Examenvragen Flashcards

1
Q

Briefly list key moments in the theme of Exile in the OT.

A

Onder Darius I werden rond 520 voor Christus nieuwe bestuurlijke en economische vormen gecreëerd in de Perzische provincie Yehud. Onder deze voorwaarde volgde een terugkeer van ballingen in verschillende fasen. De tempel werd herbouwd (ca. 520-515 v.Chr.), en sociale en cultische hervormingen vonden plaats onder Ezra (458 v.Chr.?) en Nehemia (445-433 v.Chr.). In deze periode ontstond de standaardvorm van het jodendom. Centraal in de activiteiten stond de hoge evaluatie en implementatie van de wet van Mozes.
In de vijfde eeuw bestond er niet alleen een bloeiende Joodse cultuur in Babylon, maar ook een diasporagemeenschap wordt getuigd op het Egyptische Nijleiland Elephantine. In Klein-Azië breidde de joodse diaspora zich vooral uit onder de Seleuciden (vanaf 200 v.Chr.). In Egypte werd Alexandrië het belangrijkste culturele centrum van het diaspora-jodendom. Andere centra van de diaspora waren Syrië (Antiochië, Damascus), Cyprus, Griekenland met Kreta, Rome en Cyrenaica. In totaal woonden er in de diaspora veruit meer joden dan in Israël. Het basisdoel van de diasporagemeenschap was om te leven volgens de ‘vaderwetten’ en de joodse gebruiken, dat wil zeggen, in het bijzonder om de huwelijks- en voedselwetten te volgen en de sabbat te houden. Hoewel de bedevaarten naar Jeruzalem een belangrijke band vormden tussen Palestina en de diaspora, vereiste de afstand tot de tempel van Jeruzalem de opkomst van de synagoge als een nieuw cultureel en religieus centrum voor Joodse gemeenschappen. Van de opstand van de Makkabeeën tot de Joodse oorlog was het ambt van hogepriester het centrale twistpunt tussen de joden en de bezettende machten, maar ook binnen het jodendom. De hogepriester was het hoofd van het priesterschap van Jeruzalem. Hij zalfde de koning en droeg de verantwoordelijkheid voor de tempelcultus. Na de ballingschap nam hij een steeds politiekere rol op zich als de belangrijkste leider van het Sanhedrin. (Schnelle, H3-4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

 Did Jews in Jesus’s day consider the Exile to be over? Why or why not?

A

Er zijn drie verschillende standpunten op de vraag of de ballingschap al over is of niet.
 Er is nog steeds een ballingschap omdat er geen politieke en godsdienstige vrijheid is. De tempel die in Jeruzalem staat is niet de juiste tempel en deze is ook corrupt. Daarom preekt Johannes de Doper niet in de tempel, reinigt Jezus de tempel en zitten de Essenen in de woestijn (terwijl ze priesters zijn). Gods glorie en God zijn niet aanwezig in de tempel. In Ezechiël staat namelijk dat God weggaat uit de tempel maar er staat nergens dat Hij terugkomt. De komst van Jezus en de Heilige Geest zou het einde markeren van deze ballingschap
 Er is nog steeds ballingschap om etniciteit. Veel Joden wonen niet in Israël. Het tienstammenrijk is namelijk nooit teruggekeerd en veel Joden wonen in andere plekken in het Midden-Oosten.
 De ballingschap is over. De mensen worden niet gedwongen om in een ander land te verblijven en er zijn daarom ook mensen in Israël. Mattheüs 1:12, ‘na de Babylonische ballingschap…’ Er was een politieke en godsdienstige vrijheid want het maakte de Romeinen niet zoveel uit wat de Joden deden zolang ze hun belasting betaalden De meerderheid van de Joden was wel in Israël. De discussie hieromheen hangt ook samen met de vraag of je in ballingschap kan zijn in je eigen land of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

 What strategies did the various empires that subjugated Israel employ to keep conquered peoples
subjugated? What impact did these have on Israel’s history?

A

De volgende rijken hebben Israël onderworpen:

  • 722: De Assyriërs overwinnen Samaria. De strategie van de Assyriërs was “Destroy and Scatter”. Dit betekent dat ze zoveel mogelijk geweld gebruikten, zodat de tegenstanders in een volgende oorlog in voorhand al opgaven. De Assyriërs gebruikten zoveel geweld, zodat het onderdrukte volk bang was en hen
    bleef gehoorzamen. De impact op de geschiedenis van Israël is dat het tien stammenrijk in ballingschap
    werd gevoerd en er een diaspora plaatsvond. Het volk werd verspreid over het hele oude Oosten. Ze
    werden als het ware ontworteld van hun thuisland. Het tien stammenrijk werd een provincie van het grote
    rijk Assyrië. Degenen die achterbleven vermengden zich met heidense kolonisten en vormden een nieuw
    volk: de Samaritanen.
  • 586: De Babyloniërs veroveren Jeruzalem en ook het twee stammenrijk wordt onderworpen aan een
    buitenlandse macht die wordt geleid door Nebukadnezar. De strategie van de Babyloniërs was het volledig
    integreren van een volk in het rijk: Assimilatie. Voorbeelden hiervan lezen we in het boek Daniël. De
    Babyloniërs hoopten op deze manier de Israëlieten te ontwortelen van hun eigen godsdienst, cultuur en
    gebruiken. De impact op de geschiedenis van het volk Israël is dat de Joodse religie en gewoontes voor
    een gedeelte verloren zijn gegaan. Dit blijkt tevens uit het feit dat na de terugkeer veel Joden in Babylonië
    blijven wonen. Maar tijdens de ballingschap zijn er ook veel dingen uit de Tenach samengevoegd en
    overzien. Dit is een positieve ontwikkeling. Tevens is de Babylonische Talmoed ontstaan die een
    commentaar geeft op de Mishna (mondelinge Torah).
  • 539: De Meden en Perzen verslaan de Babyloniërs. De tactiek van de Perzen was om de volken terug te
    sturen naar hun land van oorsprong. Ze hoopten dat de volken hen dan goedgezind waren en hen
    gehoorzaamden en trouw waren aan het grote rijk. Hierdoor mochten de Joden ook weer terugkeren naar
    hun eigen land door het edict van koning Kores (Cyruscilinder). Hierdoor konden ze hun eigen land
    (Israël) weer opbouwen, dit wordt onder ander beschreven in het boek Ezra-Nehemia.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

 What events led up to the Maccabean revolt?

A

Antiochus IV, een Seleucidische koning, vraagt heftige belastingen en wil zijn koninkrijk verenigen. Dit doet hij door een decreet uit te vaardigen. Hierdoor mogen de Joden niet de wet van Mozes volgen, geen offers in de tempel doen en geen Sabbat houden en feesten als Pesach houden. Ook besnijdenis mag niet. In 168 BC komt Antiochus de tempel binnen en plundert hij het gouden altaar en de ‘temple treasury’. In 167 BC valt hij Jeruzalem aan, dood hij velen en vernietigt hij huizen. Syrische Grieken worden in Jeruzalem gezet. De tempel werd een tempel voor Zeus en Joden werden vervolgd. Dit was de druppel, waardoor verzet op kwam met de leider Judas (de Makkabeer, “the hammer”).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

 Whom does Mattathias kill, sparking the revolt (more than one person)? What does this tell us about the Maccabees and their purposes in revolt?

A

Mattathias doodde een Judese man die wilde offeren op het heidense altaar en de officier van de koning, die zijn familie wilde dwingen om te offeren. (1 Mac 2:23-26) Deze “moord” laat 2 dingen zien. Ten eerste willen de Makkabeeën niet onder het juk van de Griekse overheerser/onderdrukker Antiochus Epiphanes blijven. Ook gaan ze niet akkoord met de afgodendienst; ze willen de tempeldienst in Jeruzalem weer herstellen en zuiveren. Het feit dat Antiochus de Joden dwong om mee te doen met afgodendienst moet de aanleiding zijn geweest. De directe oorzaak was een decreet, waarin geboden werd dat elk Joods feest en ritueel afgeschaft en vervangen moest worden voor een eredienst aan Zeus. Waarom dan met geweld? Antiochus had meerdere keren veel Joden vermoord (o.a. toen hij Jeruzalem veroverde in 167 BC) en ook dode hij de Joden die niet voldeden aan zijn bevel. De Makkabeeën gebruikten geweld, omdat zij dat het beste middel vonden om weerstand te bieden tegen Antiochus’ militaire, politieke en cultureel geweld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

 Who were the Hasmoneans?

A

Toen Antiochus IV Epifanes probeerde de Joden van hun geloof te doen afstappen door hen een offer te laten brengen vermoorde Mattathias de afgezanden en Joden die hiermee hadden ingestemd. Josephus traceert de genealogie van Mattathias terug tot een Asamon of Hashmon. Hashmon is mogelijk geen familienaam maar een plaatsnaam. De zoon van Mattathias, Judas, krijgt de bijnaam Makkabeüs: de hamer. [40] Deze gebeurtenis is het begin van de opstand tegen Antiochus waarna de Hasmoneën de macht krijgen in Judea. De Hasmoneën hebben het monotheisme van de Joden weten te beschermen in de confrontatie met het Hellinisme, ook was de (Joods) religieuze vrijheid een oorzaak van diverse Joodse stromingen met elk hun eigen visie op de Hellenisering etc. (167 v. Chr.-36 v. Chr.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

 In what ways did the Jewish Scriptures affect life in the first century?

A

Joodse Geschriften werden vertaald naar her Grieks. De Jezus-beweging gebruikten de Griekse vertaling. Dit is een teken dat ze de cultuur overnamen. De Joodse Geschriften werden geïnterpreteerd via de Griekse vertaling (Carter, H2) De synagoge was het centrum van alle activiteiten binnen de joodse gemeenschap. Hier kwamen ze samen voor een eredienst met gebed, het lezen van de Schrift, instructie en zegen. Er vonden ook gemeenschapsbijeenkomsten en andere evenementen plaats. De betekenis van de synagoge als cultureel en communicatiecentrum werd versterkt door bibliotheken, scholen, hostels en bejaardentehuizen. (Schnell, H5-6) Verder werden de Schriften elke sabbat gelezen. Vaak onderzochten de gemeente aan de hand van de Schriften of het waar was wat Paulus zei. De Joden zagen uit naar een Messias die hun van de Romeinen zou verlossen. Er waren vele opgestaan die zeiden dat ze de Messias waren. Tot slot waren er bekeerden Christen-Joden die vonden dat ook de Christen-heiden de wetten van Mozes moesten houden. Original form of emerging Christianity was a Jewish Christianity oriented to the Torah. Already from the middle of the first century, the Jewish Christians were exposed to a double dissonance. They were put under pressure from both the gentile church and official Judaism, and sometimes they were fought against.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

 Was there a generally accepted canon of Scripture in Jesus’s day? Explain and support your answer.

A

Er was ongeveer een idee van welke boeken canoniek waren en welke niet maar er was nog geen vaste canon. De boeken van het Oude Testament stonden namelijk op allerlei losse boekrollen en vormden geen één boek en dit zorgt ervoor dat één boekrol meer of minder niet heel erg is en dat je makkelijk boeken kan verwijderen en toevoegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

 Explain the cultural and historical significance of the Septuagint.

A

Volgens de legende is de Septuagint (LXX) als volgt ontstaan: 70 joodse geleerden kwamen in Alexandrië (Egypte) bijeen om de Torah te vertalen in het Grieks en deze toe te voegen aan de bibliotheek van de koning in Alexandrië. Alle geleerden zaten in aparte kamers en vertaalden exact hetzelfde. Zo is de LXX ontstaan. Deze ontwikkeling is van historisch en cultureel belang, omdat hieruit blijkt dat sommige Joden geen Hebreeuws meer konden. In ieder geval zoveel dat er behoefte was om de Torah te vertalen in het Grieks. Blijkbaar waren veel Joden volledig geïntegreerd in de hellenistische cultuur. Uit het maken van de LXX blijkt ook dat het belangrijk was dat iedereen de schriften kon lezen en niet alleen maar de priesters die nog wel Hebreeuws konden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

 What influence did the Septuagint have on the New Testament?

A

Impact on NT: theological words (kurios agape diateke e.g.),
- Diateke in Septuagint different from diateke in Greek literature.
- Isaiah 7:14 (young women/virgin in Hebrew, Greek word is more specific).
So Septuagint prepares the way for NT theologically, although the NT was not dependent on Septuagint interpretation.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

 Briefly define the following: Targum, Mishnah, Talmud, Midrash.

A
  • Targum: Een targum was een oorspronkelijk gesproken vertaling van de Hebreeuwse bijbel die een
    professionele vertaler zou geven in de gewone taal van de toehoorders als dat niet Hebreeuws was. Dit
    was nodig geworden tegen het einde van de eerste eeuw v.Chr., aangezien de gemeenschappelijke taal
    Aramees was en Hebreeuws voor weinig meer werd gebruikt dan onderwijs en aanbidding. De vertaler
    breidde zijn vertaling regelmatig uit met parafrases, uitleg en voorbeelden, zodat het een soort preek werd.
    Het woord duidde oorspronkelijk op een vertaling van het Oude Testament in welke taal dan ook, maar
    ging later specifiek naar een Aramese vertaling.
  • Mishnah: De Mishnah, gepubliceerd aan het einde van de 2e eeuw n.Chr., is een bewerkt verslag van de
    complexe hoeveelheid materiaal die bekend staat als mondelinge Thora en die werd opgeschreven in de
    nasleep van de verwoesting van de Tweede Tempel in 70 n.Chr. De Mishnah is een verzameling van de
    halachot (wetten) en het beschrijft een leven van heiliging, waarin de rituelen van de tempel zijn aangepast
    voor gemeenschappelijke deelname in een wereld zonder tempel. Dit werd gemaakt om te voorkomen dat
    de mondelinge Thora zou verdwijnen. De meeste passages in de Mishnah bevatten een geschil tussen
    verschillende rabbijnse meningen.
  • Talmud: De talmoed is de centrale tekst van het rabbijnse jodendom en de belangrijkste bron van de
    joodse religieuze wet (halacha) en de joodse theologie. En is de verzamelnaam voor de documenten die
    commentaar geven op de Mishnah en deze uitbreiden. Ook wordt het niet gelezen, maar bestudeerd.
  • Misdrash: Midrash is bijbelse exegese door oude Judaïsche autoriteiten, waarbij gebruik wordt gemaakt
    van een manier van interpreteren die prominent aanwezig is in de Talmoed. Midrash is een interpretatieve
    handeling, het zoeken naar antwoorden op religieuze vragen (zowel praktisch als theologisch) door de
    betekenis van de woorden van de Torah te doorgronden. Midrash speelt in op hedendaagse problemen en
    bedenken nieuwe verhalen, door verbanden te leggen tussen nieuwe joodse realiteiten en de onveranderlijke Bijbeltekst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

 What method of rabbinic exegesis does Jesus employ in Matt 12:1–8?

A

Een manier van Rabbijnse uitleg was om iets uit de Bijbel toe te passen op dingen die nu gebeuren. In Mattheus 12 gaat het over het aren plukken op zaterdag, wanneer de schriftgeleerden hierover vragen. Antwoord Jezus dat David de toonbroden uit de tempel op sabbat had gegeten, dus dat het geen probleem was voor hen om dat te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

 What method of rabbinic exegesis is employed in Luke 20:17–18 (cf. Psa 118:22; Isa 8:14)?

A

Lukas 20:17-18 “Maar Hij keek hen aan en zei: Wat betekent dan dit wat geschreven staat: De steen die de bouwers verworpen hebben, is tot een hoeksteen geworden? Ieder die op die steen valt, zal verpletterd worden en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen.” Jezus gebruikt hier de tweede exegetische methode van de zeven exegetische methodes van Rabbi Hiller. Deze methode (Gezerah Shavah) houdt in dat het mogelijk is om verschillende passages te verbinden met elkaar omdat hetzelfde thema in de passages voor komt. Dit principe wordt ook wel een taalkundige analogie genoemd. In Lukas 20:17-18 verbindt Jezus Ps.118:22 “De steen die de bouwers verworpen hadden, is tot een hoeksteen geworden.” En Jesaja 8:14 “Hij zal tot een heiligdom voor u zijn, tot een steen des aanstoots, en tot een rots waarover men struikelt voor de beide huizen van Israël, tot een strik en een val voor de inwoners van Jeruzalem.” In deze verzen heeft steen een andere functie, maar toch betrekt Jezus deze beide teksten op zichzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

 What significance has the discovery of the Dead Sea Scrolls had on NT studies (list as many as possible)?

A
  • De aanleiding voor derde zoektocht naar de historische Jezus
  • Een nieuw perspectief op Paulus
  • Tekstkritiek: nieuwe bronnen en versies van de tekst van het NT
  • Een inzicht over hoe de tekst was gebruikt en begrepen door de commentaren en testimonia (lijst van
    bijbelverzen voor een scene)
  • Waardering voor Jezus als Jood en hoe Hij stond in de maatschappij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

 Explain and differentiate the major streams of Judaism in Jesus’s day, including: Pharisees, Sadducees,
Essenes, Zealots, Samaritans, Diaspora.

A
  • Farizeeën: Ze werden gewaardeerd voor hun uitleg op de wet. Ook werden ze hoog geacht bij het gewone
    volk. Het was een groep die geloofde in eeuwig leven en de straf van de goddelozen. Deze groep van
    geleerden zagen naast de Torah ook de Mishnah en de Talmud als gezaghebbende bronnen voor de
    theologie. Zo waren veel regels van de Farizeeën gebaseerd op de Mishnah en was deze soms belangrijker
    dan de Torah zelf. Men denkt dat Paulus lid van deze groepering was. Ook Flavius Josephus claimt dat hij
    een Farizeeër was.
  • Sadduceeën: Deze groep geloofden niet in geloof (net als de Arminianen en Pelagianen). Tevens
    ontkenden ze de bovennatuurlijke dingen van het geloof. Ze geloofden niet in engelen, wonderen of een
    leven na de dood. Alleen de geschreven Torah was een gezaghebbende bron. Ze geloofden niet in de
    waarheid van de profetische geschriften. De Sadduceeën hadden veel vermogen (wealth) en kracht, maar
    onder het gewone volk was deze groep niet populair.
  • Essenen: Deze groep was strikter dan de Farizeeën. Ze geloofden dat alles al was bepaald door God. Ze
    leefden in elke stad, maar dan wel buiten de stad. Af en toe kwamen ze in de stad om met mensen te
    praten. Ze hadden geen persoonlijke bezit en mochten ook niet trouwen. De meeste Essenen accepteerden
    geen vrouwen in hun leefgemeenschap. Ze hadden tevens strikte regels, zoals niet zweren en de overheid
    moet je gehoorzamen. Ze geloofden dat je na de dood een geest in de lucht werd. De materiële wereld was
    slecht en de geestelijke wereld was goed. Sommigen zeggen dat de Qumran gemeenschap uit Essenen
    bestond. Tegenargumenten: Essenen begroeven hun ontlasting met een schep en in de Qumran
    gemeenschap was een groot hol. De Qumran gemeenschap accepteerden ook vrouwen. Sommige
    geleerden denken dat Johannes de Doper misschien uit een gemeenschap van Essenen kwam.
  • Zeloten: De oprichter van deze groep is Judas de Galileër in 47 AD. Ze waren het eens met de filosofie en
    leer van de Farizeeën, maar vonden vrijheid het hoogste goed. Ze waren niet bang voor de dood en wilden
    vechten voor hun zaak. Ze wilden niet deelnemen in de romeinse maatschappij. Josephus beschuldigde de
    zeloten van de opstand tegen de romeinen waardoor uiteindelijk de tempel werd verwoest.
  • Samaritanen: Ze waren ontstaan ten tijde van de Assyrische overheersing over het tien stammenrijk. De
    Joden die achterblijven vermengden zich met Assyrische kolonisten. Maar volgens de Samaritanen zelf
    zijn ze er altijd al geweest en zijn ze afstammelingen van Efraïm en Manasse. Ze hebben van Mozes het
    gebod gekregen om op de berg Gerizim een tempel te bouwen. Dit was ook hun plek van aanbiding. De
    Samaritanen zijn geen etnische groep, hierdoor is het ook lastig om te spreken van “De Samaritanen”. Het
    grootste verschil is het religieuze verschil: De Samaritanen zijn de mensen die God dienen op de berg
    Gerizim in plaats van in Jeruzalem.
  • Diaspora: In de tijd van Jezus leefden de meeste Joden buiten Palestina in Babylon, Alexandrië, Syrisch
    Antiochië etc. De vraag is hoe deze groep verschillend bleef ten opzichte van andere groepen. Ze hadden
    bijvoorbeeld hun eigen wijk in de stad. Ze aten hun eigen eten, handelden alleen met mensen die op de
    Sabbath rusten etc. Zoals Chinatown alleen dan met Joden. Ook door het gehoorzamen van de Torah
    waren ze verschillend. Door de kledingregels zagen ze er anders uit en ze wilden niet meedoen aan het
    vereren van meerdere goden. Bovendien kwamen veel Joden in de diaspora terug naar Jeruzalem om het
    Pascha te vieren. Hierdoor bleven ze in contact met de Joodse leefgemeenschap in Palestina.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

 Who is our best source for the various schools of Judaism?

A

Josephus. He claims at 16 to have tried out Pharisees, Essenes, and Saducees to see which was the best. Pharisees ‘won’.
- wrote autobiography
- wrote Jewish wars (from Maccabean revolt to Zealot revolt), tries to make the Romans understand the Jews.
Trying to paint Jews in best light.
- antiquities of the Jews (Adam and Eve – now). To give Romans understanding/appreciation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

 How did Jews in the Diaspora maintain Jewish identity even while living outside the land of Palestine?

A

De Joodse diasporagemeenschappen hadden een uitgebreid intern zelfbestuur. Niettemin hing hun welzijn altijd af van de welwillendheid van de heerser en de specifieke niet-joodse bevolking. Het basisdoel van de
diasporagemeenschap was om te leven volgens de “wetten van de vaderen” en de joodse gebruiken, dat wil
zeggen, in het bijzonder om de huwelijks- en voedselwetten te volgen en om de sabbat te houden.
Met andere woorden: zij behielden hun identiteit door zich aan de Joodse wetten te houden en geen elementen uit andere culturen/religies over te nemen; ze waren redelijk naar binnen gericht (introvert). (Behalve dan dat ze het Grieks als voertaal overnamen.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

 What does the phrase “Parting of the Ways” refer to?

A

Met de zinssnede het scheiden van de wegen wordt bedoeld dat de Joden en Christenen uit elkaar gingen. Zij werden beide een eigen religie met een andere status in de cultuur. Dit is bijvoorbeeld te merken bij de brand in Rome in 64 n.Chr. Daarnaast is natuurlijk het feit dat Joden wel besneden zijn en Christenen niet een kenmerk van het scheiden van de wegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

 What factors and reasons do scholars attribute to the parting of the ways? (list as many as possible)

A

De Joden verzetten zich tegen het evangelie: Geen geloof in Jezus; Christenen voor de rechter slepen. Christenen werden wel vervolgd, Joden niet. Zondag ipv zaterdag. De missie van Paulus aan de naties, die geen besnijdenis vereiste - en dus geen naleving van de Torah vereiste
(maar wel acceptatie van de fundamentele ethische vereisten van de Torah omvatte) - werd bestreden vanuit twee richtingen die op hun beurt betrokken waren bij een groot conflict. Het lidmaatschap van het gekozen volk werd niet langer bepaald door nationaal of familie-erfgoed, maar eerder door de “nieuwe geboorte” of “wedergeboorte” in de doop. De theologische constructie van een nieuwe identiteit
en de sociale realisatie ervan in de kerken van Paulus in Klein-Azië en Griekenland vormden de basis voor de
oorsprong van een nieuwe religie, maar wel een met een aantrekkelijke inhoud!
De joden oefenden niet alleen druk uit op Paulus maar ook op zijn joodse christelijke tegenstanders. Hun doel was zeker niet om de nieuwe beweging te laten beschouwen als een onderdeel van het judaïsme, met zijn gevestigde privileges, maar als een twijfelachtige politiek-religieuze groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

 In what ways are Christianity and Greco-Roman religion different?

A

Het Christendom is één religie terwijl de Grieks-Romeinse religie een combinatie was van verschillende geloven en goden, hierdoor is het christendom overal hetzelfde maar verschilt de Grieks-Romeinse religie van plaats tot plaats. Daarnaast heeft de Grieks-Romeinse religie geen vaste canon, geen theologie, geen oprichter of begin en de priester hebben geen opleiding omdat het vooral een maatschappelijke positie was. De Grieks-Romeinse religie vormde de cultuur en was overal aanwezig, in de tempeltjes, in de mythes, het is een ‘public religion’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Explain the polytheism of the ancient world. How is it different from the religious pluralism of today?
What challenges did it present for Christianity?

A

Polytheïsme is strikt genomen het dienen van meerdere goden. Toch hadden veel mensen naast de goden ook een beschermgod meer waarde voor hen had dan de andere goden. Deze vorm van religie heet henotheïsme. De velegoden verwijzen allemaal naar één god. Religie in de Griek-Romeinse wereld was niet persoonlijk, maar meer burgerlijk. E.g. de priesters hadden een burgerlijke positie en geen theologische o.i.d. Het polytheïsme was gebaseerd op mythen. Bij het verspreiden van het polytheïsme door Alexander de Grote kwamen er steeds meer nieuwe goden bij. Iedere stad/groep had haar eigen mythes over hun goden. De goden waren zoals de mensen. Veel mensen in de Grieks-Romeinse wereld zagen Jezus dan ook als de Zeus van de groep christenen. De uitdaging voor het Christendom was om God te presenteren als de ene ware God. Zowel almachtig als persoonlijk.

22
Q

 What roles did the temples play in Greco-Roman religion? (list several)

A

Temple was vital (used in public). You see altars, shrines etc. anywhere.
- You would offer a portion of the animal and eat it in fellowship. You could rent the dining hall in the temple
for a party. 1 Cor: not eating in a temple (!), distinction buying meat in the market and eating in the temple. Don’t go to a pagan temple and sacrifice there. For the Romans it was like: don’t go to a party, etc.
- people went on pilgrimage to the temple, to even only see it.
- functioned as banks.
- were also schools. Philosophers gathered here. Lectures, debates, etc.
- Religion even one of the minor activities in the temples
Christianity: decisions not to be involved in common things. There was no distinction between state and religion. For Christians not done to do these things in such a temple (for polytheistic people no problem however)

23
Q

 In what ways was Christianity like the ancient mystery religions? In what ways was it different?

A

Overeenkomsten
Mystieke religies onderscheiden zich van de officiële culten door hun geheime kennis en verborgen riten, waarin
men werd ingewijd na een tijd van testen. Omdat deelnemers moesten zwijgen, is de geheimhouding een van de
belangrijkste redenen dat er weinig bekend is over deze sekten. Dit goldt ook voor de eerste Christenen die alles
achter gesloten deuren gedaan. De fundamentele onderscheidende kenmerken van de mysterieuze culten waren
(1) geheime discipline, (2) inwijdingsriten, (3) gemeenschappelijke maaltijden, (4) identificatie met het lot van
een godheid, en (5) hoop op het hiernamaals / opvattingen van wedergeboorte.
Verschillen
Op twee punten verschillen de Griekse en Romeinse religies en de mysteriereligies van het vroege Christendom:
(1) ze produceerden geen primaire openbaringsgeschriften en (2) ze hadden geen alomvattende, intentionele uitnodiging aan mensen op “lid” te worden.

24
Q

 In what ways was Christianity like Greco-Roman philosophy? In what ways was it different?

A

In de Grieks-Romeinse cultuur is God niet persoonlijk, maar veel meer abstract. Ook gingen christenen niet meer naar de tempel ed. Ze lieten alles van die Grieks-Romeinse filosofie achter.
Het monotheistische christendom was aantrekkelijk, omdat het een persoonlijke God had die toch wel als heel hoog werd gezien, en het ethische normen en waarden heeft. Daarnaast was het niet nodig om je te laten besnijden, zoals bij het Jodendom.

25
Q

 Explain the various forms the persecution could take (social, economic, political, etc.)

A

Sociaal: Met hun exclusieve kerkorganisatie, hun sociale steun van behoeftige kerkleden en hun weigering om deel te nemen aan het maatschappelijke en politieke leven, uitten de christenen deze beschuldiging. Of de weigering van de caesarcultus al op de achtergrond staat, blijft een open vraag. Verder werden ze ook anoniem verraden en vervolgens gemarteld om hun geloof op te geven.
Economisch: Christenen mochten bepaalde beroepen niet meer uitvoeren.
Politiek: De beschuldiging van “bijgeloof” (superstitio) komt consequent voor in antichristelijke polemiek, want in de Romeinse opvatting was het tegelijkertijd vreemd en eigenaardig dat de christenen een gekruisigde politieke agitator aanbaden. Ten slotte ging het niet om een strikt strafrechtelijke aangelegenheid, maar om een moreel-politiek waardeoordeel. De beschuldiging, zoals uitgedrukt in de zinsnede odium humani generis (haat tegen de mensheid) en de daarmee samenhangende opvatting dat het christendom de oorzaak was van alle ongeluk, was politiek explosief. Verder werden ze voor de dieren geworden of opgangen om te dienen als brandende fakkels in de tuin van Nero. Dit vanwege de brand in Rome. Als er iets misging op maatschappelijk gebied werden de christenen ervan beschuldigd. Achter de term flagitia (misdaden) verstaat men de beschuldigingen die kennelijk al geruime tijd tegen christenen werden geuit: isolement, breuk met de Romeinse traditie, absurde goddelijke eer aan een gekruisigde, dwaasheid, samenzwering en wat buitenstaanders als vreemde praktijken in de context van het Heilig Avondmaal (dus de beschuldigingen van incest, kindermoord en een geheime sekte zijn).

26
Q

 For what reasons were Christians persecuted or viewed with suspicion in the ancient world?

A
  • Er zijn overeenkomsten zijn tussen het christendom en de mysterie religies (zie eerdere vraag wat dit inhoudt).
  • De christenen konden niet meedoen met de maatschappij en de nieuwe Romeinse manier van leven. De
    Romeinen vroegen zich af waarom de christenen zich niet konden aanpassen en ze wilden geen compromissen maken
  • De Romeinen dachten de christenen deden aan kannibalisme omdat ze dachten dat het brood en wijn tijdens het avondmaal daadwerkelijk veranderden in lichaam en bloed.
  • Christenen zorgden soms voor sociale onrust en de Romeinen hielden van vrede (voorbeeld: tempeltjes van Artemis)
  • De christenen waren tegen alle goden behalve hun eigen God
  • De christenen waren anti-Romeins doordat ze een ander koninkrijk verwachten
  • Christenen kregen vaak de schuld als er een ramp of iets dergelijks gebeurde
27
Q

 What can Pliny’s letter to Trajan tell us about the nature of persecution in the first century?

A

Plinus was een gouverneur in klein Azië rond 110 AD. Hij schrijft aan Trajanus. Uit de brief blijkt dat de
vervolging van christenen niet over het gele rijk gebeurde. Het was geen systematische vervolging, dit kwam pas in de 2e eeuw n. Chr. In de brief komt naar voren dat de Christenen geen kannibalen zijn, maar gewoon normaal voedsel eten. Ook zweren ze een eed om zich als goede mensen te gedragen. Hieruit concludeert Plinus dat de christenen geen mysterie godsdienst aanhangen. De redenen voor de vervolging waren, omdat de christenen hardnekkig waren en dat er veel verdenkingen over de christenen ging, zoals: kannibalen, liefdesmaaltijd (misschien wel orgies), atheïsten, anti-Romeins omdat ze van een ander koninkrijk waren. Uit de brief komt ook naar voren dat burgers elkaar aangaven bij het stadsbestuur, maar die later geen christenen blijken te zijn. Dit kan betekenen dat sommigen de vervolging gebruikten om andere zaken op te lossen. Dit onderbouwt het punt weer dat de vervolging niet systematisch was, maar plaatselijk. Ook weet Plinus niet goed hoe hij de christenen moet aanpakken, daarom schrijft hij deze brief. Hieruit blijkt dat de vervolgen niet systematisch was, maar we moeten eerder denken aan economische vervolgingen: dus het marginaliseren door een bestuur van de economische mogelijkheden voor christenen.

28
Q

 Explain the origins of the emperor cult.

A

Also in ANE: Pharaoh as Son of God.
Nebukadnessar: statue of himself.
Even Jewish kings were associated with God: Psalm 2.
Alexander the Great for example: was worshiped where he conquered (esp. Egypt).
Often: bottom-up, where different provinces would offer to worship the emperor (instead of emperor instructing it).
When Julius Caesar died, he was seen as a god. There it started in the Roman Empire.
When Octavian became emperor, some wanted to worship him. He said: make sure you also worship the gods and Caesar. This was wise political move: gives him power in Asia (?), and for Octavian. Octavian brought stability and peace. Gods bring peace and prosperity. So Octavian does what the gods do, so
they worshiped him as god. When the emperor did no good things, they worshiped other things. But Octavian temples were used even 100 years later. Still not top-down, but bottom-up. Provincial emperors: we are loyal to Rome, so we worship the Emperor, everyone has to do it. But there are also religious aspects to it.

29
Q

 What was a paedagogus? What significance does this figure have for NT studies?

A

Paedagogus = tutor/onderwijzer.
In het Romeinse Rijk was de paedagogus een slaaf of een vrijgelatene die de zonen van Romeinse burgers de
Griekse taal leerde. Paedagogi waren belast van het voortdurend in de gaten houden van het openbare gedrag van een jongere, op straat, tijdens maaltijden, op shows of in de atria van belangrijke mannen. Hun plicht was om hen te beschermen tegen het kwaad, zowel fysiek als moreel. Als deze onderwijzerslaven zich bekeerden dan kregen de kinderen die ze moesten lesgeven daar ook wat van mee. Zij speelden dus een belangrijke rol in de verspreiding van het Christendom. Omdat ze echter slaaf zijn/waren, kan hun positie wel eens over het hoofd gezien worden; maar ze moeten niet vergeten worden in NT onderzoek. Het waren ook de slaven die massaal Christen werden.

30
Q

 Why doesn’t the NT explicitly condemn slavery? List and evaluate several positions.

A

Ongeveer 12 miljoen mensen waren slaaf in die tijd, misschien wel meer. Het was dus een essentieel deel van de sociale en economische structuur. Slaven maakten deel uit van het huishouden. In deze tijd werd slavernij als heel gewoon beschouwd (er zit ook heel verschil met de slavernij uit de koloniale tijd, zo waren slaven in het Romeinse Rijk soms hoger opgeleid dan hun meester). Waarom word slavernij niet veroordeeld in het Nieuwe Testament? Verschillende opties:
- Als je slaven weghaald stort de samenleving in, slaven waren erg nuttig.
- Slaven werden niet slecht behandeld, ook in de Bijbel staat dat je slaven goed met behandelen.
- Filemon: aanvaard hem zoals je mij zou aanvaarden.
- In Paulus ervaring waren slaven normaal, misschien had hij positieve ervaringen met slaven. Misschien was
zijn vader wel een slaaf geweest.
- Misschien geeft Paulus wel een nieuwe definitie aan slavernij
- Beeld: Christenen zijn slaven van Christus.
Reasons of Jeremy:
- Paul didn’t see a problem (slavery was not a problem for Paul; in Paul’s day): Different forms of this argument: some forms of slavery were OK; or it wasn’t OK but Paul thought it was.
- hermeneutical trajectory. William Webb (slaves, women and sexual …): in OT, slaves were treated better than in other tribes, in NT, they were treated even better (so a trajectory to the better).

  • if we follow the descriptions of how masters and slaves relate to each other, if everyone would follow that, it would not be slavery at all anymore (Paul with filemon: welcome him back as a brother).
  • Christianity here was decidedly not counter-cultural in many ways. Judaism was more counter-cultural
    (everything Rome says we don’t do, Paul instructs to not do this). So for sake of the status and stability of the
    church, he didn’t want them to go against this essential thing.
  • Usefulness for the gospel: kreistos (good/useful). Onesimus is useful to Paul for his gospel ministry. Stay in the situation were you are, for the sake of stability, for the gospel, but if you can become free: be free. Paul says in 1 Kor 7: use the situation you’re in to preach gospel etc. It is irrelevant. Use even the social injustices as opportunities to proclaim the gospel. But the question stays: why?
31
Q

 What is a codex and how did it rise to prominence?

A

Stage 1: Writing. Tussen 50 en 130 n.Chr. werden de brieven/boeken geschreven.
Stage 2: Use. De brieven werden vaak hardop voorgelezen. En werden een onderdeel van de samenkomst.
Stage 3: Collections. Ze werden overgeschreven, omdat ze als relevant werden gezien.
Stage 4: Lists and Selection. Verschillenden stelden een lijst op. Een belangrijke is de Muratorian Canon.
Stage 5: Ratification. Athanasius deed in 367 n.Chr een voorstel om de canon van 27 brieven/boeken et
adopteren. Er was veel discussie, maar uiteindelijk hanteerden steeds meer kerken de lijst van Athanasius.
Wat ook bijdroeg aan de bekendheid was de Oudheid; Apostoliciteit; Aanvaardbare theologische inhoud;
Wijdverbreid gebruik door de kerk. (Carter, 150)

32
Q

 How can the study of papyrus manuscripts help us understand the NT better? (Give several answers)

A

Het helpt om tekstkritiek beter te begrijpen

  • Het geeft een gevoel over hoe de oorspronkelijke ontvangers de tekst ontvingen
  • Het geeft een idee over hoe de Bijbel ontstaan is en een grotere waardering dat de Bijbel nog steeds er is en de teksten bewaard zijn
  • Apologetische doeleinden
33
Q

 Were ancient documents read quietly or out loud? How might this be significant for NT studies?

A

In de Grieks-Romeinse wereld was lezen geen ontspannen activiteit. Soms was de tekst lastig te lezen, omdat het moeilijk schrijven was op een papyrus rol. Daarom werden in de gemeentes de teksten hard op voorgelezen. De meeste christenen hoorden de schriften uit de Bijbel dus haardop. Als Paulus een brief schreef gaf hij die mee aan iemand (E.g. Timotheüs) en die persoon las hem hardop voor in de kerk.
Dit kan belangrijk zijn bij het studeren voor het Nieuwe Testament, omdat in de eerste plaats je weet dat
Christenen van de vroege kerk de Bijbel anders tot zich namen dan wij doen. Vervolgens kan je door het hardop voorlezen van de tekst de stijlfiguren in het Grieks beter begrijpen. Je hoort bijvoorbeeld rijm, nadruk en verschillende soorten taalgebruik. Dit kan invloed hebben om de exegese van bepaalde Bijbelpassages.

34
Q

 What does the Christian practice of letter writing tell us about the theology of the earliest church?

A

Christianity (NT) main reason for popularizing of codex.
- How to make codex: papyrus making is a whole process. Papyrus was expensive. >2000 American dollars to write Romans. Therefore scriptua continua is logic choice. And: therefore Paul had to choose his words carefully. Understand love, care, cost of the letters. 3 John: normal letter length, Filemon: long letter. So, Pauls letters are very long. He created a new genre by this. Romans: shares features of Roman epistle, but is much longer. His letters were unique. Some letters also miss features: Galatians goes right to rebuking them.
- Reading is difficult in the Roman world. Reading more of a performance than an activity. You didn’t read
yourself to relax or something like that. You often had someone reading it for you. Ethiopian guy: read aloud
himself.
- How we read our bible is different from how they read their bible back then.
- Christians usually heard the bible and not read it. Read it out loud!
- Paul usually sent his letters with somebody, that person would read it in the church (the first exegetes: how they pronounced etc.).

35
Q

 Carter lists at least three responses to Antiochus Epiphanes and Seleucid rule, reflected in three documents
(1 Maccabees, 2 Maccabees, Daniel). What are the responses and how are they presented?

A
  • 1Mac: Vechten met wapens is de geprefereerde vorm van trouw in 1Mac. 1Mac laat dit zien, doordat de
    hele geschiedenis van de Makkabeeën beschreven wordt, die succes heeft. Judas de Makkabeeër wordt
    neergezet als de door God uitverkorenen om Israël te verlossen van het juk.
  • 2Mac: 2Mac focust op het martelschap. Het boek geeft veel aandacht aan de Joden die gedood werden,
    omdat de trouw bleven aan God. Het boek weerspiegelt de gedachte dat martelaarschap God verbid en dat
    Hij dan het geweld zal stoppen (buiten de militaire acties van de Makkabeeën om).
  • Dan: In Daniël gaat het om hoofdstuk 7-12, die een “eschatologische reactie” geven. In Daniël wordt
    gedacht in termen als “met welk doel laat God dit alles gebeuren.” Hoofdstuk 7 kan op de Griekse
    overheersing slaan  het 4e rijk wat beschreven wordt, is die van Alexander de Grote en zijn opvolgers
    (met o.a. Antiochus). In 7:8 staat “en een mond vol grootspraak” wat op hem moet afbeelden. Daarna
    komt God die dat beest vernietigd. Er zijn geen militaire oorlogen, geen martelaarschap noch is er sprake van wegvluchten in de wildernis. In Daniël moet men wachten op God en de mens heeft daar geen invloed op. (Carter blz., 50-55).
36
Q

 How did Rome come to take control over Palestine? Who benefited from this?

A

Er zijn hiervoor een aantal factoren. De eerste is daarvan is dat De Senaat in Rome Pompey de Grote na zijn
succes in 70 v.. Chr. om Spanje te veroveren hem naar Oostelijke Meditaraanse wereld om Pontus en Armenie te veroveroveren. In 64 v. Chr. is het hem gelukt om dit te veroveren. Tegelijkertijd begon de Hasmonese heerschappij uit elkaar aan het vallen. In 67 V.Chr. Koningin Salome Alexandra overleed en haar twee zoons kwamen aan de macht. Pompey heeft de stad Jeruzalem belegerd en hiermee kwam de Hasmonese dynastie ten einde. Judea was voor het Romeinse Rijk strategisch een heel belangrijke plek.
Een van de twee zoons van de overleden koningin, Hyrcanus II profiteerde hiervan. Hij papte aan met de lokale autoriteiten om op die manier alsnog macht te hebben. Hij kreeg Pompey zover dat hij hem tot hogepriester benoemde. Zo had hij cultische plichten. En later heeft Julius Ceasar hem tot ethnarch benoemd, hierdoor had hij ook gelimiteerde macht in politiek opzicht.

37
Q

 Briefly explain the three characteristics by which Schnelle characterizes Greek religion.

A

Lokale en informele gewoonten vormen de basis van deze religie, die deze kenmerken heeft: (1) een
mythologisch georiënteerd polytheïsme, (2) een hoogontwikkelde kunst, met beelden en tempels, en (3) een
openbare cultuspraktijk gericht op het offeren van dieren op festivals bepaald door de lokale kalender. (Schnelle, H3.2)

38
Q

 What are the distinguishing characteristics of a mystery religion?

A
  • Geheime discipline (vieringen achter gesloten deuren)
  • Inwijdingsrituelen
  • Gezamenlijke maaltijden
  • Identificatie met het lot van een godheid
  • Hoop op het hiernamaals of een wedergeboorte
    Naar de buitenwereld was er weinig tot niets bekend over de mysterie religies. Meestal vonden er niet bijster christelijke dingen plaats achter gesloten deuren. (blz. 24, Schnelle)
39
Q

 What was the fiscus Judaicus, and why was it significant?

A

De fiscus Judaicus was een joodse belasting voor de tempel. Elke jood moest dat betalen ook de joden die in
diaspora waren. Daarom was de tempel in Jeruzalem een van de rijkste tempels in de Grieks-Romeinse wereld. Na 70 AD toen de tempel in Jeruzalem verwoest is beval de keizer (Vespanianus) de Joden om nog steeds die belasting te betalen, maar dan voor de tempel van Saturnus. Dit was een grote belediging voor de Joden. De Romeinen konden op deze manier bepalen wie er wel en wie er geen jood was. Iedere man, vrouw en kind moest onderzocht worden of hij/zij joods was. Deze belasting is belangrijk, omdat het een factor speelt in het uit elkaar groeien van het jodendom en christendom. Aan het begin van het bevel van de keizer moesten de christenen (godfearers) ook mee betalen aan die belasting. Maar vanaf 96 AD moesten alleen Joden de belasting nog betalen. Toen kwam voor veel christenen het dilemma, want als ze zich niet bij de joden aansluiten dan werden ze vervolgt. Want het Jodendom had een legale status in de Romeinse wet. De Joden hoefden niet te offeren aan de romeinse goden. Maar als ze zich wel aansloten bij het Jodendom moesten ze die belasting betalen en waren ze niet meer écht christen. Dus de fiscus Judaicus heeft bijgedragen aan het scheidingsproces tussen jodendom en christendom.

40
Q

 What was the edict of Claudius and how did it impact the early church?

A

In 49 CE werd er een edict uitgevaardigd door keizer Claudius, waarbij Joden uit Rome werden gestuurd. Dit
waren waarschijnlijk niet alle Joden (vgl Handelingen 18:2), maar wel veel belangrijke Joden. De aanleiding was dat er onrust was vanwege “Chrestus” (dit is Christus). Er werd hier dus nog geen onderscheid gemaakt tussen Joden en Christenen (in 64 CE met Nero wel). Het gevaar voor de Joden was nu dat het illegaal maken van het Jodendom nu dichtbij was. Dit heeft gezorgd dat Jodendom en Christendom sneller uit elkaar groeiden. Ook heeft het gezorgd dat de Joodse christenen nu een minderheid ipv meerderheid waren. Ook kon Paulus hierdoor waarschijnlijk niet eerder naar de gemeente in Rome komen en de jonge christengemeenten wisten nu dat ze hun weg moesten vinden tussen de synagoge en de Romeinse autoriteiten. Het uitsturen van Joden was al in 139 BCE gebeurd (bij Valerius Maximus) en in 17 CE (Tiberius die ook de Isis cult volgers wegstuurden). Ook verbood Claudius de Druid religie. In 41 CE had Claudius al de Joden weg willen sturen maar durfde het toen niet (te veel heisa), hoewel hij ze zei dat ze niet ‘assemblies’ mochten organiseren.

41
Q

According to Schnelle, did the apostolic conference resolve the question of Gentile inclusion? Why or
why not?

A

Nee, Schnelle schrijft over het Apostol Convent en de uitkomst daarvan: “Het [de regels die opgesteld werden] heeft ongetwijfeld een integrerende functie, maar het blijft ingesloten in het etnisch denken en kan dus niet worden beschouwd als een daadwerkelijke oplossing voor het probleem.”
Ten eerste is het onduidelijk of de beslissing in etnische of geografische termen is opgevat. Als het in etnische termen wordt opgevat, zouden twee autoriteiten verantwoordelijk zijn en zou de vorming van twee afzonderlijke kerken op elke plaats onvermijdelijk zijn geweest. Er is geen bewijs voor deze regeling, zelfs niet in Antiochië. Bovendien zou de kerk in Jeruzalem totaal overbelast zijn geweest als ze de strategische
missieverantwoordelijkheid had moeten dragen voor de hele joodse diaspora. Een geografisch begrip lost het probleem echter niet echt op. Jeruzalem zou verantwoordelijk zijn geweest voor Palestina en Antiochië voor de rest van de wereld, inclusief de Joodse diaspora. Zou de kerk in Jeruzalem bereid zijn geweest om de diaspora op te geven, die onafscheidelijk was van de heilige stad?
De apostolische conferentie loste het basisprobleem van het vroege Christendom niet op: aan welke voorwaarden moet worden voldaan om volledig lid te worden van de nieuwe beweging? Blijft het Christendom een open, liberale variant van het Jodendom, of wordt het zijn eigen onafhankelijke universele beweging? Als er in het voorjaar van 48 AD een akkoord werd bereikt, hebben beide partijen dit waarschijnlijk op hun eigen manier geïnterpreteerd. Met name de strikt joods-christelijke oriëntatie rond Jakobus, de broer van de Heere Jezus, kon lange tijd niet bevredigend zijn, want onder hen was de centrale kwestie van zuiverheid eigenlijk niet opgelost. Het wilde dat de nieuwe beweging permanent binnen het jodendom bleef en moest daarom, gezien de omringende joodse context, aandringen op een minimaal niveau van cultische zuiverheid. Een oplossing zou het model zijn geweest achter het Antiochische conflict, maar het zou bijvoorbeeld de tafelgemeenschap van de christengelovigen uit het jodendom met de heidenen onmogelijk hebben gemaakt tijdens het avondmaal en werd heftig verworpen door Paulus. Het conflict bleef dus onder de oppervlakte totdat het explodeerde in de Galatische crisis (Joden die leren dat de heidense christenen de Torah moesten houden en dus “afvallig” werden, wat Paulus noodzaakt om o.a een brief te schrijven met de zin “O, gij uitzinnige Galaten”). (Schnelle, 215-216).

42
Q

Who were the Godfearers? How did their conversion to Christianity impact relationships with the
synagogue?

A

Godvrezende zijn mensen die niet volledig Jood zijn geworden, maar zich wel hebbenn bekeerd tot het
monotheisme en de basale ethische standaren van het Judaisme. Zij woonden de synagoge diensten bij, hielden de sabbat en voedselwetten. Maar zij lieten zich niet besnijden. We weten niet precies hoe de Joodse leiders keken naar deze Godvrezende en of de Joodse leiders hen ook als onderdeel van de gemeenschap zagen. De missie van de eerste kerk had de meeste succes in de groep van de Godvrezende. Zij hadden hier zowel een monotheistische leer, aantrekkelijke ethische normen als ook een volledig lidmaatschap in de gemeenschap.

43
Q

According Schnelle, what does Paul see as his opponents’ primary motivation for insisting on
circumcision in Galatia?

A

In het conflict tussen Paulus en zijn joods-christelijke tegenstanders was de kwestie de betekenis van de reddende daad in Jezus Christus. Geldt het werkelijk voor alle mensen zonder voorwaarden, of wordt het bepaald door specifieke randvoorwaarden?
Bovendien, door de eis van de tegenstanders om besnijdenis, verhuisde de Thora van de periferie naar het centrum in de kerken van Klein-Azië en Griekenland. Aldus zag Paulus zichzelf gedwongen om het concept van verschillende paden in de kwestie van de wet / Torah die op de apostolische conferentie was overeengekomen, in te trekken. (Schnelle, H8, par. The Mission against Paul and the Crisis in Galatia)

44
Q

 Schnelle describes Paul in his letters as both submissive to but also critical of the Roman empire. Cite
examples of each.

A

(alle teksten HSV, blz. 263 Schnelle)
Submissive:
- Romeinen 13:1-7
1. Alle ziel zij den machten, over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God, en de
machten, die er zijn, die zijn van God geordineerd. (…)
- 1 Korinthe 10:32
Weest zonder aanstoot te geven, en den Joden, en den Grieken, en der Gemeente Gods.
- Galaten 3:28
Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij
allen zijt een in Christus Jezus.
Critical:
- Filippenzen 2:6-11, Jezus vernederde zichzelf en werd daarmee een leider en de Romeinen werden leiders door
geweld
6 Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn; 7 Maar heeft Zichzelven
vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden; (…)
- Filippenzen 3:20
Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus
Christus;

45
Q

 According to Schnelle, was Paul’s insistence on a circumcision-free Gentile mission driven by missiology
or theology? Explain.

A

In Schnelle staat het volgende: “Paul dit not conduct the mission without the requirement of circumcision
primarily on the basis of missionary strategy but as an expression of a fundamental theological position.”
(Schnelle, p. 227) Volgens Paulus waren zowel Joden als onbesneden heidenen erfgenamen van de familie van Abraham, hier heeft de wet of de besnijdenis niets mee te maken. God heeft zichzelf geopenbaard in Jezus Christus en degene die hierin geloven en gedoopt zijn participeren in deze gift van de Heilige Geest (Gal. 3:26-28). Snelle schrijft echter wel dat de wereldwijde missie van de apostel niet mogelijk was geweest als hij aan alle heidenen had gevraagd om zich te laten besnijden, maar het is vooral een theologische reden.

46
Q

 Describe the origins and development of the Caesar cult.

A

In het oude Griekenland begon al de Imperial cult. Het idee was dat de godheid zich in menselijke vorm laat zien door de overwinningen. In de 5e eeuw gebeurde het voor het eerst dat ‘divine honors’ gegeven werden aan levende heersers. Alexander de Grote is een voorbeeld, al tijdens zijn leven werd hij vereerd. De verering werd universeel bij Alexander. Bij de Ptolemeen werd de Egyptische ideologie van farao gebruikt bij de emperor cult. Bij Julius Caeser begint het in het Romeinse Rijk. Hij wordt na zijn dood vergoddelijkt. Dit gebeurt bij Augustus die dit om doet om zijn eigen regering te verzekeren. Caligula, Nero en Domitianus intensifeerde de cult om persoonlijke en politieke doelen te halen. De cult was zeer belangrijk, het beïnvloede het hele leven (tempels, standbeelden, publieke plaatsen, feesten, munten etc.).

47
Q

 Schnelle lists four factors leading to the persecution under Nero. What are they?

A
  1. De bestraffing en / of verdrijving van religieuze groeperingen was geen uitzondering, maar vond
    herhaaldelijk plaats in de geschiedenis van de vroege keizerlijke periode. Vanuit Romeins perspectief
    konden de christenen alleen worden beschouwd als een nieuwe, obscure beweging uit de joodse
    omgeving.
  2. De christenen werden kennelijk gezien als een groep die zich op flagrante manieren van de Romeinse
    traditie afwendde. De door Suetonius gerapporteerde beschuldiging van het ‘nieuwe’ bijgeloof is
    gebaseerd op de fundamentele Romeinse overtuiging dat alleen de ‘oude’ en echte Romeinse goden
    verering verdienen. Vanuit Romeins standpunt waren ze geen religio, maar eerder een superstitio, want
    het vroege christendom miste alle traditionele attributen van een oude ‘normale’ religie.
    Zo vielen de vroege Christenen al snel in een dubbel conflict: van de Romeinen en van de Joden. De
    laatstgenoemden, mensen die door de Romeinen als een “oude” en aanvaardbare religie werden
    beschouwd, moesten afstand nemen van de Christenen om hun speciale privileges niet te verliezen. Het
    is nauwelijks toevallig dat de Joden in Rome niet door Nero werden vervolgd.
  3. Nero versterkte de heersercultus en schilderde zichzelf, net als Caligula, als goddelijk af. Hij eiste
    vereerd te worden als Mars en de zonnegod. De Christenen hielden waarschijnlijk afstand van de
    caesar-cultus en werden dus beschouwd als een groep die buiten de samenleving stond.
  4. De praktijk om religieuze minderheden te straffen, de perceptie van christenen als vijanden van de
    Romeinse religieuze traditie, en de plaats van de caesar in Rome speelden een belangrijke rol in de
    brand die uitbrak op 18 juli 64 n.Chr. Het vuur woedde zes dagen en de caesar, die buiten de stad
    woonde, kwam alleen binnen toen zijn eigen paleis door vuur werd bedreigd. Dit maakte de mensen
    woedend, en het gerucht deed de ronde dat de caesar zelf, in zijn genotzucht, het vuur had aangestoken
    om de wereldhoofdstad te bouwen volgens zijn plannen. Om de uitbarstende woede van de mensen te
    doven, moest een schuldige partij worden gevonden. De Joden zouden een mogelijke groep zijn
    geweest, maar ze waren tot op zekere hoogte beschermd als een oude religie, en ze hadden twee
    krachtige voorstanders: een was Nero’s vrouw Poppaea, die Josephus een ‘Godfearer’ noemt en die in
    een of andere vorm gunstig moeten zijn geweest voor het judaïsme. Een andere pleitbezorger was de
    acteur Aliturus, die van joodse afkomst was en hoog in aanzien stond bij Nero. Twee jaar voor het
    uitbreken van de Joodse Oorlog leek het bovendien niet gepast om het conflict met het Joden aan te
    wakkeren. De voor de hand liggende oplossing was dus om de splintergroep van het jodendom, de
    christenen, verantwoordelijk te maken en hen te straffen. (Schnelle, 433-435).
48
Q

 Christian monotheism was a factor in both attracting pagans to Christianity as well as the persecution of
Christians within pagan society. Explain.

A

Het monotheistische christendom was aantrekkelijk voor heidenen omdat het redding, vrede en betekenis inhield. Daarnaast konden heidenen volledig lid worden van de kerk, in tegenstelling tot de Godvrezende in het Judaisme. Nadat de Joodse Christenen na het edict van Claudius in 49 n.Chr. werd de stap voor Romeinse staatsburgers kleiner om lid te worden van de nieuwe beweging, het christendom.
Doordat het heidense christendom groeide werd het door de Romeinse overheid waarschijnlijk als een aparte groep gezien. Er zijn 4 factoren die een rol spelen bij de vervolging van Christenen.
1. In deze tijd werden meerdere minderheden vervolgd, bijvoorbeeld ook Isis aanbidders en Druide. Misschien dat het christendom als een van de vele obscure bewegingen werd gezien en dat het daarom vervolgd werd.
2. Christenen deden niet mee aan festivals en hun religie leek in geen enkel opzicht op de traditionele religies. Zij hadden namelijk geen verering van de goden zoals hun voorouders dat deden, zij hadden geen tempels, ook geen heilige familiegebruiken, geen publieke offer momenten en geen verschillende priesters voor verschillende goden.
3. In de tijd van Nero werd de keizer cultus veel belangrijker en zag hij zichzelf echt als heilig. De christenen
deden hier niet aan mee en hielden dit op afstand.
4. Voor de brand van Rome moest een zwart schaap worden gevonden. Omdat het Jodendom wel tot een van de oude religies hoorde, waren de christenen een makkelijk doel.

49
Q

 According to Schnelle, what are the four basic characteristics of Gnosticism?

A

(1) Zowel de hoogste god als de verlosserfiguur zijn volmaakte transcendente wezens. Ze komen per definitie met niets aards in aanraking en ondergaan geen veranderingen.
(2) Als gevolg daarvan houden ze vast aan een protologisch dualisme, volgens welke, zelfs vóór het ontstaan van de wereld, er op het niveau van de godheid / godheden een scheiding optrad tussen de eerste / hogere en een tweede / lagere god (goden ), die niet de zuiverheid van de eerste autoriteit bezat. De tweede / lagere god (in de meeste gevallen de “joodse” God) verschijnt als de schepper van de aardse wereld. De goede en ware god kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de gebrekkige schepping met al zijn lijden en onrecht.
(3) Uit het negatieve begrip van de aardse wereld en haar oorsprong, komen noodzakelijkerwijs kosmologieën naar voren die de aard van de hoogste godheid, de wording / aard van de wereld / werelden in de vorm van mythen uitbeelden.
(4) Op de achtergrond van dit wereldbeeld is de ervaring van wereldvervreemding en van het verlangen om de wereld / zuivering op antropologisch niveau te overwinnen, ondersteund door het bewustzijn van het behoren tot een ‘andere’, ‘betere’ en ‘hogere’ wereld. , waarnaar men terugkeert met de hulp van de Verlosser. (Schnelle, H14, par. Basic Assumptions of Gnostic Though)

50
Q

 Schnelle lists 15 reasons for the success of early Christianity. Name four and briefly explain them.

A

(blz. 560 en verder voor alle 15 redenen)
- Greek as a world language and the good possibilities for travel in the first century advanced the expansion of Christianity.
- Het Romeinse Rijk, doordat het een redelijk geheel was qua cultuur en politiek en zonder grenzen kon er
makkelijk gereisd worden en waren er ook geen culturele grenzen.
- De zwaktes van de bestaande religies. De Grieken en Romeinen hadden het concept van missie niet en er was geen overkoepelende religie. De godsdiensten waren gebonden aan lokale en regionale culten die hun
populariteit aan het verliezen waren.
- Een goed netwerk van de huiskerken. De communicatie van de huiswerken bestond uit 5 pilaren: brieven,
reizen, collega’s, wederzijdse materiële ondersteuning en goede gastvrijheid. Dit systeem van communicatie
was nieuw en werkte erg goed.
- Monotheïsme. Monotheïstisch zijn was bijzonder in de Grieks-Romeinse wereld en trok mensen aan.
Daarnaast zorgde de grote hoeveelheid goden binnen de Grieks-Romeinse ‘religie’ voor een afname aan
aannemelijkheid. Als laatste waren mensen ook gefascineerd door Jezus van Nazareth.