Examen Flashcards

1
Q

Welke invloed heeft de grootte van de afvlakcondensator op de (rimpel)spanning?

A

Als de capaciteit van de condensator vergroot, dan wordt de rimpelspanning kleiner. Hoe groter de capaciteit is van een condensator, hoe meer energie hij kan opslaan, en dus kan hij de rimpel beter wegwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke invloed heeft de grootte van de belasting op de rimpelspanning?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de principiële werking van een zenerdiode.

A

Een zenerdiode is een diode die je ook in het inverse gebied kan gebruiken, wat je met een gewone diode niet kan doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke karakteristiek is van belang bij een zenerdiode? Waarom?

A

De sperkarakteristiek.

Omdat je de diode enkel invers gebruikt. In doorlaat gedraagt de zenerdiode zich als een gewone diode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef een andere naam voor de sperkarakteristiek van een zenerdiode!

A

De zenerkarakteristiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef de drie gebieden van een zenerkarakteristiek!

A

Kniegebied
Werkgebied
Beschadigingsgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er bij een zenerdiode in het eerste gebied, het kniegebied?

A

Dit is het gebied waarin de zenerspanning niet constant is. De stroom is kleiner dan de kniestroom, en de spanning is kleiner dan de kniespanning.

In dit gebied varieert de spanning over de zenerdiode met de aangelegde spanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er bij een zenerdiode in het tweede gebied, het werkgebied?

A

De zenerspanning is in dit gebied constant. De stroom en spanning bevinden zich tussen het kniegebied en het beschadigingsgebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er bij een zenerdiode in het derde gebied, het beschadigingsgebied?

A

Dit is het gebied waarin de zenerdiode beschadigd wordt. De stroom wordt zo groot dat het dissipatievermogen overschreden wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het voordeel van het gebruik van transistoren bij spanningsstabilisatie?

A

Dat de uitgangsspanning quasi stabiel blijft bij veranderende ingangsspanning en veranderende belasting!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het voordeel van het gebruik van IC’s bij spanningsstabilisatie?

A

De uitgangsspanning verandert eigenlijk niet bij veranderende ingangsspanning of veranderende belasting!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef het principieel gebruik van een transistor als schakelaar. Doe dit aan de hand van een voorbeeld.

A

Bij bijvoorbeeld een bewegingssensor gebeurt het schakelen van de lamp onrechtstreeks door een transistor. Door middel van weerstanden kan je het geleidingspunt van de transistor instellen die op zijn beurt een actuator of relais schakelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat bedoelen we als we zeggen: Signaal in het tijdsdomein?

A

In het tijdsdomein wordt het signaal of de grootheid in functie van de tijd gegeven. Dit kan in formulevorm of in grafiek.

De X-as geeft dus de tijd weer!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de tegenhanger van het tijdsdomein?

A

Het frequentiedomein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt het signaal weergegeven in het frequentiedomein?

A

In functie van de frequentie.

De X-as geeft dus de frequentie weer!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doet een integratorschakeling met een blokspanning?

A

Die doet deze afvlakken!

17
Q

Wanneer spreken we van een integratorschakeling?

A

Als de schakeling de aangelegde blokspanning doet afvlakken.

18
Q

Waarom wordt bij een integratorschakeling de aangelegde blokspanning afgevlakt?

A

Door het op- en ontladen van de condensator. De twee draden in de kabelboom staan capacitief met elkaar in verbinding.

19
Q

Hoe kunnen we van een integratorschakeling, een differentiatorschakeling maken?

A

Door de condensator en de weerstand van plaats te wisselen!

20
Q

Wat gebeurt er bij een differentiatorschakeling?

A

De aangelegde blokspanning laadt en ontlaadt de condensator. Deze laad- en ontlaadstroom vloeit over de weerstand en zorgt voor een wisselspanning!

21
Q

Van wat is de vorm van de wisselspanning afhankelijk bij een differentiatorschakeling?

A

De grootte van

  • de weerstand
  • de condensator
  • de frequentie
22
Q

Waarom gebruikt men in de techniek zogenaamde filterschakelingen?

A

Om bepaalde signalen van elkaar te scheiden of om stoorsignalen te verwijderen.

23
Q

Wanneer spreekt men van een laagdoorlaatfilter?

A

Als de ingangsspanning aan de uitgang niet meer meetbaar is. Dit gebeurt vooral bij hoge frequenties!

24
Q

Hoe kunnen we een laagdoorlaatfilter beschouwen?

A

Als een spanningsdeler waarvan de condensator een frequentieafhankelijke weerstand is.

25
Q

Wat gebeurt er met de condensator bij een laagdoorlaatfilter?

A

De condensator vormt bij lage frequenties een grote weerstand waardoor een groot spanningsverschil over de condensator wordt gemeten.

Bij hoge frequenties neemt de condensator-weerstand af zodat uiteindelijk de weerstand bijna rechtstreeks aan de min wordt gelegd. De uitgang komt dan op nul volt te staan.

26
Q

Als je weet hoe een laagdoorlaatfilter werkt, hoe werkt dan een hoogdoorlaatfilter?

A

Bij hoge frequenties zal de condensatorweerstand zo klein zijn dat de ingangsspanning vrijwel volledig over de weerstand komt te vallen.

Hoge frequenties worden dan doorgelaten.

27
Q

Hoe is een OPAMP opgebouwd?

A

De OPAMP heeft twee ingangen en één uitgang. De ingang met het minteken noem je de inverterende ingang. De ingang met het plusteken noemen we de niet-inverterende ingang.

28
Q

Wat betekent OPAMP?

A

Een OPAMP is een operationele versterker, operational amplifier. Het woord operationeel duidt erop dat de OPAMP operaties of bewerkingen kan uitvoeren met de signalen die aangesloten worden.

29
Q

Welke bewerkingen kan een OPAMP zoal doen?

A

Hij kan signalen optellen of aftrekken.

30
Q

Wat is een niet-inverterende versterker?

A

Bij een niet-inverterende versterker wordt het ingangssignaal versterkt en niet verschoven of geïnverteerd.

31
Q

Geef de schakeling van een niet-inverterende versterker!

A

Het ingangssignaal is nu aangesloten op de niet-inverterende ingang (fig.7). De spanning die je aan de inverterende ingang krijgt, wordt bepaald door de potentio-meterschakeling Rp/RT.

32
Q

Wat is een verschilversterker?

A

Bij een verschilversterker wordt één signaal geïnverteerd en dan opgeteld bij het andere ingangssignaal. Het resulterende signaal wordt versterkt.

33
Q

Geef de schakeling van een verschilversterker!

A

Er worden twee ingangssignalen aan de OPAMP aangesloten (fig.11), één aan de inverterende ingang en het andere aan de niet-inverterende ingang. Voor elk ingangssignaal is er een potentiometerschakeling.