Eurydice's reactie Flashcards
quis? quis? quid?
wie? wat?
inquit
hij/zij zegt
hij/zij zei
miser
misera, miserum
ongelukkig
tantus
tanta, tantum
zo groot, zoveel
furor
furoris (ml)
razernij, waanzin
iterum
(bijwoord)
opnieuw, nog een keer
crudelis
crudelis, crudele
wreed
fatum
fati
lot, noodlot
vocare
voco, vocavi, vocatum
roepen
condere
condo, condidi, conditum
stichten, opbergen (hier:sluiten)
lumen
luminis
licht
somnus
somni
slaap
valere
valeo, valui, -
sterk zijn, gezond zijn, in staat zijn
ingens
ingens, ingens, (genitief: ingentis)
reusachtig, onmetelijk
circumdare
circumdo, circumdedi, circumdatum
omgeven
tendere
tendo, tetendi, tentum/tensum
spannen, streven naar, gaan naar, uistrekken
palma
palmae
hand, palmtak
oculus
oculi
oog
subito
(bijwoord)
plots, plotseling
aura
aurae
briesje, adem, lucht
tenuis
tenuis, tenue
dun, fijn, tenger
diversus
diversa, diversum
uiteenlopend, verschillend
nequiquam
(bijwoord)
tevergeefs
umbra
umbrae
de schaduw