Exam 9 Flashcards

1
Q

Welkom

U gaat het examen Spreekvaardigheid maken. Het examen heeft twee onderdelen:

  1. Antwoord geven
  2. Zinnen afmaken

U mag 30 minuten over het examen doen. Veel succes!

Te amo❤️

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onderdeel 1 - antwoord geven

U kijkt zo naar tien video’s. Een man of vrouw vraagt iets in elke video. U moet antwoord geven.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

1

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

2

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

4

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

5

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

6

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

7

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

8

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

9

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

10

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Einde onderdeel 1

U bent klaar met onderdeel 1
Wilt u nog terug naar de vragen? Klik dan op de nummers van de vragen.

Onderdeel 2 - Zinnen afmaken

U hoort en leest zo twaalf zinnen. De zinnen zijn nog niet af. U moet de zinnen afmaken.

Klik op volgende om te beginnen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

1 Maja maakt soep. De soep is…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2 Mira heeft zin in koffie. Ze drinkt koffie met…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 Esra is ziek. Ze vindt dat…

A
17
Q

4 Het is slecht weer. Gaan we met de…?

A
18
Q

5 Alice werkt in een ziekenhuis. Zij is daar…

A
19
Q

6 Jack koopt tomaten. Hij koopt ook…

A
20
Q

7 Iwan wil gezond zijn. Hij drinkt geen…

A
21
Q

8 Maria kan goed koken. Ze kookt meestal…

A
22
Q

9 Jamila maakt kleding. Die kleding is voor…

A
23
Q

10 Jie is op de markt. Hij ziet…

A
24
Q

11 Omar koopt vis. Hij koopt ook…

A
25
Q

12 Simon bouwt een huis. Het huis wordt..

A
26
Q

Einde examen

U bent klaar met het examen.
Wilt u nog terug naar de vragen? Klik dan op de nummers van de vragen.

Klik op stop om het examen af te sluiten

A