Examentraining Flashcards

marketingplanning

1
Q

Noem 5 marktvormen.

A

Monopolie, homogeen oligopolie, heterogeen oligopolie, volledige mededinging, monopolistische concurrentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Marktvorm met een aanbieder en veel vragers.

A

Monopolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Marktvorm met enkele aanbieders en een homogeen goed.

A

Homogeen oligopolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Marktvorm met enkele aanbieders en een heterogeen goed.

A

Heterogeen oligopolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Marktvorm met homogene goederen en veel aanbieders, vrije toetreding en volledige transparantie

A

Volledige mededinging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem een ander woord voor concurrentie

A

Mededinging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Marktvorm met veel aanbieders en heterogene goederen

A

Monopolistische concurrentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is een goed homogeen?

A

Als alleen de prijs telt bij de aankoop beslissing bijv. eieren of melk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is er sprake van enkele aanbieders?

A

Als ze elkaar kennen en op elkaar reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bakkers, slagers en cafés opereren op de marktvorm ….

A

Monopolistische concurrentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Prijsoorlogen komen voor bij de marktvorm

A

Heterogeen oligopolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een marktleider?

A

De grootste aanbieder op de markt die prijsveranderingen begint.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt B2B in?

A

Business to business. Bedrijven leveren aan andere bedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef een voorbeeld van C2C

A

Consumer to consumer bijv. Marktplaats, Ebay

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef een voorbeeld van C2B

A

Consumer to business bijv. zelf schoenen ontwerpen bij Nike

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke vier soorten concurrentie ken je?

A

Generieke concurrentie, behoefte concurrentie, productvorm concurrentie en merkconcurrentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe noem je de concurrentie tussen een nieuwe keuken en een nieuwe auto?

A

Behoefte concurrentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe noemt men de vraag van iemand die een product voor het eerst koopt?

A

Initiële vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Iemand koopt een nieuwe tv omdat de oude versleten is. Hoe noemt men deze vraag?

A

Vervangingsvraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer is een markt verzadigd?

A

Als het grootste deel van de vraag bestaat uit vervangingsvraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is afgeleide vraag?

A

De vraag van de tussenhandel als gevolg van de vraag van consumenten bij de tussenhandel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is marktbereik?

A

Dat deel van de markt dat door de verkopers van een bepaald merk wordt bereikt (hoeveel % van de markt hebben de fietsenmakers die Gazelle verkopen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is marktspreiding?

A

Het percentage winkels dat een bepaald merk verkoopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Penetratiegraad

A

Kengetal aantal afnemers in verhouding tot marktpotentieel dat niet duurzaam goed in een periode tenminste 1 keer gekocht heeft. (Penetratiegraad van pindakaas is in 2018 34%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bezitsgraad

A

Kengetal aantal afnemers in verhouding tot potentiele afnemers dat duurzaam goed in gebruik of bezit heeft op een bepaald moment of in een periode (Bezitsgraad VR brillen in december 2018 is 14%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is generieke concurrentie?

A

Concurrentie tussen aanbieders van verschillende producten die in dezelfde behoefte voorzien bijv. hotelvakantie of kampeervakantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is productvormconcurrentie?

A

Concurrentie tussen verschillende verschijningsvormen van een product bijv. filterkoffie of koffiecups.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is merkconcurrentie?

A

Concurrentie tussen verschillende aanbieders van een product die elkaars substituten zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

20 / 80-regel

A

Ervaringsregel van Pareto die zegt dat 20% van de kanten zorgt voor 80% van de omzet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

SIVA-model

A

Model om van productgericht naar klantgericht werken te komen. solution, information, values, access.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Confrontatiematrix

A

Confrontatie interne sterkten en zwakten met externe kansen en bedreigingen

32
Q

Portfolio-analyse

A

Onderzoek naar PMC /SBU’s van een bedrijf kijkend naar marktpositie (relatief marktaandeel) en marktgroei.

33
Q

SWOT

A

Analyse van interne sterkten en zwaktes en externe kansen en bedreigingen.

34
Q

Destep-methode

A

Onderzoek omgeving kijkend naar demografische invloeden, economische -, sociaal culturele - technologische -, ecologische - en politieke invloeden

35
Q

Welke 4 mogelijkheden volgen uit de portfolio-analyse?

A

Cash-cow (ML en LG), Star (ML en HG), Problem Child (MV en HG) en Dog (MV en LG) MV = marktvolger; ML = marktleider; HG = hoge groei en LG = )

36
Q

Welke investeringsstrategieën volgen uit de portfolioanalyse?

A

Build, Harvest, Hold en Divest (BH voor de hangende delen)

37
Q

Uit welke fasen bestaat het adoptieproces

A

Proces bij consument van het doorlopen van de stadia voordat een nieuwe product uitgeprobeerd of blijvend gebruikt wordt. Bewustzijn, Belangstelling, evaluatie, proberen en adoptie.

38
Q

Welke adoptie-categorieën onderscheidt Rogers?

A

Innovators (2,5%), early adopters (13,5%), early majority (34%), late majority 34%) en laggards (16%)

39
Q

Wat is cognitieve dissonantie?

A

Twijfel over de aankoop door aanvullende (negatieve) informatie

40
Q

Wat zijn de behoeften volgens Maslow?

A

Fysiologische (=lichamelijke); veiligheid, liefde en geborgenheid, zelfrespect, zelfverwerkelijking

41
Q

Wat is een attitude?

A

Houding van iemand tegenover personen, activiteiten, producten en organisaties

42
Q

Wat is cultuur?

A

Gewoontes en gebruiken van een groep mensen of volk

43
Q

Wat is sociale / welstandsklasse?

A

Mensen ingedeeld naar status: A, B1, B@, C en D-klasse

44
Q

Wat is een referentiegroep?

A

Groep mensen die grote invloed heeft op de attitudes van iemand.

45
Q

Uit welke componenten bestaat een attitude?

A

Cognitieve (kennis), Affectieve component (gevoel, emotie) en Conatieve component (actie, koop)

46
Q

Wat is actiemarketing?

A

Marketing vooral gericht op verkrijgen van actie van de afnemer.

47
Q

Wat is direct marketing?

A

Marketing gericht op totstandkoming van duurzame, structurele en directe relatie met afnemers.

48
Q

Wat is telemarketing?

A

Telefoon wordt gebruikt ter ondersteuning van communicatie

49
Q

Wat is een DMU?

A

Ook wel: koopcentrum): Decision Making Unit: initiator, adviseur (=betaald), beïnvloeder, koper, beslisser, gebruiker, gatekeeper.

50
Q

Wat is een SBU?

A

Strategic Business Unit of PMC = product markt Combinatie. Min of meer zelfstandig opererend bedrijfsonderdeel op eigen markt.

51
Q

Wat is een USP?

A

Unique Selling Proposition: uniek verkoopargument.

52
Q

Wat betekent UPO?

A

Uitgebreid Probleem Oplossend aankoopgedrag: zakelijk aankoopgedrag waarbij een koper alle fasen van het besluitvormingsproces uitgebreid en uitvoerig doorloopt.

53
Q

Wat betekent BPO?

A

Beperkt Probleem Oplossend aankoopgedrag: zakelijk aankoopgedrag waarbij een koper niet alle fasen van het besluitvormingsproces uitgebreid en uitvoerig doorloopt.

54
Q

Wat betekent RAG?

A

Routinematig Aankoopgedrag: zakelijk aankoopgedrag waarbij een koper de fasen van het besluitvormingsproces zeer beperkt doorloopt.

55
Q

Welke concurrentiestrategieën kent Porter?

A

Kostenleiderschap, differentiatiestrategie, focusstrategie.

56
Q

Wat zijn de groeistrategieën van Ansoff?

A

Marktpenetratie (BM, BP), marktontwikkeling (BP, NM), productontwikkeling (BM, NP), diversificatie (NP, NM)

57
Q

Noem 3 segmentatiestrategieën.

A

Ongedifferentieerd (= marktaggregatie), gedifferentieerd (voor elk segment een aparte marketingmix) en geconcentreerd (=nichemarketing)

58
Q

Wat is een niche?

A

Een klein deel van de markt

59
Q

Wat is one-to many marketing?

A

individuele marketing. Één aanbieder zoekt één vrager, 1 op 1 marketing..

60
Q

Wat is many to many marketing?

A

Klanten delen ontvangen informatie weer met hun netwerk.

61
Q

Welke segmentatiecriteria onderscheidt men?

A

Geografisch, demografische, socio-economisch, psychografisch en (koop)gedragsfactoren

62
Q

Welke koopgedragsfactoren zijn er?

A

Gebruikssituatie, -status, -frequentie en mate van consumententrouw.

63
Q

Wat is operational excellence?

A

Overtuiging van een organisatie om te willen excelleren in de dienstverlening naar haar klanten. Dit betekent dat alles binnen de organisatie in één keer goed moet, op tijd is en tegen een uitstekende prijs wordt geleverd.

64
Q

Wat is co-creatie?

A

Afnemer geeft mede vorm aan de ontwikkeling en productie van een product of dienst.

65
Q

Wat is crowd-sourcing?

A

Een organisatie maakt gebruik van een grote groep voor haar onbekende mensen bij de ontwikkeling, innovatie en onderzoek. (Bedenk een nieuwe smaak chips)

66
Q

Wat is customer intimacy?

A

Strategie waarbij het gaat het om het opbouwen van een vertrouwensband met je klanten, zodat je weet wat er speelt bij je klant en je daarop kunt anticiperen (=vooruitlopen)

67
Q

Wat is mass-collaboration?

A

Een vorm van samenwerking waarbij grote aantallen mensen zelfstandig werken aan een project.

68
Q

Wat is open source?

A

De praktijk die in productie en ontwikkeling vrije toegang geeft tot de bronmaterialen (de source) van het eindproduct. Vooral bij software bijv. Linux

69
Q

Wat is de marketing funnel?

A

Proces dat een klant doorloopt ( 5 tot 8 contactmomenten) voordat er tot aankoop wordt over gegaan. Het AIDA is een model dat die stappen weergeeft. Een ander model zegt: bewustzijn, interesse, overweging, intentie (bedoeling), aankoop en evaluatie.

70
Q

Noem 3 vormen van co-creatie

A

Co-productie, crowd sourcing en mass-customazation

71
Q

Wat is event marketing?

A

Evenement organiseren of gebruiken voor promotie van merk of product.

72
Q

Wat is experience marketing?

A

Communicatie waarbij aanbieder mensen een positieve ervaring laat beleven waardoor ze het merk niet snel zullen vergeten.

73
Q

Wat is het stimulus-respons model?

A

Het model legt verband tussen de ‘prikkels’ (stimuli; meervoud van het Latijnse woord stimulus) die de zintuigen krijgen en de reactie die daarop volgt (respons). Heet ook wel black-box-model.

74
Q

Uit welke fasen bestaat het koopbeslissingsproces?

A

Er zijn verschillende indelingen in fasen. Een veel voorkomende is:
1 bewust worden van een behoefte;
2 formuleren van de gezochte nuttigheden;
3 verzamelen van informatie;
4 evalueren van alternatieven;
5 verrichten van aankoop;
6 gedrag na aankoop.

75
Q

Wat is een additionele vraag?

A

Bij gebruiksgoederen: vraag van afnemers naar een extra exemplaar van een goed bijv. een tweede stofzuiger voor op de bovenverdieping.

76
Q

Wat is handelsmarketing?

A

Marketinginspanningen gericht op de tussenhandel