examenvragen Flashcards

1
Q

Het proza van de Tachtigers reageert tegen de idealistische literatuur.
Bespreek aan de hand van Couperus.

A
  • Tachtigers: reactie op de burgerlijke Romantiek van Potgieter: verheerlijking van godsdienst, deugd, vaderlandsliefde, huiselijkheid -> pro burgerlijkheid.
    Naturalistisch proza moest juist dichter bij de sociale werkelijkheid staan en vertrekt dus vanuit de waarneembare werkelijkheid, breder dan het geïdealiseerde wereldje van de burgerij (realisme bij o.a. Kobus en Agnietje van Justus van Effen). De Tachtigers nemen het programma van Zola wat betreft de proza over: Naturalisme als wetenschappelijk experiment. De schrijver wordt een observator en waarbij hij zijn personages ook en experiment kan laten ondergaan door de experimenteren met de 3 determinerende factoren van H. Taine (de naturalist gaat uit van een materialistisch en positivistisch wereldbeeld waarbij externe factoren een invloed hebben op het wezen en leven van de mens). Zo wordt het verhaal als het ware een ‘case study’. Aandacht voor taal is hierbij van belang: de sociale werkelijkheid moet objectief worden weergegeven dus vraagt dit oog voor detail. Daarnaast wordt ook impressionistische taal belangrijk aangezien dit de zintuigelijke waarneming ondersteunt. Dit uit zich concreet in woordkunst, bijv. neologismen. Daarbij krijgt de literatuur nog een maatschappelijke functie: de schrijver moet de harde werkelijkheid blootleggen om een geëngageerde boodschap uit te brengen= sociale kritiek en niet didactisch zoals het realisme en Potgieters nationalisme die burgerlijke zeden, zoals deugd, godsdienstigheid en vaderlandsliefde wou onderwijzen (dienstbare poëzie). Het ging dus niet om een expliciete moralische boodschap te uiten via de schrijver zelf als dienaar van een ideologie.
  • Couperus: naturalisme uit Nederland: wat opvalt aan het verhaal is dat het een pessimistische ondertoon bezit: niemand ontkomt aan het noodlot, dat onvatbaar, onveranderlijk en onpersoonlijk is. De 3 factoren die invloed hebben zijn bij de meeste personages aanwezig: F= milieu en temps (lijdt aan ich-zwakte), B= erfelijkheid (experiment à la Zola).
    De verteller blijft in de meeste gevallen objectief en onpartijdig door een consonante bewustzijnsvoorstelling, maar af en toe treedt er toch dissonantie op. Couperus hanteert natuurgetrouwe dialogen die dus de objectieve weergave van de werkelijkheid ten goede komen. Bovendien gebruikt Couperus detailrijke beschrijvingen, tot op het punt dat het zelfs morbide wordt, bijv. bij de beschrijving van Berties lijk. Tot slot zijn er veel neologismen terug te vinden in het boek.
    Wat voor de tachtigers ook belangrijk was, was het estheticisme en de uitdrukking van emotie. Dit kan men ook in een beperkte mate terugzien bij l’écriture artiste’ van Couperus met zijn impressionistische stijl en metaforiek + symbolische lading van de natuur + pathos.

Hier is echter geen expliciete antiburgerlijke houding aanwezig, hoewel er een onthullend beeld wordt meegegeven van de ‘beschaafde’ klasse.

Toch pathologisch naturalisme, komt niet overeen met puur sociaal naturalisme van Zola: veel aandacht voor nerveus gestel, in het bijzonder dat van Eve (3 fases).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De avant-garde dimensie van het modernisme werd in Nederland niet erg geapprecieerd. Zijn er uitzonderingen? Wat vonden Marsman, Ter Braak en Du Perron van de avant-garde? En hoe stonden Vestdijk & Nijhoff ten opzichte van het experiment? Illustreer met hun werk.

A
  • historische context: NL was neutraal gebleven dus weinig binnenlandse politieke spanning, vandaar dat avantgardistische bewegingen die doorgaans een (extreem) politiek standpunt hadden, en dus niet meer compleet de autonomie-kunstopvatting volgden, niet warm werden onthaald (overblijfsel van estheticisme van de Tachtigers?). Toch hadden het expressionisme en constructivisme (zeer autononoom en vorm heeft alle aandacht) een aanzienelijke invloed in het kunstmilieu
  • uitzondering Marsman: Marsman was door zijn verblijf in Berlijn in contact gekomen met het Duits expressionisme, waarbij Lebensbejahung centraal stond. dit uit zich in de omarming van het leven, de uitleving van vitale driften, en expressieve taal (uitvergroot, hyperbolisch, emotie, gevoel). Marsman vond dat het expresionisme centrifugaal was en het impressionisme centripedaal: het expressionisme vertrekt vanuit de mens zelf en reageert (van binnen naar buiten) op de buitenwereld (gevoel), terwijl het centripedale impressionisme vertrekt vanuit de buitenwereld en hoe het binnenkomt bij de mens (impressies, indrukken). –> fight/flight-reactie.

Ter Braak en Du Perron: tegen het doorgedreven estheticisme en humanitair expressionisme:
Vorm/Vent discussie in tijdschrift Forum, bestaande uit 3 fasen:
1) Bloemlezing van Coster: gemeenschapsidee, gestoeld op christelijke idealen, poëzie moet menselijkheid bevorderen.
2) bloemlezing Binnendijk: verdediging autonome poëtica. Belang van vorm (zien we terug bij Vlaamse PVO en Nijhoff)
–> reactie van TB en DP: verwerpen humanitaire moraliserende poëtica van Coster en vinden dat de persoonlijkheid, originaliteit en creativiteit van de dichter steeds tot uiting moet komen in een kunstwerk (vent boven vorm), vorm moet daarbij de persoonlijkheid dienen, dus tegen autonomiegedachte. De schrijver wordt dus een non-confomist. –> dus tegen expressionisme en constructivisme

  • Vestdijk: het manuscript ‘Een kind tusschen vier vrouwen’ dat dateert uit de jaren 30 is sterk beïnvloed door de stijl van Proust: detailrijke beschrijvingen, associatieve aaneengeschakelde gedachten, bladzijdelange alinea’s, duidelijke invloed van impressionisme (zintuigelijke ervaringen die herinneringen oproepen), experimenteel karakter door alwetende ik/wij-verteller= autodiëgetsich. Dit neigt eerder naar Modernisme van Joyce dan naar avant-garde (fragmentarisch, vluchtig wereldbeeld, de mens als gespleten persoonlijkheid met onderbewuste,…
    ina Daman is dan weer traditioneler in de zin dat het verhalender is en minder gedurfd, minder experimenteel: de concrete gebeurtenissen staan centraal ipv gedachtes, ervaringen en associaties van de focalisator.

Nijhoff: zeer autonome poëzie door zijn taalstijl: teogankelijke, alledaagse taal waardoor de kracht (zin, betekenis) in het woord zelf zit en niet in de emoties van de dichter. Zijn poëtica verwerpt dan ook persoonlijke expressie van emotie. Toch staat Nijhoff dubbelzinnig tov taal: de taal is voor hem leugenachtig en gaat zelf met de woorden aan de haal–> taalscepsis=typisch voor modernisme!
klassieke vorm met parlando-toon.
zijn poëtica was dubbelzinnig: criteria op basis van Vent-visie maar eigen werk is eerder Vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vergelijk Van Nu en Straks met De Nieuwe Gids.

A

Gemeenschappelijk: allebei vernieuwende, moderne tijdschriften voor en door jonge schrijvers en kunstenaars, die zich wouden afkeren van de oude, weinig kritische tijdschriften. Ze waren tegen het regionalisme en dus kosmopolitisch en Europees gezind. Ze waren tegen romantisch idealisme en het burgerlijk realisme.

  • Tachtigers: ontstaan in de jaren 80 van 1800. een groep jonge schrijvers die een vernieuwend tijdschrift oprichten met als oprichter Kloos en medewerkers als Van Deysel en Gorter. ze wouden vooral GEEN dienstbare poëzie, dit veronderstelt estheticisme en vormschoonheid. Hierbij werden ze sterk beïnvloed door de Engelse Romantiek en hun sonetten. In een inleiding van de sonnetten van Perk, geschreven door Kloos worden de programmapunten voor poëzie duidelijk naar voren gebracht (manifest van de Tachtigers):
    1) estheticisme
    2) aandacht voor emotie en hartstocht
    3) dichter als profeet, poeta vates -> qluit aan bij autonomie van werk want dichter is lsechts een zender, doorgever van iets sacraals, het Dichten (// Gezelle).
    4) individualisme: citaat Kloos
    5) vorm en inhoud zijn 1
    6) kosmopolitisme
  • -> dogmatisch met strenge pëtica en politieke standpunten in tijdschrift.

uiteindelijk breuk in 1893 door Kloos (individualist, estheticist) en Gorter (gaat over naar socialisme)

  • V&S: in Vlaanderen waar toen grote armoede en analfabetisme onder het lagere volk heerste, (industrialisatie, proletariaat). In context van de Vlaamse Beweging, dat eerst begon bij het belgicistisch cultuurnationalisme (rond 1840) en later modern sociaal nationalisme (rond 1890). Daarnaast waren er andere moderne tijdschriften die socialistisch gezin waren De literatuur verzocht steeds meer een autonome positie en kreeg die ook, alleen werd een soort compromis gemaakt: de vernieuwende literatuur moest nog steeds het gemeenschapsidee (solidariteit vanuit christelijke waarden) vertegenwoordigen= opvoeden van ongeletterd Vlaanderen. Men zocht een synthese tussen individu en gemeenschap, tussen de zintuiglijkheid en het Idee, tussen naturalisme en symbolisme. De band met de werkelijkheid werd dus nog behouden en was geen louter estheticisme zoals de poëzie van de Tachtigers.
    Wat ook aansluit bij dit idee van synthese en harmonie is de kunst als leven leven als kunst. Dit uit zich door gemeenschapskunst: kunst voor de gemeenschap en Gesamtkunstwerk (beïnvloed door ambachtelijk Arts-Crafts van W. Morris, ook in Jugendstil terug te zien en opera van Wagner). Hun oplagen waren dan ook steeds verrijkt met Art-nouveau stijlen en kunstwerken (net zoals Tachtigers met de Haagse School, alhoewel het idee van gemeenschapskunst veel minder aanwezig was).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Is de historische avant-garde een radicale breuk met de voorafgaande stromingen? Illustreer met Van Ostaijen

A

Ze waren wel radicaler in de zin van vormexperiment: teleurgesteld door de mens als falende rationeel wezen (onmenselijke WOI, Dictoriale regimes), willen ze hun publiek schokeren door een vervreemde werkelijkheid (anti-mimesis) voor te stellen. Bijna alle avant-gardistische bewegingen willen een geëngageerde boodschap met daarin een politiek standpunt verwerkt, uitdrukken. Hierbij stappen ze dus af van de l’art pour l’art gedachte die kenmerkend is voor Symbolisme bijv. Een uitzondering hierop is het constructivisme: de vormautonomie is hier zeer sterk aanwezig: de vorm (wijze van expressie) bezit de uitbeeldende en betekenisdragende kracht. Wat wel werd doorgetrokken is de vijandigheid tov van de burgerlijkheid en het kosmopolitisme.
-POV: bij zijn periode van organisch expressionisme is de autonomiegedachte sterk voelbaar. De woorden hebben de sturende kracht, niet de dichter // Tachtigers: dichter als poeta vates. Kleurenleer van Kadinsky: kleuren bezitten autonome waarde. Sluit aan bij constructivisme van de Stijl (Letterklankbeelden van IK Bonset): zo veel mogelijk zin (inhoud, betekenis) in zo weinig mogelijk woorden). Het idee van Gesammtkunstwerk van bij de V&S zie je ook terug bij de collagetechnieken van DADA en bijv de opvoering van het gedicht Karawane van Hugo Ball. POV was hierdoor sterk geïnspireerd: zijn gedichten wekken de indruk van een muziekpartituur op. Het gedicht komt dus pas echt tot leven wanneer men het zou voordragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vergelijk het determinisme van Couperus met dat van Streuvels:

  • hoe worden de personages gedetermineerd?
  • hoe ziet het lot eruit?
A

-Couperus: de personages worden door duidelijk gedetermineerd door hun erfelijkheid en milieu (F & B). Maar er wordt geen duidelijke verklaring gegeven hoe dit verband houdt met het Noodlot. Het noodlot is onpersoonlijk, onvatbaar en tijdloos. In dat opzicht kan men dus niet volgens de wetenschappelijke naturalistische analyse van Zola toepassen om verklaring te krijgen voor het lot. Het lot wordt met andere woorden geregisseerd door een onzichtbare (bovennatuurlijke?) macht, die ook wordt weerspiegeld, aangekondigd in natuurverschijnselen. Dit komt overeen met poëtica van Couperus: zijn schrijven overkomt hem, en wordt gestuwd door een aaneenschakeling van noodlottige gebeurtenissen, de woorden vloeien vanzelf.
De personages

Streuvels: de mens blijft onveranderlijk: wordt expliciet meegegeven door de verteller. Determinisme is hier dus sterk aanwezig: bij de boerenzoon, allegorie van de muizen en aankoop zetel (blijf bij je eigen stand), …
Hier krijgt het noodlot een concrete invulling: de komst van Knorre en diens dood en de uil tijdens het toneelspel van de muizen. De personages beseffen door het noodlot dat hun eigen dood niet meer ver weg is en worden bewust van de vergankelijkheid van het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bespreek het thema van passie (agressie, drift, monster) en disciplinering (orde, tucht) in Bint en verbind dat met de maatschappelijke context.

A

Het boek is verschenen in 1934, een tijd waarin heel wat dictoriale regimes in heel Europa aan de macht kwamen. Tegelijkertijd vind door het progressief liberalisme vinden heel wat veranderingen in het onderwijs plaats: Montessori en Lichthart o.a. pleiten voor een vrijer onderwijs waarbij er een horizontale structuur/structuur tussen de leerling en leerkracht gevestigd wordt. Er wordt meer vertrouwen in de leerlingen zelf gelegd. Bint, de directeur, is geen voorstander hiervan: de maatschappij is te laks en liberaal geworden en mist tucht. Hij pleit voor verticale differentiatie, waarbij de leerkracht zich niet mag verplaatsen in de leerling of omgekeerd. Tucht steunt daarbij ook op een constante strijd en competitie: alleen zo kan het kind groeien. Tussen de collega’s mogen geen vriendschappen gesloten worden, hierdoor zou het systeem van tucht en discipline in het gedrang komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vergelijk het vrouwbeeld van Couperus en Streuvels met dat van Bordewijk.

A
  • Couperus: Eve heeft een nerveus gestel dat zich ontwikkelt in 3 fases, met krankzinnigheid als eindpunt. Dit komt overeen met het toenmalige beeld dat men over de vrouw had: femme fragile (zieke, fragiele vrouw, naïef).
  • Streuvels: “een wijf is een wijf” : geen nerveus gestel, hebben geen grote rol in het verhaal en worden eerder als seksuele objecten gezien door de mannen.
  • Bordewijk: de vrouwen kunnen een gevaar vormen voor het tuchtsysteem van Bint, aangezien ze door hun aantrekkingskracht (femme fatale) de man kunnen verleiden en dus een horizontale relatie aangaan. Daarom bewondert De Bree enkel de vrouw in het algemeen en nooit individueel (zie zijn studie over de geleerde vrouw). Hij is naar eigen zeggen a-aseksueel. Toch blijkt dit een illusie: platonische gevoelens voor collega en seksuele gevoelens voor de werkster.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Volgens Multatuli was er niets kunstzinniger dan de waarheid. Bespreek kort de verschillende waarheidsopvattingen in Max Havelaar.

A

Multultali gaat er van uit dat er geen absolute waarheid bestaat, maar dat de waarheid relatief en tijdsgebonden is. Dit laat hij duidelijk merken door de toepassing van verschillende perspectieven (vertellers en focalisatie) die elk hun eigen waarheidsopvatting bezitten. Deze Multiperspectiviteit en relativiteitsbesef is typisch modern.
- Waarheid volgens Droogstoppel: gebaseerd op de burgerlijke realiteit en visie onderdrukker: hiërarchisch cultuurstelsel dat wordt gelegitimeerd door geld en geloof (zie ook vriendschap met dominee). Zijn literatuuropvatting is dan ook dat literatuur de waarheid moet dienen. In zijn ogen is dat een absurd realisme met enkel feiten en vrij van gevoel, beeldspraak en rijmelaarij (// Multatuli: bij rijmelaarij dwingt de vorm de inhoud).
- Waarheid volgens Stern: literatuur moet waarheid dienen. Maar waarheid is niet enkel de objectieve feitenbeschrijving want daarvoor is ze te complex, maar ook het gevoel dat mijn hierbij ervaart. Daarom is de werkelijkheid van de onderdrukte ook van belang. Zijn literatuuropvatting is dan ook dat een boek een product moet zijn van de ziel en hart. Zijn stijl is daarbij romantisch en ernstig met beeldspraak en pathos, om zo de werkelijkheid begrijpelijk te maken voor de lezer.
- Max Havelaar: hij is op zoek naar de diepste realiteit. Net zoals de veranderde en dynamische werkelijkheid, maakt hij gebruik van orale taal die ook dynamisch en veranderlijk is (>< schriftelijke koloniale taal).
Multatuli: overstijgt alle voorgaande ‘waarheden’ door toevoeging van voetnoten en commentaren die hem wetenschappelijke bewijskracht verlenen + einde waarin hij verheven romantische taal hanteert om de ernst van de zaak, de werkelijkheid voor de onderdrukte, te benadrukken en kracht bij te zetten, want dat is de waarheid.

Toch slaagt niemand erin om de diepste waarheid te vinden:
Droogstoppel miskent de realiteit en negeert deze.
Stern is er zich van bewust dat hij de complexe realiteit en het complexe karakter van Max Havelaar niet altijd in woorden kan vatten.
Max Havelaar vind het moeilijk om te zeggen waarop het staat en heeft geen overtuigingskracht in schriftelijke taal.
Multatuli geeft toe dat hij ook niet altijd zeker is van wat hij beweert in commentaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vergelijk de vertelstijl en de vertellerfiguur bij Streuvels en Bordewijk. Hoe past dat bij de romanopvatting van die twee auteurs en bij de stroming(en) waartoe ze behoren?

A

Streuvels: associatieve vertelstijl/innerlijk monoloog, vaak consonante verteller en interne focalisatie. Dit sluit aan bij de het Modernisme, meer bepaald het uitgaan van een fragmentarisch mens-en wereldbeeld, de psychoanalyse waarbij de mens als gesleten persoonlijkheid (onderbewust) wordt beschouwd-> droom van Hustebolle waarin hij Knorre vermoord, …
Tevens sluit dit aan bij het Naturalisme, aangezien de verteller een onpartijdige houding moet innemen om de werkelijkheid zo objectief mogelijk te weergeven. Het lijkt alsof we dus in het hoofd van het personage zitten (interne focalisatie) en de verteller hierachter verdwijnt. Dit veronderstelt dan ook geen morele tussenkomsten van de verteller. Ook dit sluit aan bij de autonomie-opvatting van het modernisme. Streuvels geeft echter bij momenten wel commentaar of een oordeel over de personages, vaak tussen haakjes en is dus niet prototypisch naturalistisch. Streuvels gebruikt ook natuurgetrouwe dialogen. + écriture artiste?

  • Bordewijk: de stijl van Bordewijk is kernachtig, zakelijk en koel. Hier is helemaal geen sprake van associatieve aaneenschakeling van gedachten: korte zinnen en ellipsen met neologismen die de beknoptheid van de stijl ten goede komen. Deze kenmerlken sluiten aan bij de nieuwe Zakelijkheid. deze had als doel de nieuwe moderne realiteit aan het woord te laten in zakelijke stijl:
    de nieuwe moderne realiteit met massaficatie op alle vlakken en technologische vooruitgang en de industrie. zakelijke stijl is sober en beknopt, eerder tonend dan beschrijvend -> invloed film en monatage technieken. Ook cijfers en encyclopedische stijl. de vertelvorm is een objectieve houding, men wou dus afstappen van het doorgedreven symbolisme en de bovenaardse werkelijkheid. Toch is deze obectiviteit niet altijd haalbaar: zo is er bij Bordewijk veel beelspraak en metaforiek (ook metonymie) aanwezig. Expressieve, uitvergrote taal. Ook stond de NZ in Nederland dicht bij het constructivisme en suprematisme van Malewitsj op vlak van vorm: al het niet-essentiële wordt weggelaten waardoor enkel functionele en sobere taal overblijft.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bespreek de relatie tussen Multatuli en de Tachtigers. Hoe verhouden die twee zich tot het Realisme?

A

Beide afkeer van het burgerlijk huiskamerrealisme, absurd realisme en rijmelaarij. Beide zijn beïnvloed door de Engelse Romantiek (NIET nationalistische romantiek van Potgieter)
Bij Multatuli zie je dit door het personage Droogstoppel, die veel weg heeft van de karakterschetsen: naamgeving en gedrag. Hij herhaalt steeds dezelfde stereotype zinnen met zijn overtuiging van de waarheid te spreken, terwijl dit in realiteit natuurlijk niet zo is. Hierdoor kan men dit personage niet serieus nemen en wekt het ook nog eens antipathie op bij het publiek.
Bij de Tachtigers heeft men een afkeer van het huiskamerrealisme dat de burgerlijke zeden en deugden predikt. De Tachtigers zijn kosmopolitisch georiënteerd en willen juist geen dienstbare of heteronome poëzie: voor hen is vormschoonheid/estheticisme en autonomie van het kunstwerk zeer belangrijk.
Wat de romantiek betreft zien we dat Stern, Max Havelaar en Multatuli (einde) gebruik maken van een romantische verheven stijl. Dit omdat de werkelijkheid te complex is om enkel in objectieve beschrijvingen te weergeven. Het gevoel doet er dus ook toe.
Bij de Tachtigers zijn vooral de sonetten geliefd met individuele uitdrukking (Kloos) van emotie en gevoel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek de discussie rond ‘Vorm of Vent’. Situeer Bordewijk & Vestdijk in deze tweestrijd.

A

Is ontstaan in context van de eeuwige discussie tussen autonome vorm of de persoonlijkheid, en vervolgens de oprichting van het vernieuwend tijdschrift Forum in de jaren 30.

1) Het begon bij een bloemlezing van de Coster (‘Nieuwe Geluiden’), waarbij hij het gemeenschapsidee, gestoeld op christelijke waarden, verdedigt: “poëzie moet menselijkheid bevorderen” // humanitair expressionisme.
2) bloemlezing van Binnendijk (‘Prisma’): bevoorrecht de autnomale poëtica
- -> reactie van TB en DP: literatuur mag geen ideaalbeeld onderwijzen of morele boodschap uitdragen. We zijn übermenschen van Nietzsche: eigenzinnig en wars van het burgerlijk moraal. Dus tegen humanitaire moraliserende poëtica van Coster. Daarbij moet literatuur steeds originaliteit, persoonlijkheid en creativiteit uitstralen. De vorm moet dit dienen, waardoor de vent/persoonlijkheid belangrijker is dan de vorm.

  • Bordewijk: dubbelzinnig: stijl en taal is duidelijk vent (‘kerels’) en er is geen vormschoonheid. Toch bevat het boek beeldspraak en metaforiek.
  • Vestdijk: dubbelzinnige poëtica: schreef eerder in Vorm maar recenseert op basis van Vent-poëtica. In zijn uitgegeven werk zie je inderdaad eerder vent, maar bij het manuscript ‘Een kind tusschen 4 vrouwen’ gaat er ook aandacht naar een impressionistische stijl. Vandaar dat dit niet echt positief werd onthaald bij TB en DP. (teveel Proust).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe past het impressionisme bij het naturalisme en het symbolisme?
Is er sprake van impressionisme bij Couperus? Is er symbolisme bij Streuvels?
Bespreek

A

Bij impressionisme draait het om zintuigelijke waarneming: de indrukken (impressies) die men krijgt bij het waarnemen van de materiële werkelijkheid. Bij naturalisme en symbolisme staat dit ook centraal:

  • Naturalisme: op basis van de zintuielijke waarnemening geeft de schrijver een zo objectief mogelijk beeld van de werkelijkheid. Dit volgt dus een wetenschappelijke methode (Zola). Maar volgens Anbeek zijn ook de emoties die bij deze indrukken gepaard gaan, belangrijk. Daarom vindt men in het naturalisme ook aandacht voor beeldspraak en woordkunst, de zogeheten ‘écriture artiste’. Bij Couperus zie je dit duidelijk terug aan hand van neologismen, personificaties vd natuur en de extatische ervaring die Eve beleeft in de natuur.

-Symbolisme: bij symbolisme wordt de materiële werkelijkheid niet het doel, zoals bij naturalisme maar het middel om tot een hogere, ideële werkelijkheid te komen. Concrete waarneembare objecten krijgen een symbolische lading en worden toegangspoorten naar een irrationale dromenwereld. Hierbij worden dus de indrukken ook nog een geïnterpreteerd. Bij Streuvels zien we dit zeer duidelijk:
de verteller geeft dit expliciet mee: de lamp is het leven, de wekker de tijd, de muizen de mensen en de uil het noodlot. Ook de tegenstellingen tussen binnen-buiten, gesloten-open hebben een symbolische waarde: onderscheid tussen de jonge vrijheid buiten en de herinnering (verleden) aan het gelukkige leven - binnen in het duister, het werk van nu (heden), ouderen en plaats om te komen sterven (vergankelijkheid). Maar ook abstractere waarnemingen geven toegang tot het irrationele: het gesnurk van Knorre is in de droom (vanuit het onderbewuste dus) van Hutsebolle het rammelend geluid van een vogelverschrikker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Max Havelaar zou een synthese én transcendentie zijn van de belangrijkste negentiende-eeuwse literaire stromingen. Illustreer.

A

dialectische structuur: verruiming (burgerlijk) realisme en tegengewicht van verheven Romantiek: voetnoten, commentaren, het is een bezield boek dat ook hij wil verkopen. hoogst onzuivere roman….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De literatuur van het negentiende-eeuwse fin de siècle zou een steeds grotere psychologisering laten zien. Bespreek kort. Hoe zit het met de psychologische roman in het Interbellum?

A

invloed van ontdekkingen in pyschologie door technologische vooruitgang + Pschoanalyse van Freud en Jung + empiristische filosofie van Mach: volgens de nieuwe antropologie bestaat de mens niet meer uit de harmonie van geest/ratio en emotie/instikt: gespletenheid van de mens, alles bestaat uit indrukken en ervaringen, associaties, …
dmv het innerlijk monoloog wordt het bewustzijnsproces van de mens waarheidsgetrouw weergeven. In het fin-de-siècle werd er steeds meer van een autonome kunstopvatting uitgegaan: de kunst staat los van zijn maker en ideologie. Het innerlijk monoloog is hierbij uitermate geschikt als stijlmiddel omdat het de indruk wekt dat de auteur dus de maker, verdwijnt achter het vertelperspectief van het personage, alsof je alleen bent in het hoofd van het personage. Oraal en elliptisch taalgebruik zijn van belang om deze indruk te verhogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bespreek de rol van de Vlaamse beweging van Gezelle tot Van Ostaijen. Geef daarbij ook aan hoe het idee van gemeenschap evolueert.

A

Vlaamse Beweging is tot aan de WOI Belgisch gezind bleven. Toch wou men het Vlaamse volk, dat ongeletterd was, onderwijzen en de Vlaamse, alsook christelijke waarden bijbrengen, als subidentiteit. Ze wouden daarbij een autochtone literatuur met eigen nationale thematiek. Dit werd het programma van cultuurnationalisme dat later evolueerde naar sociaal nationalisme en uiteindelijk na de WOI eerder flamingantisme wordt.

  • Gezelle: Gezelle was akkoord met de onderwijzende taak van literatuur, en dan vooral op vlak van het kahtolieke geloof (hij was priester-leraar). Toch was hij tegen het integrationisme van de VB en vond hij het West-Vlaams als meest zuivere en oorspronkelijke taal voor de Vlaamse identiteit (als oudste dialect). Toch geeft hij een aanzet tot autonome poëtica door zijn revolutionaire verstechniek: vrije vers zonder metrum.: “de mens bezit een door god geschapen vrijheid van geest en dat manifesteert zich in taal”. -> persoonlijke natuurbeleving.
  • V&S: zitten nog in de compromis met Vlaamse Beweging: gemeenschapskunst: leven als kunst en kunst als leven. Zoveel mogelijk ongeletterd Vlaanderen bereiken en cultuur bijbrengen. = dienstbare literatuur voor nationale functie en moreel-didactische functie. Karel vd Woestijne ging mee in het idee van humaniteit in zijn poëtica.
  • PVO: humanitair expressionisme (niet meer in Music Hall & Feesten van Angst en pijn): broederlijkheid, pacifisme: De kunstenaars ervaren de werkelijkheid met al haar miserie als aanzet om gevoelens van vrede en universele broederschap te uiten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bespreek het vrouwbeeld in Bint en vergelijk met Kind tussen vier vrouwen/Terug naar Ina Damman. Contrasteer dat met de vrouwfiguur in Max Havelaar.

A

Bint: vrouw is bedreiging en tegenovergetselde van de man (eigenschappen)
Vestdijk: vrouwen hebben symbolische betekenis
Max Havelaar: Tine is de ideale vrouw (overdreven)

17
Q

Bespreek de opvatting over het schrijven (de poëtica) van Multatuli en Couperus zoals die respectievelijk terugkeert in Max Havelaar en Noodlot. In hoeverre is de taal in beide werken een vorm van onthulling en/ of ontluistering?

A

Multatuli: literatuur moet waarheid zijn, geen rijmelaarij, metafictie, daden. taal is bij hem transcendentie van verschillende stijlstromingen om zo de waarheid te benaderen

Couperus: literatuur wordt eredienst van het Noodlot dmv intertekstualiteit , articiteit (dat aangeboren is en gestuurd door het lot) en het leven (wordt geregisseerd door onzichtbare macht en noodlottige wetten). Taal is naturalistsch: de werkelijkheid wordt zo objectief mogelijk weergeven.

18
Q

Bespreek de verhouding van Bordewijk en Elsschot/Nescio ten opzichte van de Nieuwe Zakelijkheid. Begin met een definitie van Nieuwe Zakelijkheid.

A

Nescio/Elsschot zijn net zoals Bordewijk geen prototypische schrijvers van de NZ. Toch schrijven ze elk met een zakelijke, nuchtere stijl die overeenkomt met de stijl van de NZ:
sober, koel, beknopt, tonend ipv beschrijvend (invloed film) en weinig esthetiserend door invloed journalistiek (wouden de werkelijkheid zelf aan het woord laten). Vaak zijn er veel cijfers in verwerkt en encyclopedische stijl, zoals bijv. ‘Zuiderzee’ van Jef last.

19
Q

Bespreek de dualiteit (de gespletenheid) in de kunstopvatting van Vestdijk en Bordewijk, zowel inhoudelijk (thematisch) als vormelijk (stijl).

A
  • Vestdijk: dubbelzinnige poëtica: in eigen schrijven eerder vorm maar resenseert wel op basis van Vent-poëtica. De Vorm-opvatting zie je duidelijk terug in het manuscript ‘een kind tusschen 4 vrouwen’: associatieve verhaallijn, alsof de schrijver ‘verdwijnt’ achter het personage (autodiëgetische verteller maar is wel alwetend in focalisatie= experimenteel)-> invloed van Proust. Bij ‘Ina Daman’ is het eerder de Vent-poëtica die spreekt: narratiever en verhaallijn gebaseerd op concrete gebeurtenissen, externe focalisatie en heterodiëgetische verteller, waardoor de persoonlijkheid van de auteur nog voelbaar blijft.
  • Bordewijk: Zowel Vent-als Vorm-discours + inhoudelijk: De Bree is een man van fantasie MAAR tucht en discipline zijn thematieken. sobere zakelijke stijl volgens NZ, beeldspraak volgens expressionisme.
20
Q

Bespreek de kenmerken van Anbeek bij Couperus en Streuvels. Geef vooral aan waar ze van elkaar afwijken.

A

zie schema’s

21
Q

Bespreek kort de aantrekking en afkeer die vele van de besproken auteurs voelden jegens de vormschoonheid.

A
  • Gezelle: autonome poëzie, dichter als profeet bij ‘t Laatste’.
  • Multatuli: tegen rijmelaarij maar wel voor beeldspraak
  • Couperus: vormschoonheid is wel aanwezig door impressionistische taal, maar krijgt niet de bovenhand. Van belang was de objectieve weergave van de werkelijkheid, en dus mimesis. Er is dus in beperkte mate sprake van autonome literatuur of l’art pour l’art.
  • Tachtigers: helemaal voor estheticisme in de poëzie, in proza was sociaal-kritisch nauralisme aan de orde. autonomie-opvatting ook duidelijk door de dichter als profeet aan te zien en het Dichten als iets sacraals. Ze wouden geen dienstbare poëzie.
  • Gorter: verhoogde vormschoonheid door sensitivisme en woordkunst: neologismen, synesthesie, antithese en parallelismen (tautologie en pleonasme). Kleurensymboliek.
  • V&S: geen strenge poëtica, wouden band met werkelijkheid nog behouden dus gemeenschapskunst en niet autonoom.
  • Karel vd Woestijne: enerzijds estheticisme, anderzijds sociale bekommernis, past daarom perfect in V&S.
  • Streuvels: dubelzinnig: omslag van naturalisme naar symbolisme vanaf 2e luik in verhaal
  • PVO: vormschoonheid is zeer belangrijk in organisch expressionisme (invloed van constructivisme): woorden hebben de sturende kracht, niet de dichter (autonomie van kunst), kleurenleer van Kadinsky,..
  • Bordewijk: dubbelzinnig: Vent-discours, thematiek en stijl volgens NZ dus ontdoen van vormschoonheid, het moet sober en efficiënt zijn. Anderzijds vormschoonheid door expressionistische beeldspraak en metaforiek en dus eerder Vorm-discours, want antimimesis.
  • Vestdijk: zelfde als Bordewijk
  • Nijhoff: vormschoonheid staat bij hem voorop (vent/vorm-discussie) want de taal is een autonoom iets en begint zijn eigen leven (// Couperus, maar niet per se op vlak van vormschoonheid), alhoewel het geen geknutselde taal is. De kracht zijn gedichten zit daarmee niet in de dichter en zijn emoties, maar in de taal zelf.
22
Q

Wat bedoelt Anbeek met de afstandelijke of objectieve verteller van het naturalisme? Is dat te vergelijken met de verteller van de Nieuwe Zakelijkheid?

A

ja en nee:
naturalisme moet de werkelijkheid objectief weergeven. dat doet ze door detailrijke beschrijvingen op basis van zintuigelijke waarneming. De verteller is hierbij de tussenpersoon die instaat voor de overdracht van waarneming naar beschrijving en mag hierbij geen moraliserende tussenkomsten geven. Wel is er plaats voor een impressionistische toon in beschrijvingen: de werkelijkheid is immers te complex om enkel in beschrijvingen te vatten. Samenvattend is de verteller enkel de tusseninstantie en dient hij te allen tijde een onpartijdige houding aan te nemen.
Bij de nieuwe zakelijkheid wou men eigenlijk GEEN verteller: tonen ipv beschrijven. de werkelijkheid moest zelf aan het woord komen, alsof het direct onder een camera wordt gezet.
–> elke stroming had een andere opvatting van objectiviteit.

23
Q

Bespreek het expressionisme. Hoe verhoudt Van Ostaijen zich tot die stroming?

A

Expressionisme is avantgardistische beweging uit Duitsland die naar hier is overgewaaid, oa bij Marsman en van PVO en ook bij Bordewijk. Avant-garde is radicaler in zijn poëtica (manifesten): betrekking van leven in de kunst (niet meer puur autonome kunst) en werkelijkheid vervreemden om te schockeren. Bij expressionisme staat de expressie centraal, die volgens Marsman centrifugaal was, in tegenstelling tot het centripedale impressionisme: fight/flight-reactie: expressionisme was directer, agressiever en provokanter. Impressionisme is de vlucht van de werkelijkheid. Ook vitaliteit is belangrijk bij Marsman

PVO: evolutie van humanitair expressionisme (Vlaaderen) naar organisch expressionisme (constructivisme uit nederland): teleurstelling in humaniteit en vond het dan “buitenlyrische hogeborstzetterij”. Door Kadinsky en DADA en nihilimse beïnvloed met duidelijke overeenkomsten van constructivisme gaat hij naar het organisch expressionisme, waar meer autonomie in zit.

24
Q

Max Havelaar is een revolutionair boek, zowel inhoudelijk als vormelijk. Illustreer en toon aan hoe het boek vooruitwijst naar de toekomst.

A
  • geen zuiver genre (roman, parabels, retoriek, essay, verzen, wetenschappelijke noten, bijbelse pastiches, ..)–> opheffing van scheiding in genres en kunstvormen bij avant-garde.
  • relativiteitsbesef en onbereikbaarheid ultieme waarheid: verschillende perspectieven en toegevingen van vertellers over onbereikbaarheid waarheid complexheidsbesef van willen weergeven vd werkelijkheid. –> relativiteitstheorie van Einstein, complex wereldbeeld waarbij chaos overheerst op orde.
  • taal bij Multatuli is leugenachtig–> taalscepsis in Modernisme
  • kosmopolitisch?
  • metafictie door voetnoten en commentaar van auteur–> typisch voor modernisme, vervaging genregrenzen.
25
Q

Bespreek het mensbeeld bij Couperus en vergelijk met dat van Streuvels.

A
  • Couperus: uiterst deterministisch, nerveus gestel (hysterische Eve en dandy’s F & B en oncontroleerbaarheid van indrukking driften bij Frank). pessimistisch: alle personages evolueren negatief, fatalisme bij Bertie. Mens kan geen schuld hebben aan daden.
  • Streuvels: ook deterministisch, niet neurotisch en kloeke mannen, pessimistisch. Mens kan wel schuld voelen voor daden, ook al uiten ze dat niet?
26
Q

Toon de modernistische dimensie aan in de romanopvattingen en in het werk van Vestdijk en Bordewijk.

A

-Vestdijks poëtica: dubbelzinnige poëtica.
Vestdijks werk: veranderlijke van de wereld en gespletenheid van de mens: innerlijk monoloog + experiment van verteller en focalisatie in ‘Een kind tusschen 4 vrouwen’ (// Proust). Ina Daman: barok als breuk en synthese: heldere vorm en chaotische inhoud.

-Bordewijk: combinatie expressionisme en NZ
expressionisme als verzet tegen de slaafse weergave vd realiteit vh naturalisme. Maar wel objectief, geen moraal of filosofie.

27
Q

Vergelijk Multatuli en Gezelle als vernieuwers. In welk opzicht zijn ze voorlopers van wat komt? Heeft Gorter dezelfde betekenis?

A

allebei vernieuwers door:

  • vorm en taal bij Gezelle is afwijkend (vrije vers, geen vast metrum, geen gestandaardiseerde taal), belang van vrijheid. –> komt overeen met V&S en Karel vd Woestijne
  • metafictie en multiperspectiviteit bij Multatuli: bewijst relatieve waarheid en is kritisch.
  • toch zijn M en G nog didactisch en dus dienstbare literatuur.
  • Gorter: richting symbolisme en autonomie-opvatting van modernisme.
28
Q

Leg het symbolisme uit aan de hand van Van de Woestijne.

A

Zijn debuutbundel Het vader-huis (1903) is vaak gekarakteriseerd als ‘atmosferisch symbolisme’. Zoals in de vroege gedichten van de Duitse dichter Rainer Maria Rilke staan muzikaliteit en stemming voorop, zoals in dit specimen uit “Verzen eener liefde” (Het vader-huis, 1903), waar de val van bloemen in een schaal symbool staan voor de droefheid, eenzaamheid en onzekerheid van de dichter. Het ruimtelijk contrast tussen boven en beneden versterkt de symboliek van neergang (het dalen van de avond, het vallen van de bloemen):
[gedicht]

Van de Woestijnes gedichten vormen het begin van wat hij zelf een “symbolistische autobiografie” noemde: in zijn werk is een lijn te vinden die grosso modo de ontwikkeling van een individu volgt, maar waarbij vooral de nadruk ligt op de geestelijke ontwikkeling en de symbolen waardoor deze ontwikkeling voorgesteld worden.
Deze zogenaamd decadente thematiek werd
nog versterkt door de klacht om vermoeidheid en onmacht, door narcisme en doodsverlangen. Meer door dan het probleem van lichaam en geest
blijkt zijn werk bovendien getekend door de dualiteit tussen bewustzijn en natuur. De gespletenheid tussen geest en lichaam maakt immers deel uit van een ruimere identiteitsproblematiek die eigen was aan het fin de siècle en die nog steeds doorwerkt: de crisis van het bewustzijn.

–> idealistisch symbolisme (Mallarmé, Rilke): Dinggedichte