Examen 2 (2024) Flashcards

1
Q

Waarden

A

Wat mensen belangrijk vinden, kwaliteiten om het goede te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Normen

A

Hoe je hoort te handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Regels/wetten

A

Concreet uitgeschreven normen binnen een samenleving of organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Deugden

A

Als iemand persoonlijke ethisch goede waarden belichaamd ,niet eenmalig maar keer op keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ondeugden

A

Een slechte gewoonte of handeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ethiek

A

Taak van de filosofie die zich bezig houdt met ik weet bezinning op het juiste handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Plichtethiek

A

Schrijft dat een mens om juist te handelen zichzelf aan de hand van de reden morele wetten zou moeten opleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gevolgenethiek

A

Afhankelijk van de gevolgen, de handeling is beter en mate de gevolgen een grotere bijdrage leveren en het algemeen, ongeacht de kwaliteit van de handeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Normatieve ethiek

A

Het op zoek gaan naar de redelijke verantwoording van normen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Descriptieve ethiek

A

Het analyseren hoe mensen effectief met elkaar omgaan, zonder oordeel te vellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Moraliteit

A

De leer van de gewoontes en de deugden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ethische dilemma’s

A

Omstandigheden waarbij niet meteen duidelijk is welke keuze de beste is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gulden regel

A

Behandel anderen zoals je zelf behandeld wil worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ethisch handelen

A

Handelen in overeenstemming met de waarden en de normen waarin wij onszelf en anderen redelijkheid gehouden achten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ethisch handelen

A

Handelen in overeenstemming met de waarden en de normen waarin wij onszelf en anderen redelijkheid gehouden achten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kwaliteit

A

Het geheel van eigenschappen en kenmerken van een product of dienst dat van belang is voor het voldoen en vastgestelde of vanzelfsprekende behoeften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Het geweten

A

Een innerlijk gevoel of besef van het juist en onjuist is, wat mensen helpt om morele keuzes te maken en hun gedrag te beoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verantwoordelijkheid

A

Het concept dat een persoon aansprakelijk is voor hun handelingen, beslissingen en de gevolgen daarvan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Vooroordelen

A

Vooringenomen oordelen of meningen over een persoon of groep, vaak gebaseerd op stereotypen en niet op feitelijke informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Rechtspraak

A

Proces waarbij juridische verschillen en zaken worden beslist door rechters en rechtbanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Rationeel rechtssysteem

A

Een juridisch stelsel dat gebaseerd is op logische en systematische principes, met als doel een eerlijke en voorspelbare toepassing van de wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Sociale ethiek

A

Wat hij bezig met morele principes en waarde die het gedrag van individuen en groepen binnen een samenleving reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Normatieve ethiek

A

Richt zich op het vaststellen van normen voor juist en onjuist gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Individualiteit

A

Verwijs naar de kenmerken en eigenschappen die een persoon uniek maken ten opzichte van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Morele aansprakelijkheid

A

De verantwoordelijkheid die een individu of een groep draagt voor hun daden, op basis van morele of ethische normen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Institutionele omgeving

A

Verwijs naar de structuur, regels, werden enorme die aanwezig zijn in organisaties, en samenlevingen

27
Q

Diciplinering

A

Het proces van het aannemen en handhaven van regels, normen en gedragingen binnen een bepaalde context

28
Q

Zelfregulering

A

Verwijs naar het vermogen van individu om een gedrag, emoties, gedachten en impulsen te besturen in overeenstemming met bepaalde waarden en normen, zelfcontrole

29
Q

Asymmetrisch observatiesysteem

A

Verwijst naar een systeem waarbij de observatiemogelijkheden, informatie of toegang tot gegevens niet gelijk zijn tussen verschillende partijen

30
Q

Surveillance

A

Verwijs naar het systematisch observeren, en registreren van mensen of gebeurtenissen, meestal met het doel informatie te verzamelen, gedrag te controleren of risico’s te beheren

31
Q

Internaliseren

A

Het proces waarbij individuen externe normen, waarden, gedragingen of overtuigingen internaliseren en deze integreren in hun eigen identiteit

32
Q

Conformiteit

A

De neiging van individu om een gedrag, attitudes, overtuigingen of normen aan te passen aan die van de meerderheid van een specifieke sociale groep

33
Q

Implicaties

A

De implicaties van conformiteit zijn breed en gevarieerd, omdat het fenomeen een diepgaande invloed heeft op individu, groepen en samenlevingen als geheel

34
Q

Privacy

A

Het recht van individu om controle te hebben over een hun persoonlijke informatie en hoe deze wordt verzameld, gebruikt, gedeeld en opgeslagen door anderen

35
Q

Zelfcensuur

A

Het proces waarbij individuen zich zichzelf beperken in wat ze zeggen, schrijven, tonen of doen uit angst voor negatieve reacties zoals sociale afwijzing

36
Q

Amoreel

A

Verwijs naar gedrag of houdingen die geen morele dementie hebben of niet voldoen aan normen van goed en kwaad

37
Q

Consolideren

A

Het proces van het combineren en versterken van iets om een sterkere, meer geïntegreerde of meer duurzame identiteit te vormen

38
Q

Immoreel

A

Gedrag of houdingen die in strijd zijn met ethische normen of waarden die als goed of juist vorm beschouwt binnen een bepaalde samenleving of cultuur

39
Q

Immoreel

A

Gedrag of houdingen die in strijd zijn met ethische normen of waarden die als goed of juist vorm beschouwt binnen een bepaalde samenleving of cultuur

40
Q

Suggereren

A

Het proces van het voorzichtig naar voor brengen van een idee, suggestie of mogelijkheid aan anderen meestal met de bedoeling om hen te beïnvloeden

41
Q

Rechtvaardigen

A

Het proces van het verdedigen, uitleggen of redeneren over de juistheid of moraliteit van een bepaalde handeling

42
Q

Controversiële middelen

A

Methode of technieken die omstreden zijn vanwege hun aard ,effecten of implicaties

43
Q

Leefregels

A

Lichtlijnen of principes die individuen of groepen helpen bij het vormgeven van hun leven, gedrag en besluitvorming

44
Q

Zelfbestuur

A

Het vermogen van individu of groepen om autonome beslissingen te nemen en hun eigen gedrag te bepalen zonder externe dwang of beïnvloeding

45
Q

Morele wetgeving van de rede

A

Een ethische benadering die gebaseerd is op de rede en het vermogen van individuen om rationeel te redeneren over wat juist een verkeerd is

46
Q

Heteronomie

A

De afhankelijkheid van de wetten of regels van anderen

47
Q

Intrinsiek

A

Iets wat inherent is aan het object zelf, onafhankelijk van externe factoren of omstandigheden

48
Q

Rechten

A

Ethische principe zijn individuen of groepen bepaalde privileges, vrijheden of bescherming verlenen en die hen het recht geven om bepaalde handelingen uit te voeren, bepaalde voorzieningen te genieten of bepaalde status te hebben

49
Q

Democratie

A

Een vorm van bestuur waarin de macht rechtstreeks of via gekozen vertegenwoordigers wordt uitgeoefend door het volk

50
Q

Dilemma

A

Een situatie waarin een persoon geconfronteerd wordt met twee of meerdere keuzes of handelingen die elk voordelen en nadelen hebben

51
Q

Vrijheid

A

Fundamenteel concept dat verwijst naar de mogelijkheid van individu om te handelen, denken of spreken zonder beperkingen of dwang van buitenaf

52
Q

Autonomie

A

Het vermogen van individuen om zelfstandig te handelen, beslissingen nemen, om hun eigen leven vorm te geven in overeenstemming met hun eigen waarden en doelen

53
Q

Het moreel goede

A

Handelingen die als ethisch juist worden beschouwd door een bepaalde ethische norm of standaard

54
Q

De plicht

A

Een morele verantwoordelijkheid of een bindend moreel gebod dat iemand heeft om een bepaalde handeling uit te voeren of te vermijden

55
Q

Categorische imperatief

A

‘Handel zo, dat de stelregel van u wilt tegelijkertijd altijd als stelregel van hun algemene wetgeving kan gelden’

56
Q

Hypothetische imperatief

A

Ethische benadering waarin de juistheid van handelingen wordt beoordeeld op basis van hun bijdragen aan het bereiken van bepaalde doelen

57
Q

Universeel

A

Verwijs naar iets dat geldig is voor alle mensen, objecten of situaties zonder uitzondering

58
Q

UVRM

A

Universele verklaring van de rechten van de mens: vormde basis voor internationale mensenrechten wetgeving

59
Q

Utilitarisme

A

Beoordeeld of een handeling goed of slecht is in de mate dat het zoveel mogelijk oplevert voor een maximaal aantal mensen

60
Q

Kwalitatief

A

Kenmerken, eigenschappen aspecten die betrekking hebben op de aard of de kwaliteit van iets

61
Q

Kwantitatief

A

Numerieke waarde van iets

62
Q

Negationisme

A

Het ontkennen of vervormen van historische feiten, met name die met betrekking tot genocides, massamoorden of andere ernstige misdaden tegen de menselijkheid

63
Q

Het panopticon

A

Het idee achter het gebouw is om een strikt professionele omgeving te creëren waarin individu constant geobserveerd kunnen worden, ze weten niet op welk moment ze worden bekeken en wanneer wel, het doel is zelfregulering en disciplinering te bereiken