examenvragen Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

wat zijn de kenmerken van gestratificeerde systemen?

A

1) Het zijn sociale categorieën, over mensen die dezelfde kenmerken delen, zonder dat ze hiervoor met elkaar moeten omgaan of met elkaar moeten identificeren.
2) levenservaringen en kansen worden steeds bepaald door de ranking van de sociale categorie waartoe iemand behoort
3) verhoudingen tussen sociale categorieën veranderen heel traag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

progressieve taksen

A

Hoe meer inkomen, hoe meer belastingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

GINI-coëfficiënt

A

meet ongelijkheid als de graduele distributie van het inkomen (0 = totale gelijkheid; 1 = totale ongelijkheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sociale ongelijkheid

A

Dit is een ongelijke verdeling van schaarse en hoog gewaardeerde middelen, zoal kennis, geld en macht, en de ongelijke status en behandeling van personen en groepen obv hun sociale positie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sociaal probleem

A

een siuatie is niet automatisch een sociaal probleem. Er moet eerst een subjectieve voorwaarde zijn voordat dit een sociaal probleem wordt en op de agenda van beleidsmakers en onderzoekers komt. / Het is een tegenstrijdigheid tss een objectieve voorwaarde en een groep van normen die men als onaanvaardbaar beschouwt (door relevante groepen) en dit wordt het onderwerp van georganiseerd menselijk handelen met de middelen die de SL bezit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rousseau over ongelijkheid

A

Door het legitimeren van privaat bezit is ongelijkheid ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

neoliberalisme

A

Ziet ongelijkheid als een individueelprobleem, dat de stimulans geeft om te werken. Inkomensherverdeling hindert te welvaartsgroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wilkinson & Pickett

A

Kijken naar verschillen binnen een land ipv tussen landen. Economische groei is geen succes meer voor de groei van welvaart. Ze verschuiven aandacht naar het psychologische welzijn van de bevolking (sociale controle en status competitie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stratificatie

A

het indelen van groepen van mensen in maatschappelijke lagen, waartussen een ongelijkheidsverhouding bestaat (systematische structurele ongelijkheden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

employment aggregate approach

A

sociale klasse wordt geoperationaliseerd door te kijken naar de beroepsbezigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

subjectief klassenschema

A

vragen naar het prestige, de status die gekoppeld is aan een beroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

beschrijvend klassenschema

A

proberen niets te verklaren, maar beschrijven enkel. De wijde contouren vd werkelijkheid worden beschreven in de werkgelegenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

logica van het industrialisme

A

functionalistische verklaring van de sociale klasse, die stelt dat de structuur van werkprestige een noodzaak is in elke industriële samenleving. Aangezien het overal voorkomt is het een teken van het werken van de industrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

conflicttheorie

A

weet hebben van het bestaan van ongelijkheden is geen legitimatie hiervan, we moeten dit verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

functionele theorie

A

wanneer iets op een bepaalde manier is, betekent dit dat het zo moet zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

blue collar workers

A

Dit zijn arbeiders, die volgens een onderzoek van Hans de Witte progressieve socio-econmische normen hebben, maar conservatieve sociaal-culturele normen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

white collar workers

A

Dit zijn bedienden, die volgens en onderzoek van Hans de Witte conservatieve socio-economische waarden hebben, maar progressieve sociaal-culturele waarden hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

industriële samenlevingsthesis

A

Blau en Duncan argumenteren dat een stijgende sociale mobiliteit onvermijdbaar is door de geëvolueerde industrialisatie in de moderne SL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Buffer-zone hypothesis

A

sociale mobiliteit heeft maar een kleine reikwijdte en is ekel mogelijk tussen posities die niet veraf van elkaar staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

klassevorming

A

volgens Bourdieu zin klasse en status dimensies in het proces van klassevorming (afhankelijk van sociaal, cultureel en economisch kapitaal en habitus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

klassefracties

A

De klassenpositie wordt bepaald door het volume van het kapitaal, maar de compositie ervan leidt tot het opbreken van de klassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

La distinction

A

Verklaart hoe klasse ongelijkheid voortbrengt.Er is namelijk een ongelijke capaciteit om cultrele verdeeldheid te vestigen, waardoor de hoogste klasse bepaalt wat cultureel dominant is. Klassen onderscheiden zich dus van andere klassen dmv cultur om zo hun hogere status te vestigen

23
Q

wederkerende moderniteit

A

Een theorie van Ulrich Beck die stelt dat de veranderende verdelingslogica en individualisatie leiden tot het verval van sociale klassen.

24
Q

ras

A

raciale verschillen zijn niets meer dan fysieke variaties tussen mensen, die de maatschappij zelf als sociaal significant gaat beschouwen

25
Q

racialisering

A

Wanneer men bij het gebruiken van het concept ras, eigenlijk ook iets zegt over het karakter van iemand (= karakterisering van fysieke kenmerken)

26
Q

etniciteit:

A

refereert naar de culturele praktijken en uitzichten van een bepaalde gemeenschap dat hun onderscheid van anderen

27
Q

discriminatie

A

welbepaalde activiteiten die de leden van een groep uitsluiten van bepaalde kansen

28
Q

stereotypering

A

een gefixeerde en starre karakterisering van een bepaalde groep van mensen

29
Q

etnocentrisme

A

de leden van een bepaalde etnische groep worden argwanend tegenover buitenstaanders en beginnen andere culturele praktijken te evalueren obv de eigen culturele waarden

30
Q

racisme

A

een vorm van vooroordelen die gebaseerd is op de sociale importantie van fysieke verschillen

31
Q

assimilatie theorie

A

migranten moeten eerst cultureel geïntegreerd zijn voor ze economisch kunnen integreren

32
Q

opgedeelde arbeidsmarkttheorie

A

migranten werken in de lagere segmenten van de arbeidsmarkt waardoor zij hun culturele identiteit kunnen behouden

33
Q

immigrant enclave (ghetto’s)

A

dit zijn ruimtelijke concentraties van etnische groepen waar de ondernemende commerciële klasse goedkope arbeid aanbiedt. Hier is veel solidariteit en wederkerigheid aanwezig

34
Q

middleman minderheden

A

Dit zijn verpreide gemeenschappen van migranten die werken als commerciële tussenpersonen. zij accepteren het risio van dit werk omdat zij kunnen terugvallen op hun etnische achtergrond. In ruil daarvoor krijgen zij een deel van de commerciële en financiële voordelen

35
Q

welvaatstaat

A

Te vinden in democratische, industriële en kapitalistische samenlevingen. Wordt gekenmerkt door sociale rechten voor burgers vd samenleving en wettelijk gegarandeerde welvaartsvoorzieningen.

36
Q

decommodificatie

A

sociale rechten van de mens onafhankelijk tov zijn waarde in de arbeidsmarkt

37
Q

3 types welvaartstaten volgens Esping Andersen

A

corporatistisch, sociaal-democratisch en liberaal. Op basis vh niveau van decommodificatie en types van sociale stratificatie en solidariteit

38
Q

subsidariteit (corporatistische verzorgingsstaat)

A

D staat grijpt niet in in de privésfeer, enkel wanneer de familie niet voldoende presteert en zijn capaciteit is uitgeput

39
Q

carrousel effect

A

Mensen bewegen steeds boven en onder de armoedegrens. Door lage lonen en weinig spaargeld hebben zij niets om op terug te vallen wanneer er iets gebeurt.

40
Q

intergenerationele reproductie van armoede

A

De kinderen van armen zijn later vaak ook arm door familie-effecten waarbij de ouders over te weinig geld en cultureel kapitaal beschikken.

41
Q

kansarmoede atlas

A

Charles Booth begona ls eerste met het maken van kaarten waarop de straten ingekleurd waren naar sociale klasse (Londen)

42
Q

residentiële segregatie

A

Buurten waar maar één specifieke etnische groep woont. Dit is multi-dimensioneel: gelijkheid, concentratie, clusering, centraliteit, blootstelling

43
Q

factoren van segregatie

A

economische herstructurering, welvaartstaat, cultureel kapitaal, padafhankelijkheid, buurteffect

44
Q

ruimtelijke mismatch theorie

A

Door professionalisering worden laaggeschoolden uitgesloten uit de arbeidsmarkt en dit leidt tot het ontstaan van een (stedelijke) onderklasse

45
Q

buurteffecten

A

De impact van verschillende aspecten van de residentiële omgeving op gedrag en gezondheid van mensen die in deze omgeving wonen, zoals collectieve socialisatie, sociaal netwerk, sociale controle, sociale cohesie, …

46
Q

ecologische ongelijke uitwisseling

A

een ongelijke uitwisseling van energie en materialen tussen Noord en Zuid

47
Q

ecologische modernisatietheorie

A

Evolutie en economische groei mogelijk blijven maken in een kapitalistische maatschappij, zonder de negatieve ecologische gevolgen door het dematerialiseren van de economie

48
Q

World Systems theorie

A

de nationale ontwikkeling moet worden gezien vanuit een globaal perspectief waarbij sommige landen nu eenmaal een grotere militaire en economische macht hebben. Exploitatie is een structureel kenmerk van de kapialistische wereld.

49
Q

climate justice

A

Verwijst naar de sociale ongelijkheid en de verantwoordelijkheid voor de impact van de klimaatveranderingen. Benadrukt het verschil in verantwoordelijkheid tussen Noord en Zuid

50
Q

ecologische schuld

A

rijke landen moeten arme landen vergoeden voor de opgelopen milieuschade die zij hebben veroorzaakt door de milieubelasting naar andere landen te verschuiven

51
Q

ecologische voetafdruk

A

wetenschappelijke methode voor het meten en analyseren van de impact van menselijke energie, afvalproductie en consumptie op de planeet

52
Q

Tegenstrijdige klasse/tussenklasse van olin wright

A

Dit zijn white collar, professionele werknemers. Ze staan in de hiërarchie maar hebben een zeker zeggenschap ovrr hun eigen werk door een arsenaal van expertise en kennid. Ze zijn dus een werkende klasse maar hebben bepaalde kenmerken van kapitalisten

53
Q

Probleem met beroep als klasse indicator

A
  • economisch inactieven niet inbegrepen
  • eigendommen niet inbegrepen
  • enkel oog voor de technische kant van arbeid