al
A

⦁ - omdat de elasticiteitsgrens van geausteniteerd staal nog hoger is dan deze van Al

64
Q

⦁ Waarom grijs-gietijzer wordt zelden in coquille maar meestal in zand&hars schalengegoten? Waarom?

  • omdat het te snel stolt
  • omdat de krimpspanning niet kunnen worden opgenomen
  • omdat het niet dunvloeibaar is
A

⦁ - omdat de krimpspanning niet kunnen worden opgenomen (p.286)

65
Q

⦁ Door welk stof wordt ijzer gereduceerd?

  • C enkel wanneer het ijzer al in de vloeibare toestand is
  • CO
  • CO2
A

⦁ - C enkel wanneer het ijzer al in de vloeibare toestand is

⦁ A is het meest juiste antwoord, laat u dus niet vangen

66
Q

⦁ Een verouderde Cu legering met Aluminium in is op microscopisch vlak te vergelijken met:

  • perliet
  • ferriet
  • austeniet
A

⦁ - perliet (alfa + metallische verbinding)

67
Q

⦁ Bij langzame afkoeling van CuAl2-legering ontstaat er:

  • geen precipitatie
  • een grover eutecticum
  • precipitatie aan de korrelgrenzen
A

⦁ - precipitatie aan de korrelgrenzen

68
Q

⦁ Welk staal is carboneerstaal?

  • 15Cr2
  • X15Cr13
  • 50Cr4
A

⦁ - 15Cr2 (p.276)

X15Cr13 (dit is een hooggelegeerde staalsoort, wordt niet gebruikt om te carboneren!)

⦁ - 50Cr4 (te hoog C gehalte)

69
Q

⦁ 18 NiCr 16 bevat 0,18% C, 4% Ni en Cr, en is een

  • staalsoort die roestvrij is.
  • carboneerstaal
  • veredelstaal.
A

⦁ - carboneerstaal

70
Q

⦁ Beschouw een langzaam stollend 1,2%C-staal.

  1. Hoeveel procent koolstof bevat de eerste druppel die stolt?
    - 0,4%
    - 1,2%
    - 2,8%
A

⦁ - 1,2% (zie metastabiele koolstof-ijzerdiagram)

71
Q

⦁ 2. Bij welke temperaturen ontstaan de secundaire netwerken van het cementiet?

  • tussen de 1200°C en de 900°C
  • tussen de 900°C en de 723°C
  • bij 723°C
A

⦁ - tussen de 900°C en de 723°C

72
Q

⦁ 3.een hyper-eutectoidisch staal bestaat uit:

  • austeniet met secundair cementiet
  • perliet met een netwerk van cementiet
  • ferriet met perliereilanden
A

⦁ - perliet met een netwerk van cementiet (p.250)

73
Q

⦁ 5. perliet met een netwerk van cementiet staal wordt aangewend als:

  • constructiestaal
  • verenstaal
  • staal voor snijgereedschap en maatwerk
A

staal voor snijgereedschap en maatwerk (p.251)

74
Q

⦁ NiCr16 is een

  • veredelstaal
  • roestvrij staal
  • carboneerstaal
A
  • carboneerstaal
75
Q

⦁ Rekristallisatie is onmogelijk na

  • een zeer sterk koudvervormd materiaal
  • spanningsvrij gegloeide materialen
  • een gesmeed stuk
A

een gesmeed stuk (p.152 rekristallisatie vereist voorafgaande koudvervorming, smeden gebeurd op hoge temperatuur omdat anders het werkstuk anders te veel verstevigd en onbewerkbaar wordt)

76
Q

⦁ Een voordeel van gieten in coquilles op gieten in zand zijn

  • gasporien
  • krimpscheuren
  • gietgallen
A

gasporien (coquille: minder gasbellen door snellere afkoeling)

⦁ - krimpscheuren (coquille: kans op krimpscheuren groter door snelle afkoeling)
- gietgallen (coquille: kans op koudloop groter door snelle afkoeling

77
Q

⦁ De incubatietijd bij martensietvorming

  • stijgt bij stijgend C-gehalte
  • daalt bij stijgende transformatietemperatuur
  • stijgt bij dalende transformatietemperatuur
A

⦁ - stijgt bij stijgend C-gehalte (p.259)

⦁ De transformatietemperatuur heeft enkel invloed op het percentage dat omgezet wordt in martensiet. a) is dus het correcte antwoord.

78
Q

⦁ welk is het hardst?

  • AL-brons
  • Brons
  • Messing
A

⦁ - AL-brons

79
Q

⦁ Een PET fles wordt geblaasextrudeerd.

  • het heeft een textuur en is in tangentiele zin gesterkt
  • het heeft een textuur en is in axiale richting sterker
  • geen textuur
A

⦁ - geen textuur (bij blazen is versteviging in alle richtingen gelijk)

80
Q

⦁ Waarom is vacuümvormen bij thermoplasten al voor kleine series interessanter?

  • dunnere wanden
  • goedkope matrijs
  • kortere cyclus
A

⦁ - goedkope matrijs

81
Q

⦁ Welk breekt het taaist?

  • amorfe… bvb styreen
  • verzadigde polymeren met glasvezel
  • polyester
A

polyester (p.45 p.50, want thermoharder met C-vezel)

82
Q

⦁ PP heeft enkel toepassingen indien het

  • gecrosslinked wordt
  • kan kristaliseren tussen Tg en Tv
  • deels kristallijn is
A

⦁ - deels kristallijn is

83
Q

⦁ Bij de vorming van een elastomeer wordt er lichtjes gecrosslinked.
Wat kan gezegd worden over de temperatuursafhankelijkheid van de stijfheid :
- de Tg verschuift naar rechts
- het vloeiverschijnsel boven de glasoverganstemperatuur verdwijnt
- de glastoestand blijft bewaard tot ongeveer het smeltpunt der kristallen

A

⦁ - het vloeiverschijnsel boven de glasoverganstemperatuur verdwijnt (p.30)

84
Q

⦁ Hoe kan men een verzadigd polymeer aanzienlijk versterken?

  • dmv glasvezels
  • biaxiaal rekken
  • cross-linking
A

⦁ - biaxiaal rekken

⦁ - dmv glasvezels (vereist hars = UP of EP = onverzadigd)
- cross-linking (polymeer reeds verzadigd)

85
Q

⦁ Waarom is polyetheen (PE) zo interessant bij kamertemperatuur?

  • vormt kristalstructuur
  • is in het glasachtig gebied
A

⦁ - vormt kristalstructuur (p.25)

86
Q

⦁ LDPE is ten aanzien van HDPE

  • minder kristallijn en daarom minder stevig.
  • meer kristallijn en daarom steviger.
  • ontstaan bij lagere druk.
A

⦁ - minder kristallijn en daarom minder stevig. (Bijgevolg is LDPE ook transparanter)

87
Q

⦁ Slagvast PS:

  • is een copolymeer van styreen geënt op een rubberachtige fase
  • is een polystyreen waar een weekmaker aan werd toegevoegd
  • is PS dat gedeeltelijk rubberachtig is doordat de kristallisatie wordt tegengegaan door een te snelle stolling
A

⦁ - is een copolymeer van styreen geënt op een rubberachtige fase (p.11)

88
Q

⦁ Welk proces is het goedkoopst en geschikt om een klein aantal onderdelen in een thermoplastisch materiaal te vervaardigen:

  • laminatie
  • plaatvorming
  • spuitgieten
A

⦁ - plaatvorming (p.39)

⦁ - laminatie (niet voor TP)
- spuitgieten (matrijs is veel te duur)

89
Q

⦁ De slagvastheid van Nylon (PA) is te danken:

  • Het deels kristallijn zijn
  • Het deels rubberachtig zijn
  • Het feit dat nylon bij kamertemperatuur boven de glasovergangstemperatuur zit.
A

⦁ - Het deels kristallijn zijn

(PA zit in glastoestand bij andere gevallen)

90
Q

⦁ Men maakt een onverzadigd polyester uit :

  • een diol samen met een –C=C- -binding
  • een diol met terepftaalzuur
  • crosslinkings tussen onverzadigde bindingen
A

⦁ - een diol samen met een –C=C- -binding (p.15)

91
Q

⦁ Hoe maakt men een plastic bal?

  • blaasextrusie
  • gieten
  • laminatie
A

⦁ - blaasextrusie (p.34)

92
Q

⦁ Welke kunsstof kan men niet lijmen?

  • PE
  • PS
  • PVC
A

⦁ - PE (p.43)

93
Q

⦁ Nylon dankt zijn stevigheid aan:

  • kristallisatie
  • het trekken van vezels tijdens het spinnen
  • het feit dat het boven de glasovergangstemperatuur is
A

⦁ - het trekken van vezels tijdens het spinnen (p.50)

94
Q

⦁ Een glazen staaf is brosser ten opzichte van een even grote staaf met glasvezels omdat:

  • glasvezel geproduceerd wordt met minder fouten per mm²
  • het beter tegen een brosse breuk kan
  • het beter trekkrachten kan opnemen
A

⦁ - het beter trekkrachten kan opnemen

⦁ Er zijn evenveel fouten per mm² in een glasvezelstaaf, maar hierbij is het minder erg als een van die foutjes een breuk veroorzaakt vermits er zeer vele aparte vezels zijn en er dus slecht 1 vezeltje kan breken. Een glazen staaf daarentegen is eigenlijk te zien als 1 grote vezel. Vanaf er daar een breuk is zullen er zeer snel spanningsconcentraties optreden die een verdere volledige breuk zullen veroorzaken.

95
Q

⦁ Vacuümvorming komt enkel voor bij

  • thermoharders
  • amorfe thermoplasten
  • kristallijne thermoplasten beschikken niet over de rubberfase
A

⦁ - amorfe thermoplasten (p.35)

96
Q

⦁ Welk polymeer gebruikt men voor van die pottekes voor koekskes in te doen.

  • PS
  • PA
  • PP
A

⦁ - PS

97
Q

⦁ Het polymeer dat gemaakt wordt van het monomeer CF2=CF2 is:

  • kevlar
  • teflon
A

⦁ - teflon

⦁ Teflon is de merknaam van poly-tetra-fluor-etheen (PTFE)

98
Q

⦁ Wat is relaxatie?

  • Verandering van de spanning bij een constante rek
  • verandering van de rek bij een constante spanning
  • kruip
A

⦁ - Verandering van de spanning bij een constante rek

99
Q
A