étape 1&2 Flashcards
een onthaal
Un accueil
een voedingsmiddel
Un aliment
een voeding
Une alimentation
een bokaal
Un bocal (pl. : des bocaux)
een kok, een kokkin
Un cuisinier, une cuisinière
een snoepje
Une fraindise
een ingrediënt
Un ingrédient
een boodschappenlijst
Une liste de courses
een stuk
Un morceau
een deeg
Une pâte
een gerecht, schotel
Un plat
een melkproduct
Un produit laitier
de versafdeling
Le rayon frais
een recept
Une recette
een specialiteit
Une spécialité
een frisdrank
Une boisson fraiche
de kabeljauw
Le cabillaud
een blikje
Une canette
een kers
Une cerise
een garnaal
Une crevette
het bruiswater
l’eau gazeuse
het plat water
l’eau non gazeuse
een vanille-ijs(je)
Une glace à la vanille
een boon
Un haricot
de olie
l’huile
een krop sla
Une laitue
een ui
Un ognon
een prei
Un poireau
een zalm
Un saumon
een appeltaart
Une tarte aux pommes
bekend, beroemd
Célèbre
dol op lekker eten, gulzig
Gourmand, gourmande
dagelijks
Qoutidien, qoutidienne
bestaan uit, samengesteld zijn uit
Se composer de
verbruiken, consumeren
Consummer
ontwikkelen
Développer