examen 6mei Flashcards

1
Q

Correleren

A

In onderling verband staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Desintegratie

A

Samenhang verliezen en uit elkaar vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Annexeren

A

Iets overnemen, zich iets eigen maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Degusteren

A

Proeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cumulatief

A

Alle resultaten die vanaf het begin, bij elkaar zijn opgeteld, groeiend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Denigrerend

A

Neerbuigend, minachtend tegenover anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hegemonie

A

Meest macht/invloed dan anderen op vlak van politiek, handel, economie, de wetenschap,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stagneren

A

Tijdelijk tot stilstand komen te staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Domicilie

A

Officiële woonplaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Quasi

A

Vrijwel, nogal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Talmen

A

Aarzelen, treuzelen, uitstellen, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Legislatuur

A

De wetgevende macht van een land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aggregatie

A

Samenvoeging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Allocatie

A

Toewijzing, categorisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

impasse

A

Moeilijke situatie waar je niet uit raakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geëxtrapoleerd

A

Op basis van gegevens, verwachtingen uitspreken over iets waarover je geen gegevens hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Juxtapositie

A

Het naast elkaar plaatsen van zaken om daarmee een effect of contrast te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hypothetisch

A

Aangenomen, verondersteld, niet bewezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Coup

A

Machtsovername, staatsgreep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Probaat

A

Beproefd, deugdelijk

21
Q

capituleren

A

Zich overgeven

22
Q

virtuoos

A

Bedreven, technisch subliem

23
Q

Separaat

A

Gescheiden, apart

24
Q

Malafide

A

Met slechte bedoelingen, niet te vertrouwen

25
Q

Nihil

A

Niets of nul

26
Q

Lucratief

A

Winstegevend, wat veel geld opbrengt

27
Q

Deflatie

A

Aanhoudende daling van het algemeen prijsniveau in de economie.

28
Q

schaarste

A

een tekort, weinig voorraad

29
Q

Optornen tegen

A

Met moeite tegen ingaan

30
Q

audit

A

Controleonderzoek van een onderdeel van de organisatie.

31
Q

prognose

A

voorspelling van het verdere verloop

32
Q

ballast

A

Extra lading, gewicht dat eigenlijk niet essentieel is

33
Q

constatering

A

Vaststelling van een feit

34
Q

Eloquentie

A

Welsprekend

35
Q

Fluctuatie

A

Schommeling

36
Q

Delinquent

A

Misdadiger

37
Q

Differentiëren

A

Onderscheid maken

38
Q

fervent

A

Enthousiast, fanatiek, vurig

39
Q

filantropisch

A

Liefde voor de mensheid, voor andere mensen

40
Q

decaan

A

Het hoofd van een faculteit op een universiteit.

41
Q

restitutie

A

terugbetaling

42
Q

Idyllisch

A

Vreedzaam, romantisch, natuurlijk

43
Q

Pro Deo

A

Aanduiding voor diensten die gratis worden verricht.

44
Q

Paternalistisch

A

als een autoritaire vader alles van bovenaf regelend en beslissend

45
Q

counteren

A

Krachtig reageren, snelle tegenaanval doen

46
Q

Paradigma

A
  1. Model, voorbeeld
  2. Alle verbuigingen en vervoegingen van een woord samen
    De meningen en waarden die door de leden van een samenleving worden gedeeld
47
Q

Exorbitant

A

Excessief, buitensporig, overmatig

48
Q

Verdagen

A

Uitstellen tot een later tijdstip

49
Q

Accuraat

A

Nauwkeurig