Examen 1. Stadsgeografie Flashcards

1
Q

Hoe zag een stad in de oudheid/middeleeuwen eruit

A
  • ommuurd en klein

* burcht, kerk, markten , huizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom waren de nieuwe steden aan een waterloop/handelsweg in de oudheid/ME

A
  • handel
  • veiligheid (militair, brand)
  • was en plas (riolering)
  • dichtbij landbouw (voedsel)
  • transport
  • tol innen ( extra inkomen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg de uitbreiding in de 19eeuw uit

A
  • oorzaak –> Industriële revolutie –> urbanisatie
  • fabrieken werden in/nabij de stad gebouwd
  • arbeiderswijken en beluiken namen toe
  • aantal herenhuizen(rijke burgerij) namen toe
  • meerdere stationswijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom kwamen er meer en meer arbeiderswijken en beluiken en hoe was het daar

A
  • lange werkdagen
  • geen vervoer
  • huisjes waren eigendom van de fabriekseigenaar (meer inkomst voor hem)
  • heel onhygiënisch en armoedig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de oorzaak van de grote uitbreiding in begin 20ste eeuw

A

Suburbanisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe zag de grote uitbreiding in de 20ste eeuw eruit

A
  • verbetering van de levensomstandigheden
  • toename van woon- , villa- en sociale wijken (dikwijls alleenstaande woningen + tuin)
  • ontstaan van rurbanisatiezone
  • koopcentra langs invalswegen naar de stad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat waren de verbeteringen van de levensomstandigheden begin 20ste eeuw

A
  • kortere werkdagen
  • meer welvaart (eigen huis,fiets,auto..)
  • openbaar vervoer
  • verlangen naar gezonder leefmilieu
  • kindvriendelijker leefmilieu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar en waarom vestigden sites zich waar ze zich gevestigd hebben

A
  • gemakkelijk om te verdedigen
  • commercieel gunstige plaats
  • meer door de mens bepaald –> bedevaartsoorden
  • gegroeid uit de samenhang v/ mens en natuur –> kuuroorden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe was een stad in begin 19e eeuw

A

• scherpe begrenzing (omwalling) –> innen van tol
• industriële revolutie -> bebouwing binnen de stadskern
–> alle open ruimtes werden vol gebouwd
• meergezinshuizen gingen in de hoogte bouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe was een stad de 2e helft van de 19e eeuw

A
  • de bevolking groeit ook aan de stadsrand
  • door openbaar vervoer die wordt ingevoerd en goedkoper wordt stijgt de bevolking in nabije dorpen
  • spoorwegstations aan stadsrand -> stationswijken
  • tuin- en villawijken –> meer groen –> van rijwoning naar half- en volledig open bebouwing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe was een stad na wo2

A
  • stedelijk geheel groeit weer uit elkaar
  • meer torenflats, meer woonkernen
  • suburbanisatie –> kantoren en winkels komen in de plaats van de krotten waar vroeger gezinnen woonden
  • fabrieken gaan naar industriegebieden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat was het probleem met het ruimteconflict

A
  • de binnenstad heeft meer ruimte nodig voor kantoren/winkels en huizen
  • landbouwgronden werden onteigend voor 1gezinswoningen met tuin , voor wegen,industrie- en recreatieterreinen
  • in forenzenwoonzone is er veel werkgelegenheid
  • platteland verstedelijkt door aanleg van verkavelingen en nieuwe wegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een stad

A
  • het centrum voor eigen bevolking en zijn omgeving
  • courante goederen –> dichtbij huis
  • minder courante goederen –> grotere afstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verklaar: concubatie

A
  • Grote stad + grote stad

* samensmelting van 2grote steden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verklaar: megapolis

A
  • megastad

* Concubatie + concubatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ziet een stad eruit

A
  • stadskern
  • wijken
  • stadsrand
  • balieu
  • forenzen
17
Q

Verklaar: plattelandsvlucht

A

Massaal verhuis van platteland naar stad

18
Q

verklaar: urbanisatie

A

Plattelandsvlucht

19
Q

Verklaar: Rurbanisatiezone

A

Platteland verstedelijkt door de vage grens tussen stad en platteland

20
Q

Verklaar: forenzen

A

Het heen en weer reizen van huis naar werk

21
Q

Verklaar: Tuinwijken

A

Stedenbouwkundige aanleg waarbij woonaangeledigheden gelegen zijn buiten de grote verkeerswegen en omgeven zijn door groen

22
Q

Verklaar: Functioneel gezoneerde stad

A

Het proces van dichter bevolkt en bebouwd worden

23
Q

Verklaar: megastad

A

Een stad met meer dan 10milj inwoners (meeste in Azië)

24
Q

Verklaar: suburbanisatie

A

Stadsvlucht –> van stad naar platteland

25
Q

Verklaar: site

A

Plaats waar de eerste nederzetting van een stad gevestigd was

26
Q

Verklaar: stadsinbreiding

A

Woonfunctie van de kernstad herstellen

27
Q

Verklaar: stadsrenovatie

A

Stad vernieuwen door krotten te herstellen, winkelstraten verkeersvrij te maken, restauraties en groenvoorzieningen

28
Q

Verklaar: banlieu

A

Het gebied direct grenzend aan de centrale stad bestaande uit buitenwijken en deelgemeenten

29
Q

Verklaar: verzorgingsgebied of invloedsfeer

A

Het gebied dat door de stad met goederen of diensten bediend wordt

30
Q

Verklaar: lintbebouwing

A

Huizen die in een enkele rij naast elkaar staan (vb. Aan een kanaal)

31
Q

Verklaar: sociaal heterogene groepen

A

Groepen die gevormd zijn op grond van hun sociale verschillen

32
Q

Verklaar: agglomeratie

A

Centrale stad met de eraan vastgegroeide randgemeente of voorsteden

33
Q

Verklaar: gefederaliseerd België

A

België wordt tot een federale staat gevormd

34
Q

Verklaar: coherentie

A
  • samenhang

* een beleid in ruimtelijke ordening dat rekening houdt met de context en omgeving waarin gebieden zich bevinden

35
Q

Verklaar: biodiversiteit

A

De graag van verscheidenheid aan levensvormen binnen een gegeven ecosysteem, biotoop of planeet

36
Q

Verklaar: verkaveling

A

De manier waarop land in stukken is verdeeld. Bij ons liggen de nieuwe verkavelingen niet vaak bij bestaande stads/dorpskernen maar verspreid in de omgevende landbouwgebieden

37
Q

Verklaar: RSV

A
  • Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen
  • steden moeten aantrekkelijk zijn om te wonen/werken/winkelen. Maar moet ook een goed bewaarde open ruimte hebben voor de natuur
38
Q

Verklaar: Binnengebieden uitpitten

A
  • Binnengebieden –> zone midden in een bouwblok in de stad, vaak volgebouwd met constructies (bv. garages)
  • het uitputten van binnengebieden is de constructies terug afbreken en ze vrijmaken voor de stad aantrekkelijker te maken, nieuwe wijken te bouwen of voor meer groen