Examenvragen Flashcards

1
Q

Welke spieren behorend bij de lessen over het voorbeen helpen mee bij een geforceerde ademhaling? Bespreek deze spieren volledig.

A

Hierbij gaan alle spieren die aanhechten op de ribben helpen, maar voornamelijk: m lattissimus dorsi en m serratus ventralis. De anderen gaan dit proces mee ondersteunen.

Contractie van de m serratus ventralis pars thoracis bij een vast voorbeen waardoor het mobiele punt van deze spier verlegd wordt naar de ribbenkast/thorax.

Origo: ribkraakbeenderen van de eerste 9 ribben (pars cervicis: proc transversus laatste 4 a 5 halswervels)

Insertie: achterse deel facies serrata en cartilago scapulae (pars cervicis: voorste deel facies serrata en cartilago scapulae)

Functie

Ophangen lichaam tussen de voorbenen (vangt verend het gewicht op bij het springen)

Vast voorbeen: ophangen borstkas en geforceerde ademhaling (pars cervicis: opheffen en wenden van de hals)

Los voorbeen: scapula naar caudoventraal (pars cervicis: capula naar caudoventraal)

Innervatie: n thoracicus longus

Bloedvoorziening: aa intercostales dorsales/ventrales, a thoracica lateralis en truncus costocervicalis en zijn takken

Bij een gefoceerde ademhaling staan dieren vaak stil, hoe komt dat? Als het dier stilstaat kan de m serratus ventralis de scapula niet draaien wanneer hij de ribbenkast niet verruimd, hij kan dit enkel wanneer de ribbenkast wel verruimd.

De m lattisimus dorsi eindigt ook op de ribben en de functie is het naar voren trekken van de romp bij een vast voorbeen

Origo: fascia thoracolumbalis (= peesplaat die begint op het lig supraspinale T4 en L6) – spienaaluisteeksel T en L – zijvlakte van de zwevende ribben

Insertie: tuberositas teres major

Functie

Abductie

Los voorbeen: naar achter en dorsaal trekken van de humerus en bijgevolg het voorbeen en het buigen van de schouder

Vast voorbeen: naar voor trekken van de romp (geforceerde ademhaling) en buigen van de wervelkolom (spier voorkomt kromming van de rug bij het trekken van lasten)µ

Innervatie: n thoracodorsalis

Bloedvoorziening: a profunda brachii, aa intercostales dorsales, aa lumbales en a thoracodorsalis

De m scalenus kan de ribben langs de zijkant opentrekken door zijn insertie op de ribben (primae costa en supracostalis)

Hoort bij de hypaxiale spieren

M scalenus primae costa: wordt bij grote huisdieren opgedeeld in een ventraal en een dorsaal gedeelte doordat de plexus brachialis deze spier doorboort

Origo: C3-C6

Insertie: eerste rib

M scalenus supracostalis: afwezig bij paarden

Origo: C4-C6

Insertie: rib 2-4 (bij carnivoren soms nog een aparte spierbundel naar rib 8-9)

De m pectoralis profundus ascendens speelt een rol bij de geforceerde ademhaling maar deze heeft noch zijn begin- nog zijn eindpunt op de ribben, maar zijn functie is ook het opentrekken van de borstkas en loopt van het manubrium sterni naar de crista humeri.

Origo: ventrolaterale vlakte sternum

Insertie: tuberculum minus en tuberculum majus

De mm intercostales gaan ook een ondersteunende rol spelen in dit proces

Dus: als een dier in ademnood is en actief gaat ademhalen krijg je een dier dat niet meer beweegt, zijn kop en nek recht vooruit (horizontaal) houdt en het dier zal gigantisch veel afvallen omdat het niet kan eten en ademhalen tegelijkertijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bespreek klauwamputatie volgens anesthesie van Bier (+ tekening).

Ook wel: Foto van de onderpoot van een rund: welke vene wordt er geïnjecteerd? Wat zijn ze aan het doen op de foto? Teken de venen van de ondervoet. Bespreek alle leidingen waar het anestheticum in komt.

A

Ter hoogte van de ondervoet van een rund is de volgorde van de leidingen N V N A. Wat dus wilt zeggen dat een vene geflankeerd wordt door 2 zenuwen (dorsaal en palmair). Als we een letsel vinden aan de tenen dat zo ver gevorderd is moet er een klauw of teen amputatie plaats vinden. Dit doen we door middel van een lichte sedatie met daarna een lokale anesthesie. Er wordt een knelband geplaatst ter hoogte van de carpus/tarsus waarna we een katheter in de venen steken zo dat deze kunnen uitbloeden. In plaats van bloed spuiten we dan een lokaal anestheticum in de vene en doordat deze vene sterk doorlaatbaar zijn gaat dit anestheticum snel diffunderen naar de zenuwen die dorsaal en palmair zitten. Hierna vindt de amputatie plaats. Op het einde van de operatie verwijderen we de knelband, waardoor er terug bloed in de vene komt en het anestheticum diffundeert weg en wordt afgebroken.

Als we de katheter dorsaal steken kan dit in de v digitalis dorsalis communis III (= v cephalica accessoria) want deze geeft takjes naar palmair (v digitalis communis II en IV) en ontvangt een takje van palmair, nl de v interdigitalis. En zo gaat ook alles naar de (ab)axiale venen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek neurectomie bij het paard aan de ondervoet (+ tekening).

Ook wel: een ondervoet van een paard waarbij de n medianus door was en er een klemmetje op de n ulnaris zat. Vraag: welke ingreep wordt hier gestimuleerd? Geef een schematische tekening van de betrokken structuren en benoem. Geef de gevolgen hiervan aan de hand van een beschrijving van het volledige verloop van de betrokken structuren.

A

Mankheidsonderzoek bij een paard gebeurt via geleidingsanesthesie. Het is een systeem waarbij we bepaalde zenuwen gevoelloos gaan maken waardoor prikkelgeleiding van distaal naar proximaal niet meer werkt. Het beste is om zo distaal mogelijk te beginnen omdat zo de prikkelgeleiding ook gaat.

Straalbeentje thvd verderzetting van de n digitalis lateralis en medialis: podotrochleose of probleem aanhechting diepe buigpees

Gans het hoefgewricht + kogel (iets meer proximaal): gevoelloosheid dorsaal en palmair => n digitalis palmaris communis III en II

Aanhechting MIM thv sesamsbeentje: ramus communicas, dus lateraal meer naar distaal anders kan het probleem nog steeds lager liggen (LA LA)

Ter hoogte van de carpus kunnen we ook verdoving inspuiten om te kijken of de pijn van nog hoger komt thv de ramus palmaris van de nervus ulnaris en de n medianus

Oplossing: operatief of neurectomie.

Neurectomie is het permanent uitschakelen van de innervatie. We weten dat bi het paard de leidingen als volgt liggen: V A N. Als een dier chronische pijn heeft kunnen we een neurectomie uitvoeren. Dit wil zeggen dat we een deel van de zenuw (ongeveer 3cm) wegnemen zodat de prikkelgeleiding wegvalt. De oorzaak blijft natuurlijk altijd nog aanwezig maar het dier zal geen last meer ondervinden. Het controleren van de hoeven is hier zeer belangrijk. Als we een proximale neurectomie uitvoeren verdoven we de kogel, als we een distale neurectomie uitvoeren verdoven we alleen de palmaire kant van de ondervoet.

Distaal gebeurt dit op het niveau van de phalangen waar we 3 cm weg gaan snijden vanuit de n digitalis lat/med iets boven het kroonbeentje waardoor het laatste stuk gevoelloos wordt. Hierdoor wordt alleen de dorsale kant van de ondervoet gevoelloos want diepe buiger krijgt wel nog steeds input van de n medianus ramus communicans en n ulnars ramus palmaris.

Proximaal gebeurt dit op het niveau van de metacarpus maar moeten we wel opletten op de ramus communicans want als je gewoon de n palmaris communis II en III kan doet kan de pijnprikkel nog steeds langs de ramus dus moet je lateraal lager! (Het ramus communicans zal van proximaal mediaal naar distaal lateraal verlopen!! LA LA)

Dieren die een neurectomie ondergaan hebben zijn niet meer geschikt voor de sport.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bespreek een n radialis paralyse bij carnivoren.

Ook wel: Plaatje een kat met gebogen pootje: wat is hier mis? Benoem de structuur voor de carnivoren.

Ook wel: Een foto van een paard dat met een voet op zijn teen rustte. Welke zenuw is aangetast? Helemaal bespreken, incl de gevolgen voor de functie.

A

De n radialis (C7, C8, T1) is een gemengde zenuw. Algemeen innerveert hij de strekkers van de elleboog, van de carpus en van de tenen en verzorgt ze de sensieble innervatie van de laterale zijde van het voorbeen vanaf de bovenarm tot en met de tenen.

Verloop

Ontstaat uit het midden) en achterdeel van de plexus brachialis

Loopt caudaal van n ulnaris

Halverwege de bovenarm dringt de n radialis aan de achterracht van de m teres major naar lateraal

Kruipt tss caput mediale en caput longum van de m triceps brachii naar lateraal

Komt tevoorschijn aan de laterale zijde van het voorbeen aan de onderzijde van caput laterale van m triceps brachii

Aftakkingen carnivoorRr musculares:

Verloop: caudaal van de m brachialis worden verschillende zenuwtakes afgegeven

Innervatie: m triceps brachii, m anconeus, m tensor fasciae antebrachii

N cutaneus brachii lateralis caudalis

Verloop : ontstaat caudaal van de m brachialis lateraal van de bovenarm

Innervatie: huid op caput laterale van m triceps brachii

Ramus profundus

Verloop: volgt achterrand m brachialis (zal deze in 50% van de gevallen ook innerveren), draait lateraal om de humerus naar de buigvlakte van de elleboog, vertakt zich proximaal in de strekkers die liggen thvd onderarm

Innervatie: m brachialis (niet altijd aanwezig), strekkers carpus en teen en supinatoren

N cutaneus antebrachii lateralis = ramus superficialis

Verloop : komt aan de onderrand van caput laterale van m triceps brachii aan de oppervlakte (grens tussen m extensor carpi radiale en m extensort digitorum communis)

Innervatie: huid lateraal van de onderarm tot en met de tenen

Bij het uitvallen van de n radialis krijgen we en een pronatie bij carnivoren aangezien deze de supinatoren innerveren.

Supinatoren (lateraal gelegen)M supinator

Origo: epicondylus lateralis vd humerus (strekknobbel) – laterale collateraalband van het ellebooggewricht

Insertie: craniolaterale zijde van de radius (soms raakt deze spier aan de insertie van de m pranator teres)

Functie: supinaties en buigen van het ellebooggewricht

Innervatie: n radialis

Bloedvoorziening: a transversa cubiti en a medina/a radialis

M brachioradialis

Origo: crista epicondylaris lateralis

Insertie: distale epifyse (mediaal) van de radius

Functie: supinatie en buigen van het ellebooggewricht

Innervatie: n radialis

Bloedvoorziening: a transversa cubiti en a mediana/a radialis

Pronatoren (mediaal) worden geïnnerveerd door de n medianus waardoor dat deze dus nog wel werken

De strekkers worden dus niet meer geïnnerveerd (vandaar dat paard op zijn tip staat) waardoor we een gebogen carpus en gebogen tenen krijgen. Strekkers van de elleboog krijgen input vanuit centraal waardoor dat deze nog wel werken.

Bij paarden kan een perifere beschadiging post operatief voorkomen als een paard te lang op deze zijde ligt in de recovery box waardoor deze zenuw gekneld raakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bespreek tendinitis van de m biceps brachii bij windhonden.

A

De m biceps brachii gaat bij honden regelmatig ontsteken aan de beginpees. Dit komt omdat deze zeer spierig is en daardoor ook zeer actief. Bij overbelasting van deze pees ontstaat een ontsteking = tendinitis. Er ontstaat pijn doordat er wrijving van de pees ontstaat met het tuberculum intermedium van de humerus. Om tendinitis vast te stellen moet je de synchronisatie van de schouder en elleboog opheffen dmv het strekken van de elleboog en het buigen van de schouder en tegelijkertijd te duwen op de beginpees. Doet deze pijn, dan hebben we te maken met tendinitis.

Een tendinitis is lastig te repareren en zeker bij een spier die continu gebruikt wordt. Eerst gaan we ontstekingsremmers geven etc. als die insufficiënt blijken te zijn kan men ervoor zorgen dat die beginpees zo min mogelijk wordt geïrriteerd en dat er dus zoveel mogelijk prikkels worden weggenomen. Dit doen we als volgt:

Men gaat de beginpees doorsnijden

Men gaat het beginpunt ervan verleggen naar het tuberculum majus van de humerus zodanig dat die pees niet meer over die knobbel (tuberculum intermedius) moet lopen en dat daar die synchronisatie functie wegvalt.

Functionele gevolgen van het verleggen van het beginpunt naar een ander bot, heeft dit effect op de functie?

Ja, want de synchronisatie gaat niet meer gebeuren. De schouder kan niet meer gestrekt worden door de m biceps brachii want je verlegt het beginpunt maar tal van andere spieren (zie verder) zullen dan actiever worden en ervoor zorgen dat het nog steeds kan gebeuren. Dus het enige dat je echt gaat zien na het revalideren is dat die synchronisatie absoluut niet meer doorgaat.

Volgende spieren nemen het strekken van de schouder over:

Lateraal: m supraspinatus, m infraspinatus, m pectoralis ascendens

Mediaal: m coracobrachialis

M biceps brachii algemeen: doordat deze spier het schoudergewricht en het ellebooggewricht overbrugt, heeft ze een effect op beide gewrichten.

Origo

Tuberculum supraglenoidale

De beginpees wordt in de sulcus intertubercularis gehouden bij grote huisdieren door de opgesplitste eindpees van de m supraspinatus. Bij kleine huisdieren is er hiervoor een extra bandje aanwezig, nl het lig transversum humeri

Doordat de beginpees over het tuberculum intermedium loopt is er ter bescherming bij paarden en runderen een slijmbeurs aanwezig op die plaats (bursa intertubercularis). Bij carnivoren is er een uitzakking van het gewrichtskapsel gelegen onder de beginpees

Insertie

Tuberositas radii

Ulna (vnl bij kleine huisdieren waar hij onder de mediale collateraalband duikt)

Lacertus fibrosus: een stevige peesstrook die gaat versmelten met de m extensor carpi radialis en fascia antebrachii (is het meest ontwikkeld bij grote huisdieren)

Functie

Strekken van de schouder en buigen van de elleboog (synchrone beweging schouder en elleboog)

Strekken van de carpus (via de lacertus fibrosus)

Opspannen van de fascia antebrachii

Door de talrijke bindweefselstroken die aanwezig zijn in deze spier bij de grote huisdieren, zorgt ze er op een passieve wijze voor dat het schoudergewricht bij het gewone staan niet doorbuigt

Innervatie: n musculocutaneus

Bloedvoorziening: a circumflexa humeri cranialis/caudalis, a bicipitalis en a transversa cubiti

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bespreek “Sweeney” bij paarden.

A

Dit is het uitvallen van de n suprascapularis (zuiver motrosche zenuw).

InnervatieM supraspinatus (laterale strekker van de schouder)

Origo: fossa supraspinata en cartilago scapulae

Insertie: tuberculum majus en minus => zorgt ervoor dat de pees van de m biceps brachii in de sulcus intertubercularis blijft

M infraspinatus (laterale collateraalband van de schouder)

Origo: fossa infraspinata

Insertie: op de plaats waar de eindpees het tuberculum majus passeert ligt een slijmbeurs (bursa subtendinea m infraspinati) met een diep eindpunt op de proximale rand van het tuberculum majus en een enkelvoudig eindpunt op de facies m infraspinata

Verloop

Ontstaat uit het voorste gedeelte van plexus brachialis

Dringt tussen m subscapularis en m supraspinatus naar de laterale zijde van collum scapulae (loopt daar over het bot en is bijgevolg sterk gevoelig aan kneuzing)

Loopt samen met de a suprascapularis

Doordat deze zenuw is uitgevallen kan de m supraspinatus niet mee helpen in het strekken van de schouder waardoor andere spieren (LATERAAL: m biceps brachii, m subclavius, m pectoralis ascendens en MEDIAAL: m coracobrachialis – bij een los voorbeen gaat de m brachiocephalicus ook helpen om de schouder te strekken) harder gaan moeten werken om deze functie over te nemen. Het gevolg voor de schouder voor het uitvallen van de m infraspinatus is een verzwakking van het schoudergewricht waardoor deze naar buiten gaat flappen en de spieren gaan slinken in volume (ene voor spina scapula, ene achter spina scapula waardoor de spina scapula zichtbaar wordt)

M pectoralis ascendens:

Origo: ventrolaterale vlakte sternum

Insertie: tuberculum minus, fascia rondom de m biceps brachii, beginpees m coracobrachialis (bereikt tuberculum majus niet)

M subclavius

Origo: voorste sternebrae en overeenkomstige ribkraakbeenderen

Insertie: via aponeurosis op de angulus cranialis van de scapula

M biceps brachii

Origo

Tuberculum supraglenoidale

De beginpees wordt in de sulcus intertubercularis gehouden bij grote huisdieren door de opgesplitste eindpees van de m supraspinatus. Bij kleine huisdieren is er hiervoor een extra bandje aanwezig, nl het lig transversum humeri

Doordat de beginpees over het tuberculum intermedium loopt is er ter bescherming bij paarden en runderen een slijmbeurs aanwezig op die plaats (bursa intertubercularis). Bij carnivoren is er een uitzakking van het gewrichtskapsel gelegen onder de beginpees

Insertie

Tuberositas radii

Ulna (vnl bij kleine huisdieren waar hij onder de mediale collateraalband duikt)

Lacertus fibrosus: een stevige peesstrook die gaat versmelten met de m extensor carpi radialis en fascia antebrachii (is het meest ontwikkeld bij grote huisdieren)

M coracobrachialis

Origo: processus coracoideus (beginpees komt tevoorschijn tussen m supraspinatus en m subscapularis, kruist over de eindpees van de m subscapularis)

Insertie

Proximaal: die, kort deel eindigt prox van tuberositats teres major

Distaal: oppervlakkig, lang deel loopt over de eindpees van de m teres major om distaal van tuberositas teres major te eindigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bespreek het passieve sta-apparaat van het paard (+ tekenen)

A

Nazicht van de gewrichten van een paard in normale stand toont aan:

Schouder en elleboog zijn matig gebogen => er moeten structuren aanwezig zijn die beletten dat deze gewrichten verder doorbuigen onder invloed van het lichaamsgewicht

Buig- en strekzijde van de carpus bereiken elk bijna 180°, maw de beenderen liggen in elkaars verlengde => er moeten structuren aanwezig zijn die zorgen dat dit evenwicht behouden blijft

De strekzijde van het kogelgewricht heeft steeds de kleinste hoek => er moet voorkomen worden dat het kogelgewricht in hyperextensie gaat

Het kroongewircht heeft de neiging om verder te strekken => er moet voorkomen worden dat het kroongewricht in hyperextensie gaat

Volgende structuren spelen een rol bij het voorkomen van al deze problemen

De spiermassa van de tricepsgroep voorkomt het buigen van de elleboog en schouder op een min of meer actieve manier. Hierbij worden deze spieren geholpen door de m lattissimus dorsi, die het doorzakken van de humerus voorkomt, en door de pectoraalspieren die het schoudergewricht ondersteunen. Verder verhindert de ‘massa’ van de tricepsgroep een buiging van de schouder op een passieve manier.

Eens het ellebooggewricht gefixeerd is, zorgen de peesstroken in de m biceps brachii ervoor dat het schoudergewricht niet verder kan buigen. Buigt de elleboog, dan buigt synchroon het schoudergewricht.

Langs de lacertus fibrosus zorgt de m biceps brachii dat de carpus gestrekt blijft. Het lig carpi palmare voorkomt hyperextensie.

Het kogel- en het kroongewricht worden op de eerste plaats ondersteund door het ophangapparaat van de sesamsbeentjes

Het kogel- en kroongewricht worden bijkomend ondersteund door de buigpezen. Het lig accessorium van de oppervlakkige buiger en het peesweefsel in deze spierbuik vormen samen met de oppervlakkige buigpees een doorlopende structuur, die zeer moeilijk uitrekt. Dit systeem wordt aangespannen bij het doorbuigen van de kogel, en voorkomt te ver doorbuigen. Het lig accessorium van de diepe buiger vormt samen met de diepe buigpees een analoog systeem als beschreven voor de oppervlakkige buiger. Hij ondersteunt het kogelgewricht maar loopt door tot op het hoefbeen. Aanspannen van de diepe buigpees oefent druk uit op het straalbeentje. Deze druk wordt zeer hoog wanneer het hoefgewricht in extensie komt. Het einddeel van de diepe buigpees, het straalbeentje en de bursa podotrochlearis worden dan zeer sterk belast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij harttamponade, welke structuur moet je dan puncteren? Bespreek de structuur volledig. (+ tekenen)

A

Harttamponade duidt op een vochtophoping, en dus een overproductie van liquor pericardii, in het hartzakje waardoor de hartwerking bemoeilijkt wordt. Het pericard kan niet uitrekken, dus als het hartvocht gaat toenemen maar het hartzakje niet gaat uitzetten zorgt dat ervoor dat het hart niet meer gaat pompen. Het gaat de hartfunctie beletten omdat je dmv vocht zorgt dat het hartzakje te volg geraakt waardoor dat het hart niet meer kan uitzetten. Dan zie je een verminderd slagvolume waardoor dat er veel minder bloed en zuurstof in de periferie geraakt. Hierdoor gaan dieren sneller moe zijn.

Hoe los je dit op?

Hartbasis opereren is niet zo’n goed idee, als je uitglijdt met je scalpel en je maakt per ongeluk een gat in het hart zorgt dat voor meer problemen

Heel vaak gebeurt de behandeling symptomatisch (soms ook chemotherapie)

Je gaat de symptomen bestrijden: nl het vocht wegnemen door het hartzakje te puncteren en vervolgens te ledigen waardoor het dier terug meer bloed door het lichaam kan sturen. Dit kan je daarna nog een beetje onderhouden.

Het hartzakje (pericardium serosum) is een fibrosereuze zak die het hart en deel van de grote bloedvaten omsluit. Dit hartzakje bestaat uit twee bladen die een holte omsluiten gevuld met vocht (liquor pericardii): binnenblad (lamina visceralis) = epicardium en buitenblad (lamina parietalis) = buitenblad pericardium serosum verkleefd met het pericardium. Het hart wordt omsloten door een stevig vlies, het pericardium. Dit vlies bestaat uit drie lagen die versmolten zijn tot één stevig geheel:

Lamina parietalis van pericardium serosum (binnenlaag)

Pericardium fibrosum (bindweefsellaag) (middelste laag)

Pleura pericardiace (plaatselijke verderzetting van de pleura mediastinalis) (buitenlaag)

Onderaan is het pericardium door uitlopers (van alleen de middelste en buitenste laag) verbonden met het middenrif (Carn), lig phrenicopericardiacum, of met het sternum (paard en rund), lig sternopericardiacum. Bovenaan hecht het pericardium vast op de grote bloedvaten die aan de hartbasis beginnen (aorta, truncus pulmonalis, v cavae).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bespreek de anatomische ligging van het hart.

A

De grootte, vorm en ligging van het hart zijn afhankelijk van een groot aantal factoren. Het hart is in de borstholte gelegen tussen 2 platen van het mediastinum en situeert zich voor 60% in de linker lichaamshelf. Het hart is gelegen caudaal tussen de 2 longen en zit dus ook mee vervat in het pleura. De belangrijkste zijn de fysieke activiteit en de vorm van de thorax, max er zijn verschillen tussen de individuen en tussen de verschillende diersoorten. De vorm van het hart kan men herleiden tot een piramide, waarvan de lengteas caudaalwaarts is gericht. Met deze piramidevorm voor ogen kan men de volgende oriëntatiepunten herkennen:

Top (apex)

Ventraal gelegen naar achteren toe

Iets links van de mediaanlijn

Aan deze kant wordt het hart opgehangen via een ligament

Eq en Ru: het ligament loopt naar het sternum, nl het lig sternopericardiacum

Carn: het ligament loopt naar het diafragma, nl het lig phrenicopericardiacum

Basis

Dorsaal

Hierin monden atria, v cavae en v pulmonales in het hart uit en bevestigen op deze manier het hart gedeeltelijk in de borstholte

Craniale rand

Rechts

Sterk convex

Buigt naar ventraal en caudaal (parallel met sternum) (duidelijkst bij Carn)

Hier is dus het rechter hart gelegen met het rechter atrium en het rechter ventrikel

Het is in het rechter atrium dat de vena cava cranialis en de vena cava caudalis, via de sinus venarum cavarum, uitmonden

In de sinus venarum cavarum zit het tuberculum intervenosum dat ervoor zal zorgen dat de 2 bloedstromen begeleid worden naar het rechter atrium en niet tegen elkaar botsen

In het rechter hart is ook de fossa ovalis (embryologisch overblijfsel) het duidelijkst te zien. Deze ligt nl tss de VCCA en het tuberculum intervenosum

Ventraal van deze fossa is dan de sinus coronarius gelegen waarin de vena cordis magna uitmondt. De vena cordis magna bezorgt de eigen bevloeiing van het hart.

Atrium en ventrikel zijn afgescheiden van elkaar door de anulus fibrosus waar een ostium atrioventriculare in is gelegen. Dit ostium wordt afgesloten door de valava tricuspidalis.

In het rechter ventrikel gekomen wordt het bloed via de truncus pulmonalis naar de longen gestuurd. Deze loopt dus craniaal van de aorta. De truncus pulmonalis wordt tijdens de diastole afgesloten door 3 semilunaire kleppen.

Caudale rand

Links

Staat min of meer verticaal

Het linker hart bestaat uit het linker atrium en het linker ventrikel

Het atrium zal via de vv pulmonales het zuurstofrijke bloed uit de longen ontvangen

Ook hier is het atrium gescheiden van het ventrikel, maar hier door een valva bicuspidalis, ook wel de mitralisklep genoemd

Het linker atrium is minder ruim dan het rechter atrium terwijl het linker ventrikel een dikkere spierwand bevat dan het rechter ventrikel. Dit komt doordat we via het linker ventrikel het bloed in de aorta gepompt wordt en zo naar het perifere weefsel gaat, terwijl vanuit het rechter ventrikel het bloed naar de longen wordt gestuwd en een te hoge druk zou het longweefsel doen ontploffen.

Rechtervlakte (vlakte die wij echt zien als de rechter vlakte van het hart, verschillend van het rechter hart)

Atria zijn zichtbaar (atriale vlakte)

Naar het diafragma gericht (diafragmatische vlakte)

Linkervlakte

Hartoortjes (auriculae) zijn zichtbaar (auriculaire vlakte) en flankeren de truncus pulmonalis en aorta

Naar ribben gericht (sternocostale vlakte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij de hond kan men dorsaal in de poot een injectie doen, in welke structuur is dat? Van welk venensysteem maakt deze vene deel uit? Als je hier een anestheticum in spuit, welke route volgt dit dan naar het CZS? Bespreek deze structuur volledig met alle aftakkingen ed.

A

De injectie gebeurt ter hoogte van de v cephalica. Deze vene behoort tot het oppervlakkige venensysteem.

v cephalica

Verloop

Ontspringt voor de borstingang uit de v jugularis externa en loopt onmiddellijk onder de huid

Loopt in de zijdelingse borstgroeve naar de voorzijde van het voorbeen

In de buighoek van de elleboog is ze verbonden dmv v mediana cubiti met de onderliggende v brachialis

Loopt aan de dorsomediale zijde van de MECR (samen met de ramus superficialis van de n radialis)

Kruist planum cutaneum van de radius

Mondt ui in de v radialis

Aftakkingenv axillobrachialis (Carn)

Verloop: in caudale richting, duikt aan de laterale zijde van het voorbeen tussen de m deltoideus en de m triceps brachii om uit te monden in de v circumflexa humeri caudalis

Aftakking = v omobrachialis

Verloop: ontstaat nabij het schoudergewricht en loop naar proximaal om uit te monden in de v jugularis externa boven het ontstaan van de v cephalica

v mediana cubiti (alle diersoorten)

Verloop: mondt ui in de v brachialis aan de voorzijde van het ellebooggewricht, meestal via de v transversa cubiti

Drainagegebied: oppervlakkige en diepe bloedafvoer van het voorbeen

v cephalica accessoria

Verloop

Ontstaat uit de v cephalica proximaal van de carpus net voor deze ombuigt naar mediaal

Ontvant de vv digitalis dorsales communes

Aftakkingen : zie venen ondervoet

Drainagegebied : dorsale zijde van de ondervoet

Verloop tot CZS (hersenen): 2 opties

v cephalica => v jugularis externa => v brachiocephalica => v cava cranialis => sinus venarum cavarum => rechter atrium => tricus pidalis klep => rechter ventrikel => semi-lunaire kleppen => truncus pulmonalis => longen => vv pulmonalis => linker atrium => bicuspidalis klep => linker ventrikel => semilunaire kleppen => aorta => truncus brachiocephalicus (ontspringt uit voorrand van de arcus aortae) => a carotis communis sinister/dexter => a carotis externa/interna => interna => cirkel van Willis (ring van bloedvaten dat de bloedvoorziening zullen verzorgen van de hersenen)

v cephalica => v mediane cubiti => v brachialis => v axillaris => v brachiocephalica => v cava cranialis=> sinus venarum cavarum => rechter atrium => tricus pidalis klep => rechter ventrikel => semi-lunaire kleppen => truncus pulmonalis => longen => vv pulmonalis => linker atrium => bicuspidalis klep => linker ventrikel => semilunaire kleppen => aorta => truncus brachiocephalicus (ontspringt uit voorrand van de arcus aortae) => a carotis communis sinister/dexter => a carotis externa/interna => interna => cirkel van Willis (ring van bloedvaten dat de bloedvoorziening zullen verzorgen van de hersenen)

Je kan ook bloed afnemen ter hoogte van de v jugularis externa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Teken de huidinnervatiegebieden van het voorbeen. Geef zenuw, hoofdzenuw en ruggenmergsegment

A

N cutaneus brachii lateralis cranialis:

Hoofdzenuw : n axillaris

Ruggenmergsegment : C6, C7, C8

N cutaneus brachii lateralis caudalis

Hoofdzenuw : n radialis

Ruggenmergsegment : C7 C8, T1

N cutaneus antebrachii cranialis

Hoofdzenuw : n axillaris

Ruggenmergsegment : C6, C7, C8

N cutaneus antebrachii medialis

Hoofdzenuw : n musculocutaneus

Ruggenmergsegment : C7, C8

N cutaneus antebrachii lateralis

Hoofdzenuw : n radialis

Ruggenmergsegment : C7 C8, T1

N cutaneus antebrachii caudalis

Hoofdzenuw : n ulnaris

Ruggenmergsegment : T1, T2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het voorbeen van een paard wordt naar voren getrokken. Welke spieren worden er op deze manier uitgerekt? Bespreek deze spieren volledig.

A

Je kan deze vraag op 2 manieren interpreteren:

Manier 1:

In deze situatie gaan we dus het been naar voor trekken terwijl deze ontspannen is (geen strekking van schouder, elleboog, …). Dit zijn de spieren die aan de rechter kant van de spina scapula zitten en dus ter hoogte van de fossa infraspinatus. Diegene aan de kant van de fossa supraspinatus gaan verkorten.

M lattissimus dorsi

Origo

Fascia thoracolumbalis = peesplaat die begint op het lig supraspinale T4 tot L6

Spinaaluitsteeksel T en L

Zijvlakte van de zwevende ribben

Insertie

Tuberositas teres major

Functie

Abductie

Los voorbeen: naar achter en dorsaal trekken van humerus en bijgevolg voorbeen – buigen van de schouder

Vast voorbeen: naar voor trekken van de romp (geforceerde ademhaling) – buigen van de wervelkolom (spier voorkomt kromming van de rug bij het trekken van lasten)

Innervatie: n thoracodorsalis

Bloedvoorziening: a profunda brachii, aa intercostales dorsales, aa lumbales, a thoracodorsalis

M pectorales ascendens

Origo : ventrolaterale vlakte sternum

Insertie : tuberculum minus, fascia rondom de m biceps brachii, beginpees m coracobrachialis (bereikt tuberculum majus niet)

Functie

Los voorbeen: abductie – achteruit zetten voorbeen – strekken schouder

Vast en naar voor geplaatst voorbeen: naar voor trekken borstkas

Innervatie

m pectoralis ascendens: nn pectorales caudales

m subclavius : nn pectorales craniales

Bloedvoorziening : a thoracica lateralis, a thoracica interna, aa intercostales ventrales

M serratus ventralis pars thoracis

Origo : ribkraakbeenderen van de eerste 9 ribben

Insertie: achterste deel facies serrata en cartilago scapulae

Functie

Ophangen lichaam tussen de voorbenen (vangt verend het gewicht op bij het springen)

Vast voorbeen: ophangen borstkas en geforceerde ademhaling

Los voorbeen: scapula naar caudoventraal

Innervatie: n thoracicus longus

Bloedvoorziening: aa intercostales dorsales/ventrales, a thoracica lateralis, truncus costocervicalis en zijn takken

Manier 2: We strekken het voorbeen volledig naar voor.

  1. Buigers schoudergewricht

M deltoideus (lateraal)

Origo: ganse lengte van de spina scaplulae (= pars scapularis, geen pars acromialis want geen acromion)

Insertie: tuberositas deltoidea

Functie: buiger van de schouder, abductie

Innervatie: n axillaris

Bloedvoorziening: a subscapularis, a circumflexa, a circumflexa humeri cranialis/caudalis

M teres minor (lateraal)

Origo: distal (1/3 caudale boord van de scapula

Insertie: met een korte eindpees op tuberculum teres minor (tss tuberculum majus en tuberositas deltoidea)

Functie: buiger van de schouder

Innervatie: n axillaris

Bloedvoorziening: a subscapularis, a circumflexa scapulae, a circumflexa humeri cranialis/caudalis

Caput longum m triceps brachii (lateraal)

Origo: caudale rand scapula

Insertie: tuber olecrani (onder deze eindpees bevindt er zich een slijmbeurs: bursa subtendinea m tricipits brachii)

De caudale rand van dit hoofd wordt de margo tricipitalis genoemd en is zichtbaar op het levende dier

Functie: buigen van de elleboog (caput laterale, mediale accessorium gaan de elleboog strekken) en buigen van het schoudergewricht

Innervatie: n radialis

Bloedvoorziening: a circumflexa scapulae (specifiek caput longum), a circumflexa humeri cranialis/caudalis(specifiek caput longum), a thoracodorsalis(specifiek caput longum), a profunda brachii, a collateralis ulnaris

M teres major (mediaal)

Origo: proximale caudale boord van de scapula

Insertie: tuberositas teres major (tesamen met m lattissimus dorsi)

Functie: buiger schouder, abductie

Innervatie: n axillaris

Bloedvoorziening: a subscapularis, a circumflexa scapulae, a thoracodorsalis, a circumflexa humeri cranialis.caudalis, a profunda brachii

M tensor fascia antebrachii (mediaal)

Origo: via een aponeuros op de caudale rand van de scapula (carn: m lattissimus dorsi)

Insertie: olecranon, fascia antebrachii

Functie: strekken elleboog, opspannen van de fascia antebrachii, buigen van de schouder

Innervatie: n radialis

Bloedvoorziening: a circumflexa humeri caudalis (via a collateralis media), a profunda brachii, a collateralis ulnaris, a thoracodorsalis

M lattissimus dorsiOrigo

Fascia thoracolumbalis = peesplaat die begint op het lig supraspinale T4 tot L6

Spinaaluitsteeksel T en L

Zijvlakte van de zwevende ribben

Insertie

Tuberositas teres major

Functie

Abductie

Los voorbeen: naar achter en dorsaal trekken van humerus en bijgevolg voorbeen – buigen van de schouder

Vast voorbeen: naar voor trekken van de romp (geforceerde ademhaling) – buigen van de wervelkolom (spier voorkomt kromming van de rug bij het trekken van lasten)

Innervatie: n thoracodorsalis

Bloedvoorziening: a profunda brachii, aa intercostales dorsales, aa lumbales, a thoracodorsalis

  1. Strekkers ellebooggewricht

M triceps brachii (paard heeft geen caput accessorium)Origo:

Caput longum: caudale rand scapula

Caput laterale: linea m tricipitis

Caput mediale: humerus, craniaal van tuberositas teres major

Insertie:

Caput longum: tuber olecrani (onder deze eindpees bevindt er zich een slijmbeurs: bursa subtendinea m tricipits brachii)

Caput laterale: via eindpees van caput longum op tuber olecrani

Caput mediale: via eindpees van caput longum op tuber olecrani

Functie: buigen van de elleboog (caput laterale, mediale accessorium gaan de elleboog strekken)

Innervatie: n radialis

Bloedvoorziening: a circumflexa scapulae (specifiek caput longum), a circumflexa humeri cranialis/caudalis(specifiek caput longum), a thoracodorsalis(specifiek caput longum), a profunda brachii, a collateralis ulnaris

M tensor fascia antebrachii

Origo: via een aponeuros op de caudale rand van de scapula (carn: m lattissimus dorsi)

Insertie: olecranon, fascia antebrachii

Functie: strekken elleboog, opspannen van de fascia antebrachii, buigen van de schouder

Innervatie: n radialis

Bloedvoorziening: a circumflexa humeri caudalis (via a collateralis media), a profunda brachii, a collateralis ulnaris, a thoracodorsalis

M anconeus

Origo: randen fossa olecrani

Insertie: tuber olecrani (via de eindpees van caput mediale van m triceps brachii) tot tegen processus anconeus

Functie: strekken van de elleboog, opspannen gewrichtskapsel ellebooggewricht

Innervatie: n radialis

Bloedvoorziening: a collateralis ulnaris, a profunda brachii, a circumflexa humeri caudalis (via a collateralis media)

  1. Spieren radio-ulnair gewricht

Deze spieren proneren en supineren en geven daarbij geen hulp bij het naar voor brengen van het voorbeen. Ze zijn enkel bij carnivoren nog prominent aanwezig, bij Eq en Ru zijn deze spieren verdwenen of onderontwikkeld.

  1. Buigers carpus

M flexor carpi radialis

Origo: epicondylus medialis van de humerus (buigknobbel)

Insertie: OMC II

Functie: buigen van de carpus

Innervatie: n mediana

Bloedvoorziening: a profunda antebrachii, a mediana

M flexor carpi ulnarisOrigo

Caput humerale: epicondylus medialis van de humerus (buigknobbel)

Caput ulnare: caudomediale zijde van het olecranon (sterkst ontwikkeld bij Carn)

Insertie: haakbeentje (os accessorium)

Functie: buigen van de carpus

Innervatie: n ulnaris

Bloedvoorziening: a collateralis ulnaris, a profunda antebrachii,, a mediana

  1. Buigers van de tenen

M flexor digitorum superficialis

Origo: epicondylus medialis van de humerus (buigknobbel)

Insertie: ter hoogte van het kogelgewricht vormt de eindpeers een ringvormige huls (manica flexoria) rondom de diepe buiger, twee korte eindschenkels naar de torus palmaris van het kroonbeen

Funtie: uigen van de steuntenen, buigen van de carpus

Innervatie: n medianis, (n ulnaris)

Bloedvoorziening: a profunda antebrachii, a collateralis ulnaris

M flexor digitorum profundusOrigo

Caput humerale: epicondylus medialis van de humerus

Caput ulnare: ulna

Caput radiale: palmaire vlakte van de radius

Insertie

Caput humerale: phalanx distalis

Caput ulnare: versmelt met de eindpees van het humerale hoofd boven de carpus

Caput radiale: versmelt met de eindpees van het humerale hoofd boven de carpus

Functie: buigen van de tenen en carpus

Innervatie: n medianus (caput humerale en caput radiale), n ulnaris (caput ulnare)

Bloedvoorziening : a profunda antebrachii, a collateralis ulnaris, a interossea caudalis

  1. Korte teenspieren

M interosseus medius

Deze is boven de kogel ook gelegen aan de caudale zijde van de onderarm en hier zou dus ook enige druk kunnen opkomen bij het naar voor trekken van het been

Origo: lig. carpi palmare

Insertie: sesamsbeenderen en strekpezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Als je het ellebooggewricht van een hond strekt, welke spieren worden er dan uitgerekt? Bespreek deze spieren volledig.

A

Bij het strekken van de elleboog krijgen we dus contracties van de strekkers (caudaal gelegen) en strekking van de antagonisten, namelijk de buigers (craniaal gelegen). Verder zijn er ook nog spieren van de radius-ulna en van de tenen die gedeeltelijk mee de elleboog kunnen buigen en dus ook gestrekt worden bij het strekken van de elleboog.

M brachialisOrigo

Collum humeri

Poximocaudale 1/3 van de humerus

Insertie: processus coronoideus medialis

Innervatie: n musculocutaneus en in 50% van de gevallen wordt deze spier ook door de n radialis geïnnerveerd

Bloedvoorziening: a circumflexa humeri cranialis/caudalis, a profunda brachii, a collateralis radialis, a transversa cubiti

M biceps brachii (overbrugt schoudergewricht én ellebooggewricht)

Ondersteunt de functie van de m brachialis aangezien deze de enige specifieke buiger van het ellebooggewricht is

Origo

Tuberculum supraglenoidale

De beginpees wordt in de sulcus intertubercularis gehouden door een extra bandje, nl het lig transversum humeri (bij grote huisdieren onderontw)

Uitzakking van het gewrichtskapsel onder de beginpees omdat deze over het tuberculum intermedium loopt

Insertie: tuberositas radii, ulna (duikt onder de mediale collateraalband)

Functie

Strekken van de schouder en buigen van de elleboog (synchrone beweging)

Strekken van de carpus

Opspannen van de fascia antebrachii

Innervatie: n musculocutaneus

Bloedvoorziening: a circumflexa humeri cranialis/caudalis, a bicipitalis, a transversa cubiti

M supinator

Origo: epicondylus lateralis van de humerus (strekknobbel), laterale collateraalband van het ellebooggewricht

Insertie: craniolaterale zijde van de radius (soms raakt deze spier aan de insertie van de m pronator teres)

Functie: supinatie, kan ook in mindere mate de elleboog buigen

Innervatie: n radialis

Bloedvoorziening: a transversa cubiti, a mediana/a radialis

M brachioradialis

Origo: crista epicondylaris lateralis

Insertie: distale epifyse (mediaal) van de radius

Functie: supinatie, kan ook in mindere mate de elleboog buigen

Innervatie: n radialis

Bloedvoorziening: a transvera cubiti, a mediana/a radialis

M pronator teres

Origo: epicondylus medialis van de humerus (buigknobbel), cranial van de MFCR

Inserie: craniomediaal op de radius

Functie: pronatie, kan ook in mindere mate de elleboog buigen

Innervatie: n medianus

Bloedvoorziening: a transversa cubiti, a mediana (en zijn takken)

M extensor carpi radialisOrigo

Crista epicondylaris lateralis (longus) van de humerus

Epicondylus lateralis (brevis) van de humerus

Insertie

Eindpees MECR longus eindigt op tuberositas OMC II

Eindpees MECR brevis eindigt op de tuberositas OMC III

Functie: strekken van de carpus en ook in mindere mate het buigen van de elleboog

Innervatie: n radialis

Bloedvoorziening: a circumflexa humeri caudalis via a collateralis radialis, a transversa cubiti, a interossea cranialis

M extensor digitalis communis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bespreek de a mediana bij een paard. Beschrijf ligging, aftakking en bevloeiingsgebied tot de carpus.

A

De a mediana vormt de verderzetting van de a brachialis na afgifte van a transversa cubiti (a radialis proximalis)

Verloop

Is de satellietarterie van de n medianus vanaf de elleboog tot en met de metacarpus

Duikt onder de m pronator teres (of de pezige rest ervan)

Volgt de mediale m pronator teres (of de pezige rest ervan)

Volgt de mediale rand van de m flexor digitorum profundus

Aftakkingen

A profunda antebrachii

A interossea communis

A radialis

A interossea communis

Verloop

Ontstaat thvh proximale vierde van de radius uit de achterrand van a mediana

Loopt onder de buigspieren richting het spatium interosseum antebrachii proximale

Splits thv het spatium interosseum antebrachii proximale in zijn twee eindtakken

AftakkingenA interossea cranialis: zwak bij het paard

Verloop: door het spatium interosseum antabrachii proximale naar craniolaterale vlakte van de radius

AftakkingenA recurrens interossea

Verloop: ontstaat kort na het doorlopen van spatium interosseum antebrachii proximale en loopt uit in rete articulare cubiti

Bevloeiingsgebied: ellebooggewricht

Bereikt bij het paard de carpus niet

Rami carpei dorsales

Verloop: dragen bij tot de vorming van het rete carpi dorsale

Bevloeiingsgebied: carpus

A interossea caudalis: zwak bij het paard

Verloop: loopt naar distaal langs de caudomediale zijde van membrana interossea antebrachii

Aftakkingen:Rami muscularis

Geeft deze tak af naar caudaal gelegen spieren

Bevloeiingsgebied: buigers van carpus en tenen

Ramus palmaris: afwezig bij paard

Ramus interosseus: afwezig bij paard

A ulnaris: afwezig bij paard

A profunda antebrachii

Verloop

Ontstaan proximaal van de onderarm uit a mediana

Is in feite een verzamelnaam voor verschillende spiertakken die op die plaats ontstaan

Bevloeiingsgebied

Buigers carpus

Buigers tenen

A radialis (distalis)

Verloop:

Ontstaat uit de mediale wand van de a mediana

Daalt af parallel met a mediana

Kort onder de carpus splitst ze in haar eindtakken

Aftakkingen

Bij het paard bestaat de a radialis in feite uit twee takken die beiden dichtbij de carpus uit de a mediana ontspringen. Daarenboven wordt er nog een extra bloedvat afgegeven door de a mediana

A radialis intermedium (voordien a radialis proximalis)

Verloop : ontstaat uit a mediana thv het distale derde van de radius en splitst snel in twee takken

Aftakkingen:

Ramus carpeus palmaris die uitloopt in het rete carpi palmare

Ramus carpeus dorsalis (zeer zwak) die uitloopt in het rete carpi dorsale

A radialis distalis

Verloop: ontstaat uit de a mediana een paar centimeter boven de carpus, legt zich tussen de eindpezen van de MFCR en MFCU en loopt oppervlakking van het retinaculum flexorum, onder de carpus loopt ze uit in de arcus palmaris profundus

Ramus palmaris (equivalent van ramus palmaris die bij rund en carnivoren ontstaat uit aa interossea)

Verloop: wordt door de a mediana afgegeven in de buurt van de a radialis distalis, loopt tussen MFCU en MFDS en anastomoseert met a collateralis ulnaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De linkerpoot van een hond wordt aan de laterale zijde geprikkeld. Welke zenuw ligt hier? Bespreek de zenuw en teken de reflexboog tot aan het ruggenmerg.

A

Hierbij zal de n radialis geprikkeld worden. Dit is een gemengde zenuw. Algemeen innerveert de n radialis de strekkers van de elleboog, van de carpus en van de tenen en verzorgt ze de sensibele innervatie van de laterale zijde van het voorbeen vanaf de bovenarm tot en met de tenen. Loopt tot C7, C8, T1. Hij komt van mediaal, maar daar heeft hij geen functie.

Verloop

Ontstaat uit het midden- en achterdeel van de plexus brachialis (=> rami ventralis van n spinalis => C7, C8, T1)

Loopt caudaal van de n ulnaris

Halverwege de bovenarm dringt de n radialis aan de achterrand van de m teres major naar lateraal

Kruipt tussen caput mediale en caput longum van m triceps brachii naar lateraal

Komt tevoorschijn aan de laterale zijde van het voorbeen aan de onderzijde van caput laterale van m triceps brachii

AftakkingenRr muscularis

Verloopt: caudaal van de m brachialis worden verschillende zenuwtakjes afgegeven

Innervatie: m triceps brachii, m anconeus, m tensor fascia antebrachii

N cutaneus brachii lateralis caudalis

Verloop : ontstaat caudaal van m brachialis lateraal van de bovenarm

Innervatie: huid op caput laterale van triceps brachii

De n radialis zal verder onder caput lateralis van m triceps brachii splitsen inRamus profundus

Verloop: volgt achterrand m brachialis (zal deze in 50% van de gevallen dan innerveren), draait lateraal om de humerus naar de buigvlakte van de elleboog, vertakt zich proximaal op radius in de strekkers die liggen thv de onderarm

Innervatie: m brachialis, strekkes carpus en teen, supinatoren

Ramus superficialis = n cutaneus antebrachii lateralis

Verloop : komt aan de onderrand van caput laterale van m triceps brachii aan de oppervlakte (grens tussen MECR en MEDC)

Innervatie: huid lateraal van de onderarm tot en met de tenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bespreek de n medianus bij carnivoren. Waar kan je deze stimuleren en wat is de reactie hierop bij het dier? Teken ook de doorsnede van het ruggenmerg en de reflexboog.

A

C7, C8, T1, T2

De n medianus is de zwaarste zenuw uit de plexus brachialis en is een gemengde zenuw. Algemeen innerveert de n medianus de buiers van de carpus en van de tenen (vooral de humerale en radiale spierdelen) alsook de huid op de mediopalmaire zijde van carpus en metacarpus en van de tenen.

Verloop

Ontstaat uit het middendeel van de plexus brachialis (=> rami ventralis van n spinalis => C7, C8, T1, T2)

Loopt caudaal van m coracobrachialis en craniaal van a brachialis richting het ellebooggewricht

Na afsplitsen van n ulnaris loopt hij verder naar de mediale zijde van het ellebooggewricht

Ontvangt proximaal van het ellebooggewricht een ramus communicans van de n musculocutaneus

Loopt onder m pronator teres naar de caudale zijde van de onderarm samen met de a mediana

AftakkingenRr musculares

Verloop: worden afgegeven thv het ellebooggewricht

Innervatie: buigspieren carpus en teen (MFCR, MFDS, MFDP behalve het caput ulnare), pronatoren, mediaal gedeelte van het ellebooggewricht

N interosseus antebrachii

Verloop: n medianus loopt verder proximaal op radius onder m flexor carpi radialis aan achterrand van a mediana en geeft thv spatium interosseum antebrachii proximale deze zenuw af

Innervatie: periost van de onderarm

Nn digitalis palmares

Verloop: n medianus loopt langs de mediale oord van de diepe buiger naar de mediopalmaire zijde van de ondervoet

Innervatie: huid mediopalaire zijde van de carpus, metacarpus en tenen

De n. medianus kan geprikkeld worden doordat men de huid van de tenen I-III palmair prikkeld. Als er geen neurologische problemen zijn, zou de hond meteen zijn voet terug trekken.

? Reflexboog: nn digitalis palmares => plexus brachialis => rami ventralis van n spinalis => RM: C7, C8, T1, T2 => rami ventralis van n spinalis => plexus brachialis => rr muscularis n medianus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Je krijgt een foto waarop de hyperextensie van de rechterklauw van een rund te zien is. Welke structuur is kapot op deze foto, bespreek de structuur volledig en moet deze behandeld worden om de functionaliteit van het dier te garanderen?

A

De diepe buiger (MFDP) is stuk waardoor de teen naar boven wijst. Door middel van druk kan de eindpees van de diepe buiger scheuren, met het ontstaan van een typische stand als gevolg. Het teen/hoefgewricht kan niet meer buigen, dus de tip van de hoef/teen/klauw wijst omhoog. Deze ruptuur leidt dus tot hyperextensie.

Algemeen

De m. flexor digitorum profundus bevindt zich op de caudale vlakte van de onderarm, onder de m. flexor digitorum superficialis. Deze spier ontspringt op 3 verschillende beenderen:

Caput humerale: zwaarste hoofd, meestal nogmaals op te delen

origo: epicondylus medialis van de humerus
insertie: phalanx distalis (Ru: teen III en IV; Carn: teen I, II, III, IV en V)

Caput ulnare: zwak hoofd

Origo: ulna

Insertie: versmelt met de eindpees van het humerale hoofd boven de carpus

Caput radiale (m. flexor digitorum pollicis longus)

Origo: palmaire vlakte van de radius

Insertie: versmelt met de eindpees van het humerale hoofd boven de carpus

Diersoortbespreking

Eq

Caput humerale

Kan schijnbaar opgedeeld worden in 3 delen

De diepe buigpees ontvangt halverwege de metacarpus een (tweede) ligamentum accessorium dat ontspringt aan het lig. carpi palmare

Tussen het einde van de diepe buiger en het straalbeen ligt een kleine maar klinisch belangrijke slijmbeurs = bursa podotrochlearis (Het voorkomen van lig. accessoria bij het paard naar de oppervlakkige en diepe buiger is een bijkomend element in de ondersteunende functie van de buigers van het kogelgewricht. )

Caput ulnare

Caput radiale

Ru

Caput humerale

Schijnbaar op te delen in 2 delen

Tussen het einde van de diepe buiger en het straalbeen ligt een kleine maar klinisch belangrijke slijmbeurs = bursa podotrochlearis

Caput ulnare

Caput radiale

Carn

Caput humerale: schijnbaar op te delen in 3 delen

Caput ulnare

Caput radiale

Functie

buigen van de tenen

buigen van de carpus

Innervatie

caput humerale en caput radiale: n. medianus

caput ulnare: n. ulnaris

Bloedvoorziening: a. profunda antebrachii, a. collateralis ulnaris, a. interossea caudalis

18
Q

Teken en bespreek de 3 belangrijkste peesscheden en slijmbeurzen op het voorbeen van het paard. Vergelijk kort met Ru.

A

Een slijmbeurs bestaat uit een kapsel, die een holte gevuld met bindweefselschotten en slijm omgeeft.

Paard

De belangrijkste slijmbeurs bij het paard, die overigens ook aanwezig is bij het rund, is de bursa podotrochlearis. Wanneer de m. flexor digitorum profundus vasthecht aan het hoefbeen maakt hij een gevaarlijke bocht om het straalbeen. Doordat deze plaats sterk gevoelig is aan wrijving ligt de bursa podotrochlearis tussen de diepe buiger en het straalbeentje ter bescherming.

Verder hebben we ter hoogte van de carpus en ook ter hoogte van de kogel een peesschede. Dit zijn respectievelijk de carpaalschede en de sesamschede. Deze ontstaan als een soort ballon die ingedrukt wordt en waarbij de twee uiteinden aan elkaar gaan vergroeien. Deze vergroeiing heet het mesotendineum.

=> De peesschedes bestaan dus uit een binnen – en buitenblad. De holte die beiden bladen omgeven is gevuld met slijm en zowel de diepe buiger als de oppervlakkige buiger (m. flexor digitorum superfiscialis) zijn in deze twee peesschedes gelegen.

Rund

Het verschil met het rund is dat deze geen carpaalschede heeft, maar in plaats daarvan heeft een rund 3 slijmbeurzen:

  1. Slijmbeurs tussen de carpus en de diepe buiger
  2. Slijmbeurs tssn de diepe buiger endiepe deel vd oppervlakkige buiger (bij het rund is de oppervlakkige buiger namelijk nog eens onderverdeeld in een oppervlakkig en diep deel)
  3. Slijmbeurs tussen het diepe deel vd oppervlakkige buiger en het oppervlakkige deel vd oppervlakkige buiger (tussen deze twee is ook het retinaculum flexorium gelegen)
19
Q

Intraveneuze injectie Carn. ter behandeling van longontsteking => verschillende wegen bespreken hoe de injectie naar de longen gaat. Hoe is dit bij een intramusculaire injectie?

A

Een intraveneuze injectie gebeurt ofwel via de vena cephalica ofwel rechstreeks in de vena jugularis externa. Het bloed kan dan twee verschillende wegen afleggen om in de longen te geraken. Als we het rechtstreeks doen in de vena jugularis externa geldt enkel de eerste weg.

Eerste weg

Vena cephalica Deze verloopt in de zijdelingse borstgroeve (geflankeerd door m. pectoralis descendens en m. brachiocephalicus) om vervolgens dorsomediaal van de m. extensor carpi radialis te lopen. Hij kruist dan over het planum cutaneum om mediopalmair uit te monden in de vena radialis.

De vena cephalica is een aftakking van de v. jugularis externa.

Vena jugularis externa Deze bevindt zich onder de huid en de m. cutaneus colli in de halsadergroeve, ventraal van de m. brachiocephalicus. De v. jugularis externa is op zijn beurt eigenlijk een aftakking van de v. brachiocephalica.

Vena brachiocephalica Deze is afkomstig van de vena cava cranialis en wordt zowel links als rechts aangelegd. Op die manier kan de geïnjecteerde stof in de vena cava cranialis terecht komen.

Tweede weg

De v. cephalica is verbonden met de v. brachialis via de v. mediana cubuti. Deze laatste loopt in de buighoek van de elleboog en mondt uit in de v. brachialis aan de voorzijde van het ellebooggewricht, meestal via de transversa cubiti (dit is een onderdeel van het diep venensysteem). De v. brachialis behoort tot het diep venensysteem. De v. mediana cubiti zorgt dus voor een anastomose met het oppervlakkige en het diep venensysteem.

Vena brachialis

De v. brachialis wordt bij sommige diersoorten dubbel aangelegd

Deze is eigenlijk een verderzetting van de v. axillaris

Vanuit het punt van de v. mediana cubiti gezien loopt de v. brachialis op de caudomediale vlakte van de onderarm en gaat over de mediale collateraalband van het ellebooggewricht lopen

Dan zal de vene de humerus kruisen tussen het middenste en het distale derde

Hier is de vene zeer kwetsbaar, net als de gelijknamige arterie

Vervolgens loopt ze naar de buigvlakte van de schouder waar de vene overgaat in de v. axillaris

De v. brachialis loopt dus van de buigvlakte van de elleboog naar de buigvlakte van de schouder. De stof komt dan terecht in de v. axillaris

Vena axillaris

Deze loopt over de insertie van de m. subscapularis en loopt mediaal van het schoudergewricht

Hij zal duiken onder de m. scalenus ventralis

Vanaf dit moment noemt het niet meer de v. axillaris maar de v. subclavia

Deze vene is een aftakking van de v. brachiocephalica dat zoals hierboven besproken uitmondt in de vena cava cranialis

Gemeenschappelijk deel van de 2 wegen

Dit zijn dus twee besproken wegen hoe de stof in vena cava cranialis kan komen. Via de sinus venarum cavarum komt de stof na de vena cava cranialis dan in het rechter atrium. Het bloed (met de stof in) wordt dan vervoerd naar de longen via het rechter ventrikel (door de tricuspidalis klep) en dan de truncus pulmonalis (door de semilunaire kleppen). Deze laatste splitst in twee om een aftakking te geven aan zowel de linker als de rechter long.

Intramusculaire injectie

Als we het intramusculair gaan inspuiten dan gebeurd dit in de driehoek die gevormd wordt door de voorrand van de scapule, dorsaal van de transversaaluitsteeksels van de halswervels en ventraal van de nekstreng.

Op deze plaats hebben we het craniale deel van de m. trapezius, de m. splenius en meestal als je diep genoeg steekt hebt je ook nog de pars cranialis van de m. semispinalis (m. biventer en m. complexus). Ook m. longissimus cervicis zal hoogstwaarschijnlijk mee geïnjecteerd worden. Als je iets meer naar craniaal prikt kan het ook zijn dat je het caudale deel van de m. brachiocephalicus mee hebt.

Via deze spieren zal vooral de medicatie vloeien via de v. cervicalis profundus en misschien een zeer klein deeltje via de v. scapularis dorsalis. Deze twee kunnen beide ontstaan uit de v. costocervicalis.

De a. cervicalis profundus verlaat de thorax langs de voorrand van de eerste rib (Ru) of doorheen de eerste intercostaalruimte (Carn, Eq), loopt diep onder de halsspieren op de lamina nuchae. Deze zorgt voor de afvloei van de epaxialia halsspieren.

De a. scapularis dorsalis loopt lateraal van de m. longissimus thoracis et lumborum en lateraal van de m. longissimus cervicis naar de schoftstreek. Deze zal zorgen voor de afvloei van een meer oppervlakkig en caudaal gebied dan de v. cervicalis profundus.

Beiden kunnen dus uitmonden in de v. costocervicalis. Dit is een gemeenschappelijke stam die uitmondt in de v. brachiocephalica. Deze vena brachiocephalica dan uitmonden in de vena cava cranialis waarna het bloed dezelfde weg aflegt naar de longen als hier boven besproken.

Wanneer je de m. brachiocephalicus nog mee hebt krijg je ook nog afvoer via de v. cervicalis superficialis. Dit is een aftakking van de v. subclavia die eveneens zal eindigen in de v. brachiocephalica en dezelfde weg aflegt als hierboven besproken.

Deze v. cervicalis superficialis ontstaat uit de dorsale wand van de v. subclavia thv. de eerste rib. Deze komt dan tevoorschijn onder de m. scalenus. Deze geeft takken af naar de schouderlymfeknopen en naar de spieren die liggen aan de dorsale zijde van de schouder.

20
Q

N. suprascapularisparalyse: motorisch luik, teken de betrokken regio en bespreek de verwachte symptomen.

A

Verloop

Deze zenuw ontstaat uit het voorste gedeelte van de plexus brachialis

Deze dringt dan tussen de m. subscapularis en de m. supraspinatus naar de laterale zijde van het collum scapulae (loopt daar over het bot en is bijgevolg sterk gevoelig aan kneuzing)

Wanneer deze zenuw uitvalt bij paarden, noemen we deze klinische conditie ‘Sweeney’

Innervatie: deze zenuw innerveert de m. supraspinalis en de m. infraspinatus. De m. supraspinatus is een strekker van de schouder

Effect:Wanneer we een n suprascapularisparalyse hebben betekent dit dat de m suprascapularis niet meer werkt. Gelukkig kan deze functie wel overgenomen worden door:

M brachiocephalicus bij een los voorbeen

M omotransverssarius bij een los voorbeen

M pectoralis ascendens

M subclavius (enkel aanwezig bij het paard)

M biceps brachii (lateraal gelegen)

M coracobrachialis (mediaal gelegen)

=> Hier zullen we dus geen effect van zien

Waar we wel een effect van zullen zien is bij de m infraspinatus. Deze dient als laterale collateraalband van de schouder en zijn functie wordt door geen enkele spier overgenomen. We gaan dus zien dat de schouder naar lateraal zal uitklappen omdat het niet meer volledig tegen het lichaam wordt gehouden (nog wel gedeeltelijk door de m lattissimus dorsi).

Als de zenuw zich niet herstelt en de spieren blijven ongebruikt gaan deze na een bepaalde tijd ook geleidelijk atrofiëren. Dit ga je zien doordat de spina scapulae tevoorschijn komt.

21
Q

Carpusdoorsnede tekenen, incisie in een bepaald bloedvat: wat zijn de verwachte vasculaire of motorische problemen (naargelang wat kapot is).

Ook kan men een doorsnede geven van de carpus en vragen welke structuur er beschadigd is, heeft men al eens bij een geit gedaan.

A

Verwachte vasculaire of motorische problemen

Dorsaal op de carpus zit een zeer belangrijk bloedvat, de vena cephalica accessoira. Wanneer deze stuk is, zal een deel van het veneuze bloed niet meer teruggevoerd kunnen worden naar het hart. Er zal bloeding ontstaan. Het hart heeft een verminderde veneuze retour.

Palmair zitten de vena en de arteria radialis vrij oppervlakkig en kunnen makkelijk doorgesneden worden. Deze geeft in de ondervoet een aantal aftakkingen die of geen toevoer meer zullen hebben, of geen afvoer richting het hart meer. Wanneer de arterie is doorgesneden zullen een aantal palmaire gebieden van de ondervoet geen zuurstoftoevoer meer hebben waardoor deze buiten werking vallen. Een spier kan namelijk maar kort anaëroob werken. Verder zit er palmair nog de arteria en vena collateralis ulnaris. Deze geeft in de ondervoet ook verschillende arteries/venen af en hiervoor geldt dus eigenlijk hetzelfde als voor de a. radialis/v. radialis.

22
Q

Wat zie je bij een ruptuur van de m. serratus ventralis pars thoracis? Bespreek dit adhv een doorsnede van de thorax en duidt ook de andere spieren aan die zorgen op dat niveau voor de ophanging van het voorste lidmaat (+ o, i en functie) (Hoe gebeurt te ophanging van het voorbeen? Welke spieren zijn hiervoor verantwoordelijk bij Eq?)

A

Bij een ruptuur van de m. serratus ventralis pars thoracis zal een geforceerde ademhaling niet normaal zijn (echter wordt de dorsale beweging overgenomen door de m. lattissimus dorsi), de ophanging van de borstkas is minder efficiënt. Daarnaast wordt de scapula niet meer naar caudoventraal getrokken.

Het pars cervicis van de m. serratus ventralis heeft zijn origo bij de proc. transversus van de laatste 4 à 5 halswervels en de insertie bij het voorste deel van de facies serrata en cartilago scapulae.

Het pars thoracis heeft zijn origo bij de ribkraakbeenderen van de eerste negen ribben. De insertie is gelegen op het achterste deel van de fascieserrata en cartilago scapulae.

De m. trapezius zorgt mee voor de ophanging van het voorste lidmaat

Pars cervicis:

Origo: bij de lig. nuchea van C2 tot T2

Insertie: op de spina scapulae en de fascia omobrachialis lateralis

Pars thoracis

Origo : bij het lig. supraspinale (Carn: T3-T9, Eq: T3-T10, Ru: T3-T13) x fascia thoracolumbalis

Insertie: is op de spina scapulae met voornamelijk de tuber spinae

De belangrijkste functie is de abductie

Los voorbeen: scapula w naar craniodorsaal getrokken door de pars cervicis, de pars thoracis trekt de scapula naar caudo dorsaal. In zijn geheel wordt de scapula opgeheft

Vast voorbeen: zorgt ervoor dat de pars cervicalis de hals laat wenden of laat buigen

De m. rhomboïdeus heeft een pars capitis, hier niet van belang, pars cervicis en pars thoracis

Pars cervicis

Origo: op de lig. nuchae van C2 tot T2

Insertie: aan de binnenzijde vd cartilago scapulae en dorsale rand van scapula

Pars thoracis

Origo: op de lig. supraspinale van T2 tot T7

Insertie: aan de binnenzijde van de cartilago scapulae

Het verbindt het voorbeen met het asskelet

Functie

Pars cervicis : trekt de scapula naar craniodorsaal

pars thoracis : trekt de scapula naar caudodorsaal

Het helpt de m. trapezius met het opheffen van de scapula

Een vast voorbeen zorgt ervoor dat de pars cervicalis de hals laat wenden of laat buigen

23
Q

Bespreek de opbouw van het linker hart met de nadruk op de verschillende klepsystemen

A

Vanuit de vv.pulmonalis stroomt het bloed dat afkomstig is van de longen, in het linkeratrium

Het linkeratrium is opgebouwd uit de musculi pectinati en tussen de linker en het rechteratrium zit het septum interatriale dat de twee atria gescheiden houdt.

Tussen het atrium en de ventrikel bevindt zich de annulus fibrosus.

Het bloed gaat door het ostium atrioventriculare naar de ventrikel. Aan dit ostium zijn de valva atrioventriculare terug te vinden.

Aan de linkerzijde worden deze kleppen ook wel de bicuspedaliskleppen of de mitraliskleppen genoemd

(In rechterhart: tricuspidaliskleppen)

De kleppen zijn verbonden met de chordae tendinae die op zijn beurt weer verbonden zijn met de in de ventrikelwand gelegen musculi pappillaris

De ventrikelwand in het linkerhart is sterker gespierd in vergelijking met het rechterhart doordat het linkerhart het bloed doorheen het hele lichaam moet pompen, het bloed moet een langere afstand afleggen waardoor er meer druk gecreëerd moet worden. Vervolgens gaat het bloed doorheen de aorta.

De aortakleppen ter hoogte van de ventrikel zijn de drie valvulae semilunares. Direct na deze semilunaire kleppen bevindt zich de opening van de a. coronaria.

Tussen het rechter- en het linkeratrium bevindt zich nog een restant van de embryonale ontwikkeling, namelijk de fossa ovalis.

24
Q

Waar kan je de pols voelen op het niveau van het voorbeen bij Eq en Ru? Teken en bespreek uitvoerig het bloedvat waar je de pols palpeert. Is zoals deze vraag: Waarom voel je de pols bij Eq en Ru thv het voorbeen palmair? Maak een tekening waarop je de positie van palpatie aanduidt, alsook de verschillende leidingen.

A

De pols is hartslag is te voelen met de duim wanneer de buigpezen opzij worden geduwd. Door de tegendruk ontstaat er een pulsatie. Normaal in rust zal er geen pols gevoeld worden, dit is alleen bij een ontsteking, bevangenheid en dergelijke. De arcus palmaris profundus wordt dan gevoeld.

Rund

Bij de a. digitalis palmaris communis II kan bij het rund de pols gevoeld worden. Dit bloedvat ontstaat in het verlengde van de ramus palmaris superficialis van de a. radialis distalis uit de arcus palmaris superficialis. Het bloedvat geeft een tak af aar de bijklauw, de a. digitalis palmaris propriae II. Na deze vertakking wordt het bloedvat aangeduid als de a. digitalis palmaris propriae III abaxialis.

Het bloedvat loopt bedekt door de diepe fascia naar de abaxiale vlakte van de buigpezen, achter de gelijknamige vene en zenuw (NVNA). Bij de verschillende phalangen wordt een ramus dorsalis/ramus palmaris afgegeven. Via het foramen pariëtale van het klauwbeen versmelt het met de a. digitalis palmaris propriae III axialis om de arcus terminalis te vormen. De pols kan gevoeld worden thv de arcus palmaris profundus proximalis.

Paard

Bij het paard kan de pols gevoeld worden ter hoogte van de a. digitalis palmaris communis III. Dit is een verderzetting van de ramus palmaris superficialis van de a. collateralis ulnaris, na de versmelting met de ramus palmaris van de a. mediana. Ze loopt in de laterale groeve van de metacarpus tussen de MFDS en de MFDP. Ter hoogte van het kogelgewricht loopt ze uit in de a. digitalis lateralis.

25
Q

Waarom heeft de m. biceps brachii bij Eq een enorm hoog BW gehalte ivglm andere diersoorten? Welke eigenschap van het voorste lidmaat van Eq hangt hiermee samen? Leg volledig uit. Lijkt op deze vraag: Wat weet je over het passieve sta-apparaat? Functioneert die apparaat nog na ruptuur van de m. biceps brachii?

A

Bij het paard is het passief steunapparaat goed uitgebouwd en het meest belast. Bij het rund is het minder uitgebouwd en bij carnivoren eerder onbestaand.

De peesstroken van de m. biceps brachii zorgen ervoor dat het schoudergewricht niet verder kan buigen. Het werkt synchroon, als de schouder buigt, dan buigt de elleboog.

De lacertus fibrosus van de m. biceps brachii zorgt ervoor dat de carpus gestrekt blijft.

Het lig. carpi palmare voorkomt hyperextensie.

De m. triceps voorkomt het buigen van de elleboog en de schouder op een actieve manier. Het wordt hierbij geholpen door de m. lattissimus dorsi die het doorzakken van de humerus voorkomt en de pectoraalspieren die het schoudergewricht ondersteunen. De massa van de tricepsgroep verhindert op een passieve manier de buiging van de schouder.

De kogel- en kroongewricht worden op de eerste plaats ondersteund door het ophangapparaat van de sesamsbeentjes

Een bijkomende structuur zijn de buigpezen. Het lig. accessorium van de oppervlakkige buiger en het peesweefsel in deze spierbuik vormen samen met de oppervlakkige buigpees een doorlopende structuur dat zeer moeilijk uitrekt. Het voorkomt het te ver doorbuigen van de kogel. Hetzelfde geldt voor de diepe buigpees alhoewel deze doorloopt tot het hoefbeen.

Een aangespannen diepe buigpees oefent een druk uit op het straalbeentje. De druk wordt zeer hoog wanneer het hoefgewricht in extensie komt. Het einddeel van de diepe buigpees, het straalbeente en de bursa podotrochlearis worden dan zeer sterk belast.

26
Q

Vergelijk de verschijnselen bij uitval van enerzijds de n. radialis en anderzijds de hele plexus brachialis. Bespreek daarnaast het verloop, de takken en de funcite van de n. radialis.

A

N. radialis

Functie

Is een gemengde zenuw

Het innerveert de strekkers van de elleboog, de carpus en de tenen

Daarnaast verorgt ze de sensibele innervatie van de laterale zijde van het bovenbeen vanaf de bovenarm tot aan de tenen

Verloop

Het ontstaat vanuit het midden- en achterste deel van de plexus brachialis en loopt caudaal van de n. ulnaris

Halverwege de bovenarm dringt de n. radialis aan de achterrand van de m. teres major naar lateraal

Het kruipt tussen het caput mediale en caput longum van de m. triceps brachii naar lateraal

Het komt tevoorschijn aan de laterale zijde van het voorbeen aan de onderzijde van het caput laterale van de m. triceps brachii

Takken:

De rami musculares verlopen van caudaal van de m. brachialis waar verschillende zenuwtakjes afgegeven worden

N cutaneus brachii lateralis caudalis ontstaat caudaal van de m. brachialis aan de laterale zijde van de bovenarm

Splitst onder de caput lateralis van de m. triceps brachii in de ramus profundus

die de achterrand van de m. brachialis volgt

lateraal om de humerus draait naar de buigvlakte van elleboog

Het vertakt zich proximaal op de radius in de strekkers die er liggen thv van de onderarm

Ramus superficialis is de n. cutaneus antebrachii lateralis. Het komt aan de onderrand van het caput laterale van de m. triceps brachii aan de oppervlakte.

Uitval

Bij uitval van de n. radialis

Zullen de strekkers van de elleboog, carpus en tenen geen signaal meer krijgen

Ook de laterale zijde van het bovenbeen vanaf de bovenarm tot aan de tenen zal ongevoelig zijn

Aan de overige huidgebieden zal er bij aanraking/knijpen nog wel een reactie gegeven worden omdat de zenuwen die voor deze huidinnervaties zorgen nog wel intact zijn

Bij uitval van de plexus brachialis zal er helemaal geen reactie meer gegeven worden

27
Q

Infuus in de v. cephalica voor behandeling van een gewrichtsontsteking in de carpus. Zou je dat in een praktijksituatie uitvoeren? Waarom wel of niet? Ken je een andere route via injectie? Wat zijn hiervan de voor/nadelen?

A

Ja, aangezien deze rechtstreeks de medicatie kan doorgeven aan de carpus zonder dat deze eerst naar het hart moet.

Andere route: v. jugularis externa of intramusculair => indien je in de v.jugularis zou injecteren of intramusculair gaat de stof al diffunderen in de weefsels voordat deze aankomt op de plaats waar deze nodig is = nadeel.

v. cephalica thv de carpus, bij de hond = v. cephalica accessoria

Bespreking van het oppervlakkige venensysteem

Het oppervlakkige venensysteem voeren een belangrijk gedeelte van het veneuze bloed af naar de v jugularis externa. Het omvat twee venen: v cephalica en de v cephalica accessoria.

V cephalica

Verloop

Ontspringt voor de borstingang uit de v jugularis externa en loopt onmiddellijk onder de huid

Loopt in de zijdelingse borstgroeve naar de voorzijde van het voorbeen

In de buighoek van de elleboog is ze verbonden dmv v mediana cubiti met de onderliggende v brachialis

Loopt aan de dorsomediale zijde van de MECR (samen met de ramus superficialis van de n radialis)

Kruist het planum cutaneum van de radius

Mondt uit in de v radialis

AftakkingenV axillobrachialis

Uitsluitend bij carnivoren

Verloop: loopt in caudale richting, duikt aan de laterale zijde van het voorbeen tussen de m deltoideus en de m triceps brachii om uit te monden in de v circumflexa humeri caudalis

Aftakking = v omobrachialis, verloop: ontstaat nabij het schoudergewricht en loopt naar proximaal om uit te monden in de v jugularis externa boven het ontstaan van de v cephalica

V mediana cubuti (alle diersoorten)

Verloop: mondt uit in de v brachialis aan de voorzijde van het ellebooggewricht, meestal via de v transversa cubiti

Drainagegebied: oppervlakkige en diepe bloedafvoer van het voorbeen

V cephalica accessoria

Verloop

Ontstaat uit de v cephalica proximaal van de carpus net voor deze ombuitg naar mediaal

Ontvangt de vv digitales dorsales communes

Aftakkingen : zie venen ondervoet

Drainagegebied : dorsale zijde van de ondervoet

28
Q

Ingreep bij verkorte buigpezen: alleen MFDS wordt doorgesneden. Wat zou er nog kunnen uitgevoerd worden?

A

M flexor digitorum superficialis

Origo: epicondylus medialis van de humerus (buigknobbel)

Insertie: ter hoogte van het kogelgewricht vormt de eindpeers een ringvormige huls (manica flexoria) rondom de diepe buiger, twee korte eindschenkels naar de torus palmaris van het kroonbeen

Funtie: uigen van de steuntenen, buigen van de carpus

Innervatie: n medianis, (n ulnaris)

Bloedvoorziening: a profunda antebrachii, a collateralis ulnaris

M flexor digitorum profundusOrigo

Caput humerale: epicondylus medialis van de humerus

Caput ulnare: ulna

Caput radiale: palmaire vlakte van de radius

Insertie

Caput humerale: phalanx distalis

Caput ulnare: versmelt met de eindpees van het humerale hoofd boven de carpus

Caput radiale: versmelt met de eindpees van het humerale hoofd boven de carpus

Functie: buigen van de tenen en carpus

Innervatie: n medianus (caput humerale en caput radiale), n ulnaris (caput ulnare)

Bloedvoorziening : a profunda antebrachii, a collateralis ulnaris, a interossea caudalis

Bij dieren met te korte pezen kan men verschillende ingrepen uitvoeren.

Bij erg jonge dieren gaat men de ondervoeten inspalken om deze toch te rekken. Bij iets oudere dieren is het diersoortafhankelijk:

Eq: het lig. accessorium wordt doorgesneden waardoor dat er geen doorlopende pees meer is, maar een pees + rekbaar deel

Ru: hier gaat men zowel de opp. als de diepe buiger doorsnijden en aan elkaar hechten = verlenging van de eindpees. Een kalf met verkorte eindpezen? DB pees blijft behouden, dus wordt hoog doorgesneden, en de OB pees wordt laag doorgesneden en vastgehecht aan de DB pees. Het doorgesneden stuk laat men gewoon hangen.

29
Q

Luxatie beginpees m. biceps brachii, waarom komt dit weinig voor bij Car?

Ook wel: plaatje hond (gebogen schouder, gestrekte elleboog): welke structuur wordt hier gepalpeerd? Benoem de hulpstructuren en benoem de structuur voor alle diersoorten.

A

De beginpees van de m. bicepbrachii van een carnivoor wordt met de lig. transversus humerii in de sulcus intertubercularis aan de proximale zijde van de humerus aangehouden.

M biceps brachii

Doordat deze spier het schoudergewricht en het ellebooggewricht overbrugt, heeft ze een effect op beide gewrichten. De naam duidt op het bestaan van 2 spierbuiken. Deze zijn echt volledig versmolten tot één spierbuik bij de huisdieren.

Origo

Tuberculum supraglenoidale

De beginpees wordt in de sulcus intertubercularis gehouden door een extra bandje, lig transversum humerii (dit is bij grote huisdieren onderontwikkeld waardoor dat het erin gehouden wordt door een opgesplitste eindpees van de m supraspinatus)

Doordat de beginpees over het tuberculum intermedium loopt is er ter bescherming een uitzakking van het gewrichtskapsel gelegen onder de beginpees

Insertie

Tuberositas raddi

Ulna (duikt onder de mediale collateraalband)

Functie

Strekken van de schouder en buigen van de elleboog (synchrone beweging)

Strekken van de carpus

Opspannen van de fascia antebrachii

Innervatie: n musculocutaneus

Bloedvoorziening: a circumflexa humeri cranialis/caudalis, a bicipitalis, a transversa cubiti

30
Q

Bespreek de a. brachialis bij Car.

A

Verloop

Is een voortzetting van de a. axillaris na afgifte van a. circumflexa humeri cranialis

Het ligt mediaal van de bovenarm en lateraal van de mm. Pectorales

Het gaat van buigvlakte van het schoudergewricht naar het buigvlak vh ellebooggewricht

Het kruist de humerus tussen de middenste en distale derde

Hier is de pols palpeerbaar

Het loopt over de mediale collateraalband van het ellebooggewricht naar de caudomediale vlakte van de onderarm

Craniaal van de a. brachialis ligt de n. musculocutaneus, caudaal de a. brachialis van de n. ulnaris. Het wordt gekruisd door de n. medianus.

AftakkingenA profunda brachii

Ontstaat uit de achterrand van de a. brachialis, distaal van de eindpees van de m/ teres major en de m. lattissimus

Het dringt tussen het caput mediale en caput longum van de m. triceps brachii samen met de n. radialis

Het vertakt daar in verschillende spiertakken voor de m. triceps brachii

A bicipitalis

ontspringt uit de voorrand vd a. brachialis thv de insertie vd m. coracobrachialis en dringt in de m. biceps brachii

Het bevloeit de m. biceps brachii

A collateralis ulnaris

Ontstaat uit de achterrand van de a. brachialis boven de epicondylus medialis humeri

Volgt de onderrand van het caput mediale van de m. triceps brachii

Daarna kruipt het samen met de n. ulnaris tussen de caput ulnare en caput humerale van de m. flexor carpi ulnaris

Bij de carnivoor is deze zeer kort en loopt onder het ellebooggewricht uit in de a. ulnaris

A transversa cubiti

Ontstaat iets boven het ellebooggewricht uit de voorrand van de a. brachialis.

Loopt tussen de humerus en de m. biceps naar de buigvlakte van de elleboog

Vervolgens loopt ze met de ramus profundus van de n. radialis onder de strekkers van de carpus en tenen

Het vertakt zich in de strekkers van de carpus en tenen

A brachialis superficialis

Komt alleen voor bij de carnivoren

Ontstaat uit het middenste en distale derde van de humerus uit de voorrand van de a. brachialis

Kruist het distale einde van de m. biceps brachii en loopt boogvormig om de voorrand van de m. biceps brachii

Splitst zich in een mediale en laterale eindtak

De mediale eindtak splitst zich in de twee a. radialis superficialis die de n. cutaneus antebrachii medialis begeleiden en vertakken finaal in de huid van de onderarm

De laterale eindtak wordt aangeduid als de a. antebrachialis superficialis en loopt over de m. extensor carpi radialis

Het splitst een mediale tak af die de m. brachioradialis begeleidt en eindigt op het niveau van de carpus

De laterale tak loopt tussen de v. cephalica en de laterale tak van de ramus superficialis van de n. radialis

De laterale tak splitst ter hoogte van de metacarpus in de aa. Digitales dorsales communis (I – IV) die op hun beurt allen in de tussenteenspleet splitsen in de aa. Digitales dorsales propriae.

31
Q

Bespreek de zenuwen van de ondervoet van een paard.

A

V A N

Dorsale zijde van de ondervoet

De n radialis reikt bij het paard maar tot de carpus

N digitalis/metacarpeus dorsalis communis II (of n digitalis/metacarpeus dorsalis medialis)

Verloop: ontstaat uit de ramus cranialis van de n cutaneus antebrachii medialis (van n musculocutaneus), ligt tussen pijp en het mediale griffelbeen, eindigt thvh kogelgewricht

N digitalis/metacarpeus dorsalis communis III (of n digitalis/metacarpeus dorsalis lateralis)

Verloop : is de verderzetting van ramus dorsalis van n ulnaris, ligt tussen pijp en het laterale griffelbeen, eindigt thvh kogelgewricht

Palmaire zijde van de ondervoet

N palmaris medialis

Verloop: ontstaat uit n medianus boven de carpus, loopt langs de mediale zijde van de diepe buiger, ligt halverwege de pijp caudaal van de gelijknamige vene en arterie (wordt daar aangeduid als n digitalis palmaris communis II), gaat thv het kogelgewricht over in n digitalis palmaris medialis

Aftakkingen: zendt over de gelijknamige arterie en vene een ramus dorsalis naar de dorsale vlakte van de teen. Vanuit deze ramus dorsalis vertrekt er een ramus intermedius die zich legt tussen de arterie van de vene

N palmaris lateralis

Verloop: is de verderzetting van n palmaris lateralis die ontstaat uit n medianus boven de carpus, loopt langs de mediale zijde van het os accessorium, loopt langs laterale zijde van de diepe buiger, ligt halverwege de pijp caudaal van de gelijknamige vene en arterie (wordt daar aangeduid als n digitalis palmaris communis III), gaat thv het kogelgewricht over in n digitalis palmaris lateralis

Aftakkingen

Stuurt in het begin van de metacarpus een ramus profundus naar de MIM

Zendt onder het kogelgewricht over de gelijknamige arterie en vene een ramus dorsalis naar de dorsale vlakte van de teen. Vanuit deze ramus dorsalis vertrekt er een ramus intermedius die zich legt tussen de artie en de vene.

Ramus communicans

Verloop: halverwege de metacarpus zijn n palmaris lateralis en n palmaris medialis met elkaar verbonden door een (sensibele) ramus communicans, die schuin van medioproximaal naar laterodistaal loopt (LALA)

Ramus palmaris van n ulnaris

Verloop: loopt thv de mediale zijde van het os accessorium uit in n palmaris lateralis van de n medianus

Aftakkingen: zendt uit een ramus profundus naar MIM en loopt dan verder als ramus superficialis

32
Q

. Iemand hield 2 vingers mediaal op de carpus van een paard. Waar wordt hier naar gevoeld? Wat is er aan de hand wanneer iets hier gevoeld wordt? Geef een tekening van de leidingen op dit niveau en die van de ondervoet(ging over hoefbevangenheid).

Ook wel: je ziet het voorbeen van een paard waar ze proximomediaal aan de metacarpus twee vingers tegen het been drukken. Ze vragen dan wat er gepalpeerd wordt en om de betrokken structuren te tekenen en te bespreken.

A

Op dit niveau ligt de a. mediana (onder het retinaculum flexorum) die vanaf de elleboog tot en met de metacarpus loopt en onder de m. pronator teres loopt (of de pezige rest hiervan) en vervolgens de mediale rand van de m. flexor digitorum profundus volgt.

Craniaal hiervan loopt de a. radialis distalis dat een paar centimeter boven de carpus ontstaat en zich tussen de eindpezen van de m. flexor carpi radialis en ulnaris legt en oppervlakkig van het retinaculum flexorum loopt. Deze arterie ligt naast de vena cephalica die daar zal versmelten met de v. radialis en een aftakking = v. cephalica accessoria heeft die craniaal zal doorlopen en dus caudaal van de a. mediana zal liggen. Verder ligt er ook nog de n. palmaris medialis die ontstaat uit de n. medianus boven de carpus en langs de mediale zijde van de diepe buiger loopt. Deze nerve ligt tussen de a. mediana en de accessoire aftakking van de vena cephalica.

=> Als er bij een paard hoefbevangenheid wordt vastgesteld of een ander soort ontsteking zal de doorbloeding naar dit gedeelte verhogen en zullen we dit voelen aan de a. radialis distalis die over het retinaculum loopt en de v. cephalica die oppervlakkig ligt en we sowieso kunnen voelen. We voelen dus een pols ter hoogte van de arcus palmaris profundus proximalis wat daarvoor niet het geval was.

33
Q

Foto waarbij hond zijn poot zo werd gehouden dat het schoudergewricht werd gebogen en het ellebooggewricht gestrekt: bespreek alle spieren die gestrest zijn in deze positie. Bespreek origo, insertie en functie.

A

M biceps brachii algemeen: doordat deze spier het schoudergewricht en het ellebooggewricht overbrugt, heeft ze een effect op beide gewrichten.

Origo

Tuberculum supraglenoidale

De beginpees wordt in de sulcus intertubercularis gehouden bij grote huisdieren door de opgesplitste eindpees van de m supraspinatus. Bij kleine huisdieren is er hiervoor een extra bandje aanwezig, nl het lig transversum humeri

Doordat de beginpees over het tuberculum intermedium loopt is er ter bescherming bij paarden en runderen een slijmbeurs aanwezig op die plaats (bursa intertubercularis). Bij carnivoren is er een uitzakking van het gewrichtskapsel gelegen onder de beginpees

Insertie

Tuberositas radii

Ulna (vnl bij kleine huisdieren waar hij onder de mediale collateraalband duikt)

Lacertus fibrosus: een stevige peesstrook die gaat versmelten met de m extensor carpi radialis en fascia antebrachii (is het meest ontwikkeld bij grote huisdieren)

Functie

Strekken van de schouder en buigen van de elleboog (synchrone beweging schouder en elleboog)

Strekken van de carpus (via de lacertus fibrosus)

Opspannen van de fascia antebrachii

Door de talrijke bindweefselstroken die aanwezig zijn in deze spier bij de grote huisdieren, zorgt ze er op een passieve wijze voor dat het schoudergewricht bij het gewone staan niet doorbuigt

Innervatie: n musculocutaneus

Bloedvoorziening: a circumflexa humeri cranialis/caudalis, a bicipitalis en a transversa cubiti

Normaal gezien kan door de ligging van deze spier het ellebooggewricht niet gestrekt zijn wanneer het schoudergewricht gebogen is. Dit wil zeggen dat het dier een ruptuur heeft aan deze spier en de synchrone beweging verdwenen is. Hierdoor wordt het moeilijker om niet passief door te buigen.

Het strekken van de schouder wordt overgenomen door: m. supraspinatus en m. coracobrachialis

Het buigen van de elleboog wordt overgenomen door: m. brachialis, supinator, brachioradialis, pronator teres, extensor carpi radialis, extensor digitorum communis

Het strekken van de carpus wordt overgenomen door: m. extensor carpi radialis/ulnaris, abductor pollicis longus, extensor digitorum communis/lateralis,

Het opspannen van de fascia antebrachii gebeurt door: m. tensor fasciae antebrachii

34
Q

Gescheurde m. infraspinatus. Bespreek deze spier en welke spieren nemen de functie over.

Ook wel: foto van een rund met een scapula die naar craniodorsaal uitsteekt. Welke structu(u)r(en) is/zijn hier kapot?

Ook wel: twee foto’s van een hond waarbij de linkervoorpoot uitzwaait naar buiten. In de vraag staat dat en een contractuur van een bepaalde spier is opgetreden. Je moet de naam van de spier geven en deze helemaal bespreken (origo, insertie, innervatie, bloedvloei, functie). Welke functies kunnen er niet meer uitgeoefend worden of juist wel en waarom.

A

De m. infraspinatus is een lange spier waarvan de spierbuik de fossa infraspinata volledig opvult. Ze wordt bedekt door de m. deltoideus en m. trapezius.

Origo: fossa infraspinata

Insertie: op de plaats waar de eindpees het tuberculum majus passeert, ligt een slijmbeurs (bursa subtendinae m. infraspinati) (bij alle diersoorten)GHD

diep eindpunt op de proximale rand van het tuberculum majus (bij Ru ligt hier ook een slijmbeurs)

oppervlakkig eindpunt op de facies m. infraspinati

KHD: enkelvoudig eindpunt op de facies m. infraspinati

Functie

collateraalband van het schoudergewricht

bij strekken van het schoudergewricht ondersteunt de m. infraspinatus de strekkende werking van andere spieren

bij buigen van het schoudergewricht ondersteunt de m. infraspinatus de buigende werking van andere spieren

(abductie)

Innervatie: n suprascapularis

Bloedvoorziening: a circumflexa scapulae, a. circumflexa humeri cranialis/caudalis

De spier heeft een ondersteunende functie in het strekken en buigen van het schoudergewricht dus deze functies zullen niet echt aangetast worden. Wat wel voor problemen zorgt is dat bij ruptuur van deze spier onze laterale collateraalband functie verdwijnt. Hierdoor zal het schoudergewricht bij beweging lichtjes naar buiten/lateraal kunnen afbuigen.

Buigers vh schoudergewricht: m. deltoïdeus, teres minor, caput longum m. triceps brachii, teres major, tensor fascia antebrachii, latissimus dorsi, pectorales ascendens, subclavius (paard)

Strekkers vh schoudergewricht: m. surpaspinatus, biceps brachii, coracobrachialis

35
Q

Bespreek m splenius.

Dikke spier aangeduid in de hals van een paard: welke spier is dit en geef de DS verschillen. Vaak overbelasting bij een dressuurpaard, hoe merk je dit?

A

De m splenius is een spier van het asskelet dat oppervlakkig gelegen is. Het is een plaatvormige spier die de ruimte tussen de schoft, het achterhoofd en tussen het lig nucahe en de halswervels opvult. De spier contraheert aan 1 kant, wat zorgt voor het wenden van het hoofd.

Origo: fascia spinotransversaria, proc transversus T

Insertie

Pros transversus C : pars cervicis

Nekvlakte : pars capitis (vnl bij Carn) (is een voortzetting van de m splenius cervicis en eindigt aan de squama occipitalis)

Functie: hoofd omhoog brengen + hals en nek krommen

Bij dressuurpaarden kan deze sterk opgespannen worden wat zorgt voor een constant opspanning/contractie wat constant pijnsignalen gaat uitzenden. Je merkt dit omdat het paard niet meer naar de aangetaste kant zal draaien met zijn kop omdat dit te veel pijn doet.

36
Q

Bespreek de spinale reflex op laterale teen van een hond.

A

T1, T2. De n ulnaris is een gemengde zenuw en de tweede zwaarste tak die ontstaat ui de plexus brachialis. Algemeen innerveert de n ulnaris de buigers van de carpus en tenen (vooral de ulnaire hoofden). Daarnaast innerveert de n ulnaris ook de caudale zijde van de onderarm en de dorsolaterlae zijde van de carpus, metacarpus en tenen.

Verloop

Ontstaat uit het caudale deel van plexus brachialis

Loopt in caudoventrale richting, caudaal van a brachialis, naar het ellebooggewricht

AftakkingenN cutaneus AB caudalis

Verloop: ontstaat halverwege de bovenarm, duikt tussen m tensor fascia antebrachii en m pectoralis transversus, komt distaal van het olecranon aan de oppervlakte en vertakt zich in de huid, ze loopt oppervlakkig in de ulnairspleet

Innervatie: huid caudomediaal en caudolateraal van onderarm tot aan carpus

Rr musculares

Verloop: de n ulnaris loopt verder over de mediale zijde van het olecranon, caudaal van de epicondylus medialis van de humerus en duikt zo in de ulnairspleet samen met a en v collateralis ulnairs (geeft aldaar ook een tak af naar het ellebooggewricht) en zendt dan takjes naar de spieren

Innervatie: MFCU, MFDS, MFDP (caput ulnare en soms ook caput humerale)

Ramus dorsalis

Verloop: wordt afgegeven proximaal van het os accessorium, kruipt tussen de twee ulnairspieren naar lateraal, loopt verder op de dorsale zijde van de carpus en metacarpus (zie bezenuwing ondervoet)

Innervatie: huid dorsolateraal op de carpus, metacarpus en tenen

Ramus palmaris

Verloop: wordt afgegeven proximaal van het os accessorium, loopt verder langs de mediale zijde van het os accessorium en langs de laterale rand van de buigpezen

Aftakkingen: ramus profundus naar MIM

Innervatie: MIM en caudolaterale huid van de metacarpus en tenen

37
Q

Mitralisklep defect. Tekening maken, eventuele gevolgen, hoe kan je het diagnosticeren zonder echo?

Ook wel: je krijgt een foto met ausculatie bij een paard: geef een tekening van het hart en duid hierop alle structuren aan, wat veroorzaakt de hartgeluiden, waar kan je deze horen (hoe situeert het hart zich in de borstkas)?

Ook wel: waar worden de verschillende klepsystemen van het hart beluistert? Hoe ligt het hart in de borstkas? Geef de inwendige anatomie van het hart.

A

Dit is een probleem met de atrioventriculaire kleppen in het linker hart. De gevolgen hiervoor zijn dat er bloed kan terugstromen van het ventrikel naar het atrium waardoor we een geruis horen. Bij auscultatie horen we dan ‘lub prr dub’, het probleem is ook het beste links te horen. Aan deze linker kant horen we ook defecten thvd pulmonalis en de aorta maar deze zouden het volgende geluid geven ‘lub dub prr’ waardoor dat we kunnen zeggen dat het probleem bij de mitralisklep gelegen is. Problemen ter hoogte van de tricuspidalisklep zijn het beste langs rechts te horen.

38
Q

Bespreek de v jugularis en zijn aftakkingen.

A

Is 1 van de 2 eindtakken van de v cava cranialis afkomstig uit de v brachiocephalica.

AftakkingenV jugularis externa

Dit is het meest volumineuze bloedvat van de halsregio bij de huisdieren. Het wordt ook het meest frequent gebruikt om bloed te verzamelen.

Verloop: bevindt zich onder de huid en de m cutaneus colli in de halsadergroeve, ventraal van de m brachiocephalicus

Drainagegebied: verzorgt de afvoer van het veneuze bloed van de buitenkant van het hoofd, de ventrale zijde van de halsstreek en een gedeelte van het voorbeen

Aftakkingen

V cervicalis superficialis

V cephalica

Dit is de zwaarste oppervlakkige vene van het voorbeen en wordt bij carnivoren gebruikt voor een intraveneuze injectie en bloedafname

Verloop: in de zijdelingse borstgroeve, vervolgens mediaal van de MECR en kruist het planum cutaneum om uit te monden in de v radialis

V retromandiularis en v linguofacialis voor de drainage van de kopregio

V jugularis interna

Dit is het ‘primitieve’ bloedvat dat de afvoer verzorgt van het veneuze bloed van de hersenen en de binnenkant van het hoofd (is nog zo bij de mens en primaten). Bij kleine herkauwers en bij paard kan dit bloedvat zelfs ontbreken

Verloop: begeleidt de n vagus en a carotis communis diep in de halsstreek

39
Q

Je krijgt een foto waarop te zien is dat men een reflexhamer op de ulna laat komen. Bespreek doorsnede van het ruggenmerg en de reflexboog, leg uit hoe de reflexboog werkt in de cervicothoracale regio en argumenteer welk ruggenmergsegment men hier test en leg uw conclusie uit in enkele zinnen.

Ook wel: er wordt een hamertje op de ulna getikt, hierdoor zullen er enkele spieren reflexmatig samentrekken. Welke zenuw wordt getest?

Ook wel: foto van een hond, waarbij ze een reflextest dede boven de elleboog. Welke spieren zijn dat (origo, insertie, functie, innervatie, bloedvoorziening) en welke zenuw wordt er gestimuleerd.

Ook wel: beschrijf de nerve conduction velocity test, n radialis

A

De n radialis (C7, C8, T1) is een gemengde zenuw. Algemeen innerveert hij de strekkers van de elleboog, van de carpus en van de tenen en verzorgt ze de sensieble innervatie van de laterale zijde van het voorbeen vanaf de bovenarm tot en met de tenen.

Verloop

Ontstaat uit het midden) en achterdeel van de plexus brachialis

Loopt caudaal van n ulnaris

Halverwege de bovenarm dringt de n radialis aan de achterracht van de m teres major naar lateraal

Kruipt tss caput mediale en caput longum van de m triceps brachii naar lateraal

Komt tevoorschijn aan de laterale zijde van het voorbeen aan de onderzijde van caput laterale van m triceps brachii

Aftakkingen carnivoorRr musculares:

Verloop: caudaal van de m brachialis worden verschillende zenuwtakes afgegeven

Innervatie: m triceps brachii, m anconeus, m tensor fasciae antebrachii

N cutaneus brachii lateralis caudalis

Verloop : ontstaat caudaal van de m brachialis lateraal van de bovenarm

Innervatie: huid op caput laterale van m triceps brachii

Ramus profundus

Verloop: volgt achterrand m brachialis (zal deze in 50% van de gevallen ook innerveren), draait lateraal om de humerus naar de buigvlakte van de elleboog, vertakt zich proximaal in de strekkers die liggen thvd onderarm

Innervatie: m brachialis (niet altijd aanwezig), strekkers carpus en teen en supinatoren

N cutaneus antebrachii lateralis = ramus superficialis

Verloop : komt aan de onderrand van caput laterale van m triceps brachii aan de oppervlakte (grens tussen m extensor carpi radiale en m extensort digitorum communis)

Innervatie: huid lateraal van de onderarm tot en met de tenen

M brachialis

Origo: collum humeri, proximocaudale 1/3 van de humerusInsertie

Mediale onderzijde van het olecranon (carn: proc coronoideus medialis) (duikt onder de mediale collateraalband)

Eq, Ru (zeer zwak bij Carn): tuberositas radii

Functie: buiger van elleboog

Innervatie: n musculocutaneus, in 50% van de gevallen wordt deze spier ook door de n radialis geinnerveerd

Bloedvoorziening: a cicrumflexa humeri cranialis/caudalis, a profunda brachii, a collateralis radialis, a transversa cubiti

M triceps brachiiOrigo:

Caput longum: caudale rand scapula

Caput laterale: linea m tricipitis

Caput mediale: humerus, craniaal van tuberositas teres major

Caput accessorium: collum humeri

Insertie:

Caput longum: tuber olecrani (onder deze eindpees bevindt er zich een slijmbeurs: bursa subtendinea m tricipits brachii)

Caput laterale: via eindpees van caput longum op tuber olecrani

Caput mediale: via eindpees van caput longum op tuber olecrani

Caput accessorium: via eindpees van caput longum op tuber olecrani

Functie: buigen van de elleboog (caput laterale, mediale accessorium gaan de elleboog strekken)

Innervatie: n radialis

Bloedvoorziening: a circumflexa scapulae (specifiek caput longum), a circumflexa humeri cranialis/caudalis(specifiek caput longum), a thoracodorsalis(specifiek caput longum), a profunda brachii, a collateralis ulnaris

M tensor fascia antebrachii

Origo: via een aponeuros op de caudale rand van de scapula (Carn: m lattissimus dorsi)

Insertie: olecranon, fascia antebrachii

Functie: strekken elleboog, opspannen van de fascia antebrachii, buigen van de schouder

Innervatie: n radialis

Bloedvoorziening: a circumflexa humeri caudalis (via a collateralis media), a profunda brachii, a collateralis ulnaris, a thoracodorsalis

M anconeus

Origo: randen fossa olecrani

Insertie: tuber olecrani (via de eindpees van caput mediale van m triceps brachii) tot tegen processus anconeus

Functie: strekken van de elleboog, opspannen gewrichtskapsel ellebooggewricht

Innervatie: n radialis

Bloedvoorziening: a collateralis ulnaris, a profunda brachii, a circumflexa humeri caudalis (via a collateralis media)

40
Q

Bespreek de structuren die de luchtzak aflijnen.

A

Dit wordt afgelijnd door de driehoek van Viborg. De ruimte tussen de mandibula, v linguoficialis en de eindpees noemt men de driehoek van Viborg, via deze ruimte kan men de luchtzak bekijken.

De buis van Eustachius (luchtzak) is een opening in het middenoor naar de nasopharynx. Maar bij het paard wordt het diverticulum tuba auditiva door het os stylohyoidea nog eens opgedeeld in een mediaal en lateraal deel want in de luchtzak lopen belangrijke bloedvaten en zenuwen!

is een ontsteking vd luchtzak

Snot en etter gaan ophopen

Dus deze luchtzak is geheel gevuld met ontstekingsmateriaal

We zien dan aan de achterkant vd mandibula een hele grote zwelling

Hoe oplossen?

Flushen is te moeilijk

Dus gaan we gewoon een gaatje maken in de luchtzak om al het vuil eruit te halen.

Met een buisje gaan we dan in de luchtzak à !hier lopen belangrijke venen en bloedvaten die we niet kapot mogen maken!

Er is een speciaal oriëntatiepunt dat gebruikt wordt om op een veilige manier deze procedure te kunnen toepassen: de driehoek van Viborg

Deze w gevormd door 3 punten:

De eindpees vh pars mandibularis vd m. sternocephalicus

De vena linguofacialis die bloed gaat afvoeren in de richting vh hart à als je deze vene gaat afsluiten gaat het bloed niet meer naar het

hart kunnen lopen en gaat deze opzwellen

De beenderige onderrand vd mandibula

Dat vormt dan een driehoekige ruimte

Als je naar dorsaal / rostraal prikt met een sonde dan kom je recht in die driehoekige ruimte terecht en kun je deze gaan draineren.

41
Q

Echo van de metacarpus paard van palmaire vlakte tot aan de huid. Geef de 4 achter elkaar liggende structuren en bespreek de structuur die meest naar de huid ligt enkel voor het paard.

A

Pezen van spieren thv de metacarpus

Dorsaal

Einde van pees m. extensor carpi radialis

Origo: crista epicondylaris lateralis (longus) van de humerus en de epicondylus lateralis (brevis) van de humreus. Als longus en brevis versmolten zijn gaat de origo verspreid liggen tussen deze twee structuren. Dit is het geval bij paarden. Enkel bij carnivoren, vooral bij de kat, kan je ze apart zien.

Insertie: spier ontvangt lacertus fibrosus van de m. biceps brachii. Hij heeft een enkelvoudige eindpees die eindigt op de tuberositas os metacarpale III. à eindigt dus zeer proximaal op metacarpus (dorsomediaal)

Functie: de spier overbrugt twee gewrichten. Hij gaat de carpus strekken en eigenlijk ook de elleboog buigen.

Innervatie: n. radialis

Pees van m. extensor digitorum communis: deze heeft drie hoofden:Humeraal hoofd

Origo: crista epicondylaris lateralis, epicondylus lateralis en laterale collateraalband
carpus (= m. ulnaris lateralis)

Insertie: processus extensorius hoefbeen

Lateraal hoofd = spiertje van Phillips

Origo: achterzijde van humerale hoofd

Insertie: eindpees loopt samen met de eindpees van het humerale hoofd tot onder de carpus, onder de carpus versmelt de eindpees van het laterale hoofd met de eindpees van de m. extensor digitorum lateralis.

Zwak hoofd = spiertje van Thiernesse (rest van m. extensor digitorum pollicis longus et indicis à aanwezig bij carnivoren)

Origo: caudale rand van de radius (diep gelegen, gelegen onder de m. extensor digitorum lateralus tussen radius en ulna)

Insertie: gewrichtskapsel van kogelgewricht en/of versmet met eindpees van het humerale hoofd thv. de carpus à is dus niet te zien op metacarpale doorsnede.

Functie: strekken van de hoef, strekken van de carpus, buigen van de elleboog

Innervatie: n. radialis

Pees van m. extensor digitorum lateralis:

Deze ligt onmiddellijk caudaal van de m. extensor digitorum communis. De m. extensor digitorum lateralis zal ook versmelten met het spiertje van Phillips.

Origo: laterale collateaalband van het ellebooggewricht en epicondylus lateralis van de radius.

Insertie: kootbeen

Functie: strekken van de hoef en strekken van de carpus

Innervatie: n. radialis

Van mediaal naar lateraal : einde van pees m. extensor carpi radialis à Pees van m. extensor digitorum communis (humerale hoofd) à Pees van spiertje van Philips à Pees van m. extensor digitorum lateralis

Lateraal

Pees van m. extensor digitorum communis

Pees van spiertje van Philips

Pees van m. extensor digitorum lateralis

M. interosseus medius

Origo: lig. carpi palmare

Insertie: sesamsbeenderen en strekpezen

Functie: ondersteuning

Diepe buiger (m. flexor digitorum profundus): deze bevindt zich onder de oppervlakkige buiger.Caput humerale: kan schijnbaar opgedeeld worden in drie delen. Deze ontvangt halverwege de metacarpus een ligamentum accessorium distale dat ontspringt vanuit het lig. carpi palmare. Tussen het einde van de diepe buiger en het straalbeen ligt een kleine slijmbeurs, de bursa podotrochlearis.

Origo: epicondylus medialis van de humerus

Insertie: phalanx distalis (hoefbeen)

Caput ulnare:

Origo: ulna

Insertie: versmelt met de eindpees van het humerale hoofd boven de carpus

niet te zien op doorsnede van de metacarpus

Caput radiale (m. flexor digitorum pollicis longus):

Origo: palmaire vlakte van de radius

Insertie: versmelt met de eindpees van het humerale hoofd boven de carpus

niet te zien op doorsnede van de metacarpus

Functie: buigen van de hoef, buigen van de carpus, strekken van de elleboog

Innervatie: caput humerale en caput radiale door de n. medianus en de caput ulnare door de n. ulnaris.

Oppervlakkige buiger (m. flexor digitorum superficialis): deze bedekt de eindpees van de diepe buiger. Deze ontvangt boven de carpus een bindweefselschot. Dit is het ligamentum accesorium proximale of ook wel radiair hoofd genoemd. Dit ligament ontspringt aan de caudomediale rand van de radius.

Thv. de carpus zijn diepe en oppervlakkige buiger omgeven door een gemeenschappelijke peesschede, namelijk de carpaalschede. Thv. het kogelgewircht zijn de oppervlakkige en de diepe buiger ook nog eens omgeven door een gemeenschappelijke carpaalschede. Wanneer aan deze laatste een ontsteking komt noemt men dit het carpaaltunnelsyndroom.

Origo: epicondylus medialis van de humerus

Insertie: ter hoogte van het kogelgewrocht vormt de eindpees een ringvormige huls (manica flexoria) rondom de diepe buiger. Deze manica flexoria is tevens gelegen in de carpaalschede. Je krijgt twee korte eindschenkels naa de torus palmaris van het kroonbeen.

Functie: buigen van de hoef en buigen van de carpus

Innervatie: n. medianus en voor een klein deeltje de n. ulnaris

Pees van m. extensor carpi ulnaris (= m. ulnaris lateralis)

Origo: epicondylus lateralis van de humerus (= strekknobbel)

Insertie

Een korte eindpees naar het haakbeentje (OCiA)

Een lange eindpees naar OMC IV

eindigt dus zeer proximaal op metacarpus (dorsolateraal)

Functie: kleine eindpees dient als buiger van de carpus (omdat haakbeentje bij paard niet meer helemaal lateraal staat) + lange eindpees fungeert als laterale collateraalband van het carpusgewricht

Innervatie: n. radialis

Van dorsaal naar palmair: pees van m. extensort digitorum communis (humerale hoofd) à pees van spiertje van Phillips à pees van m. extensor digitorum lateralis à musculus interosseus medius à Lig. accesorium afkomstig van diepe buiger à diepe buiger à oppervlakkige buiger à einde van pees m. extensor carpi ulnare (proximaal)

Mediaal

Pees van m. flexor carpi radialis

Origo: epicondylus medialis van de humerus (= buigknobbel)

Insertie: OMC II (= mediale griffelbeentje) à eindigt zeer proximaal

Functie: buigen van de carpus (geen functie op elleboog gewricht omdat pees over draaipunt loopt).

Innervatie: n. mediana

Pees van de m. interosseus medius

Ligamentum accesorium distale

Pees van de m. flexor digitorum profundus

Pees van de m. flexor digitorum superficiale

Van dorsaal naar palmair: pees van m. flexor carpi radialis à pees van de m. interosseus medius à ligamentum accesorium distale à pees van de m. flexor digitorum profundus à pees van de m. flexor digitorum superficiale

Palmair

Pees van de m. extensor digitorum lateralis

Laterale tak van de m. interosseus medius

Oppervlakkige buiger (met daaronder de diepe buiger)

Mediale tak van de m. interosseus medius

Eindpees van de m. flexor carpi radiale

Van mediaal naar lateraal: m. flexor carpi radiale (proximaal) à mediale tak van de m. interosseus medius à oppervlakkige buiger (met daaronder de diepe buiger) à laterale tak van de m. interosseus medius à pees van de m. extensor digitorum lateralis

Bloedvaten ter hoogte van de metacarpus

Dorsaal

a. metacarpeus dorsalis communis II: ontstaat uit de rete carpi dorsale (gevormd door a. radialis intermedius en a. transversa cubiti), ligt tussen pijp en het mediale griffelbeen, ontvangt een anastomose vanuit de arcus palmaris profundus, duikt thv. het griffelbeenknopje naar palmair om uit te lopen in de a. metacarpeus palmaris communis II
a. metacarpeus dorsalis communis III: onstaat uit rete carpi dorsalis, ligt tussen pijp en het laterale griffelbeen, onvangt een anastomose vanuit de arcus palmaris profundus, duikt thv. het griffelbeenknopje naar palmair om uit te lopen in de a. metacarpeus palmaris communis III.

Van mediaal naar lateraal : a. metacarpeus dorsalis communis II à a. metacarpeus dorsalis communis III

Palmair

digitalis palmaris communis III: verderzetting van de ramus palmaris superficialis van a. collateralis ulnaris (na versmelting met ramus palmaris van a. mediana), loopt aan de laterale vlakte van de metacarpus in de groeve tussen m. flexor digitorum superficialis en m. flexor digitorum profundus en loopt thv. het kogelgewricht uit in a. digitalis lateralis.

a. digitalis palmaris communis II: dit is de verderzetting van a. mediana, loopt doorheen het canalis carpi langs de mediale zijde van m. flexor digitorum superficialis en m. flexor digitorum profundus, ter hoogte van het kogelgewricht duikt deze arterie tussen m. flexor digitorum profundus en MIM en splitst ze in haar twee eindtakken:
a. digitalis (palmaris propriae III) medialis
a. digitalis (palmaris propriae III) lateralis

arcus palmaris profundus : deze wordt gevormd door a. radialis distalis en ramus palmaris profundus van a. collateralis ulnaris (na versmelting met ramus palmaris van a. mediana), ligt diep tegen de pijp.aa. metacarpea palmares communis II en III

lopen tussen pijp en het mediale, respectievelijke laterale griffelbeentje naar distaal

ontvangen a. metacarpeus dorsales communis II, respectievelijk, III

kort daarna versmelten ze tot een korte stam

deze stam kruipt tussen de twee schenkels van MIM naar de oppervlakte

vervolgens loopt deze stam uit in a. digitalis lateralis

v. digitalis palmaris communis III: is een verderzetting van de ramus superficialis van de v. collateralis ulnaris (zeer zwak) die opgenomen is in de ramus palmaris van de v. mediana, loopt aan de laterale vlakte van de metacarpus in de groeve tussen m. flexor digitorum superficialis en m. flexor digitorum profundus loopt thv. het kogelgewricht uit in v. digitalis lateralis
v. digitalis palmaris communis II: is de verderzetting van de ramus superficialis van de v. radialis distalis (die ook de v. cephalica heeft opgenomen), loopt doorheen het canalis carpi langs de mediale zijde van m. flexor digitorum superficialis en m. flexor digitorum profundus, ter hoogte van het kogelgewricht duikt deze arterie tussen m. flexor digitorum profundus en MIM en splitst ze in haar twee eindtakken:
v. digitalis (palmaris propriae III) medialis -> arcus palmaris profundus distalis
v. digitalis (palmaris propriae III) lateralis

arcus palmaris profundus proximalis : wordt gevormd door ramus profundus van de v. radialis distalis (versmolten met de v. cephalica) en ramus profundus van ramus palmaris van de v. mediana die versmolten is met de v. collateralis ulnaris, ligt diep tegen de pijp, deze boog kan dubbel zijn en zo een ring vormen rondom de MIM.
Aftakkingen:

vv. metacarpea palmares communis II en III

lopen tussen pijp en het mediale, respectievelijke laterale griffelbeentje naar distaal

deze venen kruipen tussen de twee schenkels van MIM naar de oppervlakte en monden uit in de v. digitalis lateralis.

Van mediaal naar lateraal:

Niveau 1: a. metacarpea dorsalis communis II à a. radialis distalis à a. mediana à ramus profundus van de a. collateralis ulnaris (vormt met a. radialis distalis de arcus palmaris profundus) à a. metacarpea dorsalis communis III

Niveau 2: a. digitalis palmaris communis II (deze ligt op de v. digitalis palmaris communis II) à a. metacarpea palmaris communis II (en deze ligt op de v. metacarpea palmares communis IIà a. metacarpea palmaris communis III (en deze ligt op de v. metacarpea palmares ommunis IIIà a. digitalis palmaris communis III (komt van de a. collateralis ulnaris) (deze ligt op de v. digitalis palmaris communis III)

Niveau 3: a. digitalis palmaris communis II (en deze ligt op v. digitalis palmaris communis II) à gemeenschappelijke stam a. metacarpea palmaris communis II en a. metacarpea palmaris communis III (deze ligt op de gemeenschappelijke stam van de gelijknamige vene) à a. digitalis palmaris communis III à v. digitalis palmaris communis III (en deze ligt op de v. digitalis palmaris communis III)

Zenuwen ter hoogte van de metacarpus

Dorsaal

n. digitalis / metacarpeus dorsalis communis II (of n. digitalis / metacarpeus dorsalis medialis): ontstaat uit de ramus cranialis van n. cutaneus antebrachii medialis (van n. musculocutaneus), ligt tussen pijp en het mediale griffelbeen, eindigt thv. het kogelgewricht
n. digitalis / metacarpeus dorsalis communis III (of n. digitalis / metacarpeus dorsalis lateralis) : is de verderzetting van ramus dorsalis van n. ulnaris, ligt tussen pijp en het laterale griffelbeen, eindigt thv. het kogelgewricht

Van mediaal naar lateraal: n. digitalis / metacarpeus dorsalis communis II à n. digitalis / metacarpeus dorsalis communis III

Palmair:

n. palmaris medialis: ontstaat uit n. medianus boven de carpus, loopt langs de mediale zijde van de diepe buiger, ligt halverwege de pijp caudaal van de gelijknamige vene en arterie (wordt daar aangeduid als n. digitalis palmaris communis II), gaat thv. het kogelgewricht over in n. digitalis palmaris medialis.

Aftakkingen: Zendt over de gelijknamige arterie en vene een ramus dorsalis naar de dorsale vlakte van de teen. Vanuit deze ramus dorsalis vertrekt er een ramus intermedius die zich legt tussen de arterie en de vene.

n. palmaris lateralis: is de verderzetting van n. palmaris lateralis die ontstaat uit n. medianus boven de carpus, loopt langs de mediale zijde van het os accessorium, loopt langs laterale zijde van de diepe buiger, ligt halverwege de pijp caudaal van de gelijknamige vene en arterie (wordt daar aangeduid als n. digitalis palmaris communis III), gaat thv. het kogelgewricht over in n. digitalis palmaris lateralisAftakkingen:

Stuurt in het begin van de metacarpus een ramus profundus naar m. interosseus medius.

Zendt onder het kogelgewricht over de gelijknamige arterie en vene een ramus dorsalis naar de dorsale vlakte van de teen. Vanuit deze ramus dorsalis vertrekt er een ramus intermedius die zich legt tussen de arterie en de vene.

ramus communicans: halverwege de metacarpus zijn n. palmaris lateralis en n. palmaris medialis met elkaar verbonden door een (sensibele) ramus communicans, die schuin van medioproximaal naar laterodistaal loopt (LALA = lateraal laagst).

ramus palmaris van n. ulnaris: loopt thv. de mediale zijde van het os accessorium uit in n. palmaris lateralis van n. medianus

Aftakkingen: zendt een ramus profundus naar MIM en loopt dan verder als ramus superficialis

Van mediaal naar lateraal:

Niveau 1: n. palmaris medialis à ramus profundus van de ramus palmaris van de n. ulnaris à n. digitalis palmaris communis III

Niveau 2: n. palmaris medialis à n. digitalis palmaris communis III

Niveau 3: n. palmaris medialis à ramus communicans à n. digitalis palmaris communis III

42
Q
A