Examen Flashcards

1
Q

Twee belangrijke historische evoluties

A
  • Evolutie in het mensbeeld
  • Evolutie in sociaal netwerk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Periode 1945-1970

A
  • Professionele hv op voorgrond
  • Mensen met kwetsbaarheden als mensen met problemen en tekorten
  • Focus op medische behandeling en zorg
  • Geen aandacht aan re-integratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Periode 1970-1990

A
  • Meer de visie van kansen, mogelijkheden en ontwikkelingsstimulerend
  • Gewone relaties buiten medische verbetert de gezondheid
  • Cliënten in zo normaal mogelijke omgeving
  • Beginnende ondersteuning van sociaal netwerk
  • nadruk op beperking maar ook mogelijkheden
  • Interactie speciale voorzienen maar ook gewone omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vanaf 1990 tot …

A
  • Mensen met zorgbehoeften niet meer in speciale voorziening
  • Minder klemtoon op beperking
  • Mens als volwaardig persoon
  • Doel van hv is focus op competenties en zelfstandigheid naar kwaliteit van bestaan en zelfbepaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Family naar framily

A

Vrienden die de rol van familie vervullen
- Vandaag belangrijk om zelf te kiezen waar we ons bij aansluiten
- Sociaal netwerk wordt reddingsboei
- Inzetten om mensen verbinding te laten maken met omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sociaal kapitaal info

A

Belang van gemeenschap en het groepsleven
- Verwachtingen dat anderen hun gedrag met wederkerigheid zullen beantwoorden en niet enkel handelen uit eigen belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sociaal kapitaal betekenis

A

Aanwezigheid van een samenhorigheidsgevoel binnen een groep of samenleving, waardoor elk lid zich verbonden voelt en van daaruit bereid is om de verantwoordelijkheden op te nemen om zich te richten op de gemeenschappelijke doelen van die samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Putnam sociaal kapitaal

A
  • Nadruk op maatschappelijk belang van sociaal kapitaal
  • Wanneer een samenleving over veel sociale netwerken beschikt
  • Resultaat: een positief maatschappelijk effect in de betekenis van sociale cohesie (=samenhang)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 elementen sociaal kapitaal

A

Vertrouwen: Tegen je directe omgeving
Gedeelde normen: samenwerken gaat vlotter
Netwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Problemen sociale netwerken

A
  • Geen ruimte voor eigen ambitie
  • Dwingende groepsnormen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Samenvatten wanneer sociaal kapitaal

A

Wanneer mensen een positief effect ervaren van de betrokkenheid in een sociaal netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bonding

A

Zich verbinden, hechten.
- Relaties tussen mensen die elkaar heel goed kennen
- Gelijkaardige achtergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bridging

A
  • Brug overslaan, overbruggen
  • Met andere sociale achtergronden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Krachten van sociale netwerken

A
  • Aard en hoeveelheid
  • Bridging
    Als OB: versterken, benutten, uitbreiden, creëren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Strong ties

A

Gezonde, wederkerige en duurzame interpersoonlijke relaties met sterke verbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Weak ties

A

Verwaterde contacten
Zwakkere sociale contacten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sociaal netwerk volgens Hendrix

A

Een groepering van mensen met wie een persoon min of meer duurzame banden onderhoudt voor de vervulling van noodzakelijke levensbehoeften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Baars Sociaal netwerk

A
  • Sociaal netwerk draagt bij aan welzijn van mensen. - Mensen hebben elementaire behoeften om ergens bij te horen
  • Identiteit en zelfrespect is belangrijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Omgeving

A

Volledige verzameling van alle fysieke en sociale omstandigheden waar een persoon zich bevindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Context

A

Fysiek en sociale deel van omgeving die een invloed uitoefent op de cliënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Netwerk

A

Sociale deel van de context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Vitaal netwerk

A

Een doordachte en samengebrachte verzameling van mensen die actief en effectief samenwerken om elkaars haalbare doelen te bereiken. Er zijn wederkerige contacten en er is begrip.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Vier basisbehoeften bij vitaal netwerk

A
  • Affectieve behoeften
  • Behoefte aan aansluiting
  • Behoefte aan stabiliteit en sociale zekerheid
  • Behoefte aan materiële en instrumentele middelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Structuur van een netwerk

A
  • Omvang van netwerk (aantal leden)
  • Bereikbaarheid van netwerkleden
  • Gevarieerdheid of diversiteit
  • Mate van contact
  • Inhoud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Heterogene groep wanneer…

A
  • Veel onderlinge, intensieve contacten
  • Relatie wederkerig
    Dan een sterk en vitaal sociaal netwerk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Uitdaging van OB

A

Netwerk verstevigen met bonding of bridging
Weten hoe ze de relaties beleven
actief inzetten op toekomst en doelgericht verbinden met streving naar zelfregie en oog op kwaliteit van bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Visuele gesprekstechnieken voordelen

A
  • Eye opener
  • Grotere betrokkenheid en bereidheid
  • Confronterend
  • Weak ties in beeld brengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Doel van een analyse

A
  • Wanneer sociale integratie verstoord is
  • Persoonlijke omstandigheden van client verbeteren
  • Terug aansluiting voelen en ervaren met samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Doel netwerkversteviging (radio)

A
  • Reanimeren
  • Activeren
  • Deblokkeren
  • Intensiveren: versterken
  • Onderhouden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Doel netwerkuitbreiding

A

Nieuwe contacten leggen
Door hulp van vrijwilliger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Fasen in sociaal netwerkmethodiek

A
  1. Inventariseren van het sociaal netwerk
  2. Analyseren van het sociaal netwerk
  3. Opzetten van doelstellingen in het handelingsplan
  4. Uitvoeren van de doelstelling
  5. Evalueren van de resultaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Inventarissen

A
  • Systematische wijze het sociaal netwerk in beeld brengen
  • van situatie tot situatie en client tot client
  • 3 technieken: genogram, ecogram, cirkel Lensink
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Analyseren van netwerk

A
  • Balans over tevredenheid bestaand netwerk
  • Kan confronterend zijn
  • Grond houding O.B.
  • Welke wensen heeft de client
  • Sociale media als infobron
  • Perspectief van client
  • Toekomstgericht
  • Zicht op hulpbronnen en uitdagingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Opstellen van doelstelling in handelingsplan

A
  • Smart doelen opstellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Uitvoeren van doelstelling

A
  • Afhankelijk van doel acties opgezet
  • Herstellen van oude vriendschaprelaties
  • Client tempo, zelfvertrouwen en motivatie
  • Client kijkt welke manier wanneer en wie contact
  • Vallen en opstaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Tussentijds en evaluatie

A
  • Bijsturing nodig
  • Terugblik op proces
    Wat is er veranderd in je situatie en hoe kijk je hiernaar?
    Wat neem je mee uit het doorgelopen proces?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Aantal specifieke aandachtspunten

A

Uitdagingen
- Client stelt zich kwetsbaar op
- Bang om nieuwe contacten te leggen
- Ervan uitgaan dat andere initiatief nemen
- Idealiseert onlogische dingen
- Praktische belemmering optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Genogram

A

Gebruik van symbolen
Gesprek over genogram
- Ontdekkingstocht
- Bewustwording
- Overzicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Ecogram

A
  • Omvang en kwaliteit van het netwerk
  • Nabijheid
  • Client beslist wie erin zit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Lensink

A
  • Verschillende cirkels
  • Intimi, vrienden, bekenden, diensten
  • Familie, client contacten, professionals, samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Netwerkstrategie

A
  • Een werkmethode
  • Visie op netwerkgericht met client
  • Client en netwerk centraal
  • Zelf keuzes maken
  • Gelijkwaardigheid met client
  • OB is procesbewaarder
  • Verschillende fasen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Stappen netwerkstrategie

A

1 Netwerkkompas
2 Netwerkberaad
3 Actieteam

43
Q

Stap 1 Netwerkkompas

A
44
Q

Stap 2 Netwerkberaad

A
  • Client maakt plan met belangrijke mensen
    1. Infofase: client legt zijn vragen voor en sociaal netwerk geeft info
    2. Privétijd: professionals verlaten bijeenkomst
    3. Presentatie plan: Verduidelijking, wanneer iedereen akkoord gaat stelt actieteam samen
45
Q

Stap 3 Actieteam

A
  • Uitvoering van opgemaakte plan
  • Bespreekt voortgang
  • Actieteam in plaats van professionele overleggen
46
Q

Meerwaarde werkmethode sociale netwerkstrategieën

A
  • Eigenaarschap en verantwoordelijkheden
  • Meer welbevinden en enthousiasme
  • Vermindert afhankelijkheid en zelfregie
  • Context kunnen zorgen delen
47
Q

Mantelzorg

A
  • Regelmatige basis zorgt voor iemand met een ziekte, handicap, mentale of psychische problemen met extra zorg
  • Alle zorg die mensen aan elkaar geven op basis vanzelfsprekendheid en bereidheid tot wederkerigheid
48
Q

Vier rollen mantelzorg

A
  • Zorgverlener: alledaagse leven van cliënt
  • Co-diagnosticus: Alert voor signalen en functioneren
  • Crisismanager: bij moeilijke situaties
  • Belangenbehartiger: rechten van de groep
49
Q

Mantelzorgstatuut

A
  • Officiële erkenning
  • Voordelen en ondersteuningsmogelijkheden
50
Q

Zorgzwaarte

A

Mate waarin de mantelzorg voor verzorgende persoon doorweegt
(Erg verschillend)

51
Q

Factoren die invloed hebben op zorgzwaarte

A
  • Keuzevrijheid
  • Vraagverlegenheid
  • Gevoel altijd beschikbaarheid
  • Onvoorspelbaarheid ziektebeeld/ toename
  • Persoonlijkheid/copingstijl
  • Fysieke en mentale gezondheidsklachten
52
Q

Mantelzorg ondersteunen door

A
  • Psycho-educatie en coaching
  • Respijtzorg
  • Geluksgericht werken
53
Q

Psycho-educatie en coaching bij mantelzorg

A
  • Informeren over ziektebeeld
  • Impact mantelzorg
  • Stressregulatie coachen
  • Mogelijkheid om zorg helpen dragen informeren
  • Lotgenoten
  • Ondersteuning overheid
54
Q

Respijtzorg bij mantelzorg

A
  • Zorginitiatieven die mogelijk bieden op zorg even over te nemen
  • Kan georganiseerd door cliënt
  • Gezinsgerichte zorginitiatieven
  • Zorg aan huis
55
Q

Geluksgericht werken bij mantelzorg

A
  • Benader mantelzorger als individu, los van client
  • Mantelscan: krachten en risico’s (risicobelasting inschatten)
  • Mantelzorgen problemen met hulp vragen
  • Geluksroute: zijn of haar passie volgen
56
Q

Weerstand als feedback

A
  • Achterhalen en begrijpen wat weerstand veroorzaakt
  • Zicht op gevoelens, gedachten en motieven
57
Q

Aan de slag met weerstand

A
  • Empathisch
  • Geef erkenning
  • Geef tijd en ruimte
  • Investeer in hulpverleningsrelatie
  • Verken situatie verder
  • Oplossingsgerichte vragen
58
Q

Er is geen netwerk?

A
  • Bijna altijd wel iemand
  • Onderscheid tussen bereidheid om mee na te denken en bereidheid iets te doen
  • Denken is soms al voldoende
  • Niet forceren
  • Inzetten op installeren van nieuwe netwerken
59
Q

(V)echtscheiding

A
  • Langdurig en vaak intense strijd tussen twee contexten
  • Hoge spanning
  • Vertekende waarneming (die doet alles slecht)
  • Kinderen dreigen speelbal
  • Doel een verandering in systeem niet persoon
60
Q

Parallel ouderschap

A
  • Muur tussen partners
  • Investeren ouder-kind relatie
61
Q

Doelen parallel ouderschap

A
  • Muur tussen ouders
  • kind-ouder relatie
  • Eigen ouderschap
  • Belang kind
  • Andere ouder aanvaarden als ouder
62
Q

Rol netwerk (v)echtscheiding

A

Kijken wie steunend is voor de ouders

63
Q

Houding OB (v)echtscheiding

A
  • Stop elke uitspraak van (ex)partner
  • Ga niet in op inhoudelijke over andere ouder
  • Wees zacht voor leed en pijn van ouder
  • Parallel ouderschap visueel tekenen
  • Transparant en duidelijk
  • Duo-trajecten
  • Zelfzorg OB
64
Q

Onveilige netwerken scheiding

A
  • Dit proces bij client durven laten
  • Respecteren wanneer ze netwerk willen behouden
  • Transparant zijn
  • Toezicht op veiligheid
  • Aanklampend werken, volg situatie op
  • Inzetten op krachten
65
Q

LUS

A

VZW stimuleert verbondenheid tussen mensen

66
Q

Lus stimuleert

A

Niet overnemen
informeel netwerk, door client gekozen

67
Q

Betekenisvol leven

A
  • Samen beter en beter samen
  • Samen leven
  • Samen sterker
  • Samen maar toch zelf
68
Q

Samen beter en beter samen

A

Mensen rondom je nodig om te delen, beleven, achterban, supporter
- Goed omringd zijn

69
Q

Samen leven

A

Plek in de samenleving waar je jezelf mag zijn

70
Q

Samen sterker

A

Kans om capaciteiten en talenten te ontwikkelen

71
Q

Samen maar toch zelf

A

Touwtjes in handen over je leven

72
Q

Structurele kenmerken van een netwerk

A
  • Uniek
  • Dynamisch
  • Grootte
  • Variatie
  • Dichtheid
  • Bereikbaarheid
73
Q

Functie van een netwerk

A
  • Affectieve behoeften
  • Behoefte aan aansluiting
  • Behoefte aan stabiliteit en sociale zekerheid
  • Behoefte aan materiële en instrumentele middelen
74
Q

Drie uitgangspunten LUS

A
  1. Een goed leven
  2. Krachten en talenten
  3. Samen
75
Q

Concreet lus-groep

A
  • Client aan roer
  • Client kiest deelnemers
  • Komt regelmatig samen
  • Luistert naar elkaar
  • Samen nadenken en plannen
  • Vanuit vertrouwen en gelijkwaardigheid
  • Vrijwilliger als steun
76
Q

Goed om te weten LUS

A
  • Voor iedereen
  • Gratis
  • Geen wachtrijen
  • Expertise in verbinding
77
Q

Projecten LUS

A

BurgersAanZet

78
Q

Link groepen

A

5-8 die elkaar niet kennen
- Leren elkaar kennen
- Activiteiten

79
Q

Lus groepen

A
  • Gesprek
  • Rond 1 client die onderwerp kiest
80
Q

Vrijwilligerswerk 8 Stappenplan

A

Starten
Visieontwikkeling
Werven en selecteren
Onthalen
Begeleiden
Motiveren en waarderen
Sturen en bijsturen
Uitwuiven

81
Q

VW Visieontwikkeling

A
  • Bewuste keuze
  • Geen gratis wondermiddel
  • Nood aan visie
  • Zorg voor duidelijkheid
  • Heldere kijk
  • Kijk vooruit
  • Richtvragen
82
Q

Richtvragen visieontwikkeling

A
  • Hebben de vrijwilligers een meerwaarde
  • Wat moet het resultaat zijn?
  • Welke taken?
  • Is er voldoende draagvlak
83
Q

Werven van vrijwilligers

A
  • Bezit eer je begint
  • Must haves en nice to have
  • Geen staatsexamen
  • Niet simpel ‘vrijwilligers gezocht’
  • Omschrijf wie je zoekt
  • Call to action
  • Mediamix
84
Q

Selecteren van vrijwilligers

A
  • Tegennatuurlijk?
  • Selecteren breder interpreteren
  • Meerdere kandidaten?
  • Je kunt niet niet selecteren
  • Vertel waarom je selecteert
  • Ook vrijwilliger selecteert
85
Q

Wat als meerdere kandidaten VW?

A
  1. Specifieke vacature
  2. Bespreek de profielen die nodig zijn
  3. Wijk af en brede visie
  4. Je geeft praktisch iedereen een plaats
86
Q

Onthalen van vrijwilligers

A
  • Warm welkom
  • Doseren is een kunst
  • Welkomstmap
  • Iedereen mee
  • Contactpersoon
  • Duidelijke afspraken
  • Blijf onthalen
  • Goede afspraken
87
Q

Begeleiden van vrijwilligers

A
  • Begeleiden stopt nooit
  • Goed zicht op taak van vrijwilligers
  • 3 methoden om aan de start te gaan
  • Inloopperiode
  • Neem vrijwilligers mee in uw organisaties
  • Vorming, training en opleiding
  • Begeleiding stopt nooit
88
Q

3 methode van start met vrijwilliger

A
  1. Plonsmethode: erin gesmeten
  2. Mootjesmethode: krijgt deeltaken, langzaam opbouwend
  3. Meter/peter methode:
89
Q

Motiveren van vrijwilligers

A
  • Waarden start bij het begin
  • Herkenning en erkenning
  • Waarden en belonen
  • Hou zicht op tevredenheid
  • Maak het verschil
90
Q

Afscheid nemen van vrijwilliger

A
  • Elk engagement kan eindigen
  • Danken en leren
  • Afscheid hoeft niet definitief
  • Exitgesprek
  • Duid geen schuldige aan
  • Afronding: vergeet de wet niet
91
Q

Tot slot Vrijwilligers

A

Voornaamste reden om als vrijwilliger aan de slag te gaan is ervoor gevraagd worden en eerste reden om te stoppen is te weinig waardering

92
Q

Begin netwerkgericht werken

A
  • Zorg zoveel mogelijk geïntegreerd
  • Meer engagement
  • De-institutionalisering = vermaatschappelijken
93
Q

Exclusie of uitsluiting

A

Hoort er niet bij omwille van een specifieke kwetsbaarheid, beperking

94
Q

Segregatie

A

Personen leven gescheiden van de rest van de bevolking omwille van een gemeenschappelijk kenmerk.
Bv fysieke beperking, etniciteit, psychische, …

95
Q

Integratie

A

Drempels die client tegenkomt moet die zelf oplossen

96
Q

Inclusie

A

Geen onderscheid

97
Q

Rol professional in inclusieproces

A
  • Oog voor drempels
  • Geen natuurlijk proces
  • Buurtprojecten mee ontwikkelen
  • Nieuwe ontmoetingsplek
98
Q

Kwartier maken/ buurtvervlechting

A

Doel mensen te laten participeren aan maatschappelijke leven
- Gemeenschappelijke activiteiten
- Vlaamse overheid verplicht stimuleren hiervan

99
Q

Doelen kwartiermaken

A
  • Verhogen kwaliteit van leven
  • Versterken sociaal kapitaal
100
Q

Uitgangspunten kwartiermaken (3)

A
  • Erkenning
  • Gastvrijheid
  • Opschorting bepaalde gewoontes
101
Q

Aanpak kwartiermaken

A

Projectmatig, procesmatig en participatief

102
Q

Kenmerken handelingstheorie kwartiermaken (8)

A
  • Iemand aangesteld tot projectaanjager, neemt initiatief, goed netwerken, gastvrijheid,…
  • In kaart brengen van wensen en behoeften
  • Draagvlak (lokaal bestuur, ondersteuners van cliënten, woonzorgcentra)
  • Concrete activiteiten
  • Krachtgericht werken
  • Nivea
  • Samenwerkingsband
  • Uiteenlopende werkvormen
103
Q

NIVEA

A

Niet Invullen Voor Een Ander