Examen idioom Flashcards
1
Q
Bald… Bald
A
Nu eens… Dan weer
2
Q
Beabsichtigen
A
Van plan zijn
3
Q
Beanspruchen
A
Opeisen
4
Q
Beanstanden
A
Bezwaar maken
5
Q
Der Bedarf
A
Behoefte
6
Q
Bedauern
A
Spijt hebben
7
Q
Bedenkenlos
A
Zonder enig bezwaar
8
Q
Bedingen
A
Bepalen
9
Q
Bedingt (Bedingung)
A
Beperkt, onder voorwaarde
10
Q
Bedürfen
A
Nodig hebben
11
Q
Beeinträchtigen
A
Nadelig beïnvloeden
12
Q
Befördern
A
Bevorderen
13
Q
Befürworten
A
Pleiten voor
14
Q
Begegnen
A
Ontmoeten
15
Q
Begeisterung
A
Enthousiasme