ESBI her Flashcards

1
Q

Wat is innovatie

A

Het succesvol gecreerde waarde van ontwikkelde oplossingen voor nieuwe of bestaande behoeftes die geïmplementeerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is innovatie een gevaar voor bedrijven

A

als een organisatie hun producten en diensten niet verbeterd dan kan hun marktaandeel worden overgenomen door een bedrijf die dat wel doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is innovatie noodzakelijk?

A

innovatie is nodig voor overleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de fases van organizational life cycle

A
  1. Start up
  2. Growth
  3. Plateauing
  4. Renewal of decline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wie komt voor in roger bell curve

A
  1. Innovators 2.5%
  2. Early adopters 13.5%
  3. Early majority 34%
  4. Late majority 34
  5. Laggards 16%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaraan denken ondernemers voordat ze innoveren

A
  1. Financiële winst/verlies
  2. Sociale winst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarover gaat innovatie

A
  1. Het identificeren/creëren van kansen
  2. Nieuwe manieren van een bestaande markt bedienen
  3. Nieuwe markten groeien
  4. Het overwegen van diensten
  5. Het bedienen van sociale behoeften
  6. Het verbeteren van bestaande operaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een R&D

A

Organisatie gefocusseerd op Research&Development

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is creative destruction

A

Een continu cyclus van nieuwe industrieën die oude industrieën vervangen die dient als fundenmentele driver voor innovatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is een intrapreneur

A

Iemand die entrepreneule kenmerken heeft(innovative,risk taking) maar die wert volgens een structuur en recourses van een werkgever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is positie innovatie

A

Veranderingen in de context waarin producten/diensten worden geïntroduceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de 4 dimensies van innovatie

A
  1. Product innovaties
  2. Procesinnovatie
  3. Positie innovatie
  4. Paradigma innovatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is paradigma innovatie

A

verandering in de onderliggende mentale modellen die formuleren wat de organisatie doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is procesinnovatie

A

veranderingen in de manier waarop producten worden gecreeerd en geleverd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is radicale innovatie

A

Innovatie die aanzienlijk impact heeft op een markt en economische activiteit van bedrijven op die markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Incrementele innovatie

A

Innovatie op een al bestaand product/service etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Niveaus van innovatie

A
  1. Systeem niveau
  2. Component niveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Succesvolle vernieuwers doen wat

A
  1. Ontdek en begrijp verschillende
    4 dimensies van innovatie
  2. Innovatie strategie
  3. Beheer innovatie als proces
  4. In staat te zijn innovatietruc te herhalen( bouwcapaciteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is process model voor innovatie

A
  1. Ondernemersdoelen en context
  2. De kans herkennen
  3. Het vinden van middelen
  4. Venture ontwikkeling
  5. Waarde creëren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kenmerken ondernemers doelen en context

A

-wie innoveert en welk doel is gehaald?
-binnen welke organisatie?
-binnen welke markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kenmerken kans herkennen

A

Heeft te maken met welke innovatie triggers? Nieuwe tech/veranderde mart/nieuwe behoeftes/veranderde regelgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kenmerken finding recources

A
  • brug bouwen tussen mensen/kennis en partners en geld
  • brug bouwen tussen research resources en commercialization resources
  • valley of death
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

kenmerken venture ontwikkeling

A

toetsen van aannames over tech, product en markt
- prototyping
- clinical trials
- tech readiness level (TRL)
- wanneer stoppen/doorgaan met ontwikkeling
- stage-gate process

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kenmerken waarde creëren

A

-opschalen van de organisatie achter de innovatie
-bescherming van eigendom
-leren van ervaringen
-voorsprong behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de echte vaardigheid in innovatie management

A

innovatie truc herhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Belangrijke stappen innovatie strategie

A
  1. Strategische analyse: wat kunnen we doen?
  2. Strategische selectie: wat gaan we doen en waarom?
  3. Strategische implementatie: hoe gaan we dit doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe selecteer je een strategische innovatie

A

Beantwoord:
1. Wat is het algemene bedrijfsstrategie
2. Weten we iets over de richting die we willen gaan-is het voortbouwen op iets wat we hebben enige bevoegdheid of is er toegang tot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is causation

A

Een idee bedenken en dan middelen bij elkaar halen om het idee dmv het innovatie process om te zetten in innovatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat effectuation

A

naar je beschikbare middelen kijken om ideeen te vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn kenmerken van tech push

A

-eigenschappen zijn zelf te bedenken
-specificeren door ontwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Kenmerken demand pull

A
  • eigenschappen zijn moeilijk te bedenken
  • specificeren door observatie en interactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is een waarde propositie

A

een beschrijving van product/dienst uitgedrukt in de meest waardevolle en onderscheidende elementen in de ogen van de klant. Die kunnen worden uitgedrukt in pain relievers of gain creators

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is een pain reliever

A

Een oplossing voor een probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Gain creator

A

Extra positief voordeel van een product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

stages of stage-gate process

A
  1. Innovation assessment
  2. Research&development
  3. Proof of concept&prototyping
  4. Initial deployment with customers
  5. Product launch
    Tussen elke stage een gate(keuze moment )
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is STEEPLED analyze

A

-Social: culturele factoren,opinie,opleidingsniveau
-Technological: R&D activiteiten,TRL,productie capaciteit
- Ethical
-Environmental: carbon footprint
-Political
-Legal
-Economical: inflatie groei etc
-Demographical: leeftijdsopbouw,genderverdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Waarvoor is STEEPLED analyze

A

analyze voor onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Noem de 4 perspectieven van ondernemerschap

A
  1. Process van ondernemen
  2. Actor van ondernemen
  3. Context van ondernemen
  4. Resultaat van ondernemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke vormen en niveaus vallen onder het proces van ondernemen

A

vorm:
A. Open innovatie vs interne gericht
B. Lineair vs cyclisch
Niveaus:
A. Organisationeel(product, process)
B. Markt (positie, paradigma)
C. Maatschappij (paradigma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat valt onder ‘Acton/individu van ondernemen’

A
  • kennis
  • vaardigheden
  • attitude
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat valt onder resultaat van ondernemen

A
  • organisatievorm
  • missie/doel
    -strategie(business model)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

wat is ondernemerschap

A

Kracht achter innovatie process

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is sociale ondernemerschap

A

kracht achter innovatie proces met als doel maatschappelijke winst ipv financiële

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat gebeurd bij sociale onderneming

A

paradigma shift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is paradigma

A

doorbreken van conventionele denkpatronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is crowdfunding

A

klanten& fans als investeerders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Uitdagingen bij sociale innovaties

A
  1. Herkennen mogelijkheid
  2. Vinden van hulpbronnen
  3. Ontwikkelen van idee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is the bottom of the pyramid

A

gezien als groeimarkt voor multinationals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is tripple bottom

A

sociaal gedreven zijn werkt commercieel goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat zijn de 3 P’s

A

Basis voor bedrijfstrategie
1. People
2. Planet
3. Profit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

4 factoren die invloed hebben op hoe een bedrijf waarde kan creëren dmv innovatie

A
  1. Nationale innovatie systemen
  2. Marktpositie in de internationale waardeketen
  3. Bekwaamheid en processen van het bedrijf
  4. Het vermogen externe innovatie bronnen te herkennen en gebruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Uit welke 3 componenten bestaat het nationaal innovatie systeem

A
  1. Competentie
  2. Economische werkingsmechanismen(vraag/aanbod)
  3. Instituties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat is bij globalisatie de trend

A
  • Wereldwijde handel in producten en diensten
  • Multinationals groeien
  • Innovatie belangrijker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Hoe komt het dat R&D oneven verdeeld is en gelokaliseerd is

A
  • Technologie & Innovatie zijn moeilijk te transporteren ->Duur
  • Nationale omstandigheden beïnvloeden het vermogen R&D op te nemen en te gebruiken. Kleine landen verplaatsen hun productie vaak naar het buitenland.
  • Positie van bedrijven in de internationale waardeketen beïnvloedt de winst van een innovatie
  • Voordeel bij geografische concentratie voor lanceren van een innovatie
  • Managers willen niet altijd deel uitmaken van het mondiale kennisnetwerk
  • Spreiding hangt af van het technologische traject van het bedrijf
  • Mondiaal kennisnetwerk vraagt mobiliteit van personeel
  • Integratie van tacit knowledge is moeilijk te bereiken over nationale grenzen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

waar lokaliseer je R&D dat bestaande bedrijven ondersteunt

A

R&D in gevestigde divisies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

waar lokaliseer je R&D dat Nieuwe bedrijven ondersteunt

A

R&D in centrale labs, dan naar divisies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

waar lokaliseer je R&D dat Buitenlandse productie ondersteunt

A

R&D dichtbij productie en focus op producten en processen aanpassen aan lokale condities.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Waar moet je R&D geografisch lokaliseren als hij specialisatie gebaseerd is

A

Centralisatie->Centers of excellence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Voordelen centralisatie R&D

A

makkelijke coördinatie, efficiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Nadelen centralisatie R&D

A

Isolatie COE van behoeften van de rest van de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat is COE

A

Centers of excellence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Waar moet je R&D geografisch lokaliseren als die integratie gebaseerd is

A

Decentralisatie: Verschillende units dragen bij aan technologie projecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Voordelen decentralisatie R&D

A

diversiteit in bekwaamheden en internationale perspectieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Nadelen decentralisatie R&D

A

hoge coördinatie kosten, inefficiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Wat is een hybride systeem

A

centralisatie en decentralisatie gesmolten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Wat beïnvloedt de balans tussen specialisatie en integratie?

A
  1. Hoofdtraject van bedrijf
    a. Fundamentele ontdekkingen à R&D in gezamenlijke laboratoria
    b. Complexe producten/processen à R&D in bedrijfsdivisies
  2. Ontwikkeling technologie
    a. Groeifase à geïsoleerd van marktdruk à gezamenlijke labs
    b. Volwassen à blootgesteld aan marktdruk à bedrijfsdivisies
  3. Strategische bedrijfsstijl
    a. Korte termijn financiële prestaties à bedrijfsdivisies
    b. Lange termijn financiële prestaties à gezamenlijke labs
  4. Verbindingen met ‘new-science’ based technologiën
    a. Veel àR&D in spin-off bedrijven of bij uni’s
    b. Weinig à R&D in gezamenlijke labs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Redenen voor leren van buitenlandse innovatie systemen

A
  1. Nieuwe bedrijven hebben capaciteit om te concurreren op innovatie
  2. Bron van innovatieve manieren om innovatie te managen als bedrijf/land
  3. Voordeel van buitenlandse systemen (bedrijven) à joint firms etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

belangrijkste manieren om te leren van innovaties:

A
  1. Onafhankelijke R&D
  2. Omgekeerd product ontwikkelen
  3. Licenseren
    Goedkopere:
    scenario analyse, lead-user analysis etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

BRICS

A

Brazilië, Rusland, India, China

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Eimeria BRIC

A

In sommige aspecten vooruitstrevend, maar in andere aspecten achterlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Frugal innovation

A

Doing more with less”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Kenmerken Frugal innovation:

A
  • Lage kosten – lage marge
  • Street lab georiënteerd
  • Niet per se low tech
  • Bottom of the pyramid als doel
  • Omgekeerde instroom naar ontwikkelde landen (hulpmiddel uitdunning!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Wat is Marktsegment

A

Een subgroep in een markt met gemeenschappelijke behoeften en percepties.

72
Q

Markt strategieën

A

Red Ocean: Focus op een bestaande markt. Op basis waarvan wordt reeds geconcurreerd? (snelheid, gemak, prijs, merk)

Creëer een nieuw segment: Welke behoeften worden nog niet geadresseerd? (pains, gains)

Blue Ocean: Creëer een nieuwe markt (Geen concurrenten)

73
Q

wat zijn de markt groottes

A

Totale markt (Total Addressable Market - TAM) à Totale marktvraag voor de toepassing/dienst

Bedienbare markt (Serviceable Available Market - SAM) à Deel van de totale markt waarop jouw product zich richt

Doelgroep (Serviceable Obtainable Market - SOM) à Percentage van SAM dat je realistisch gezien gaat bereiken

74
Q

Waarop focus je bij het managen van innovatie voor duurzaamheid

A

-Vele actoren waar innovatie over verdeeld is, niet alleen op managers,
bedrijven en supply chain
- Technologische systemen/regimes en hun evolutie
- Minder aanwezige sociale bedenkingen, verwachtingen en druk

75
Q

Beschrijf duurzame innovatie in 5 stappen

A
  1. Viewing compliance as an oppotunity (wetmatigheid ->kansen)
  2. Value chains duurzamer maken
  3. Designing sustainable products and services
  4. Designing new business models
  5. Creating new practice platforms  implying system-level change.
76
Q

Wat is het SLI-model

A

SLI-model(sustainability led innovation) forceert bedrijven over te gaan op nieuwe technologieën, markten, maatschappelijke omgevingen

77
Q

Absorptive capacity SLI-model

A

Het absorptie vermogen van een bedrijf in hoe verre ze kennis kunnen vinden en toepassen om zo duurzaam mogelijk te zijn

78
Q

3 dimensies die veranderd zijn van probleemoplossing

A
  1. Operational optimization à Incrementele veranderingen in al reeds bestaande innovatie (doing what we do better).
  2. Organizational transformation
    à Nieuwe prodcuten/diensten (doing things differently) à Doel: fundamentele verandering in bedrijfsvisie, businessmodel etc. (=duurzamer).
  3. System building
    à Societal chance: nieuwe producten, services of bedrijfsmodellen die niet alleen te bereiken zijn (doing good by doing new things with others) àcirculaire economie
79
Q

Academische vaardigheden
Begrippen Theorie

A
  1. Betrouwbaarheid:
    mate waarin je dezelfde resultaten vindt als je het experiment nogmaals uitvoert onder dezelfde omstandigheden(herhaalbaarheid).
  2. Validiteit (geldigheid): mate waarin een experiment meet wat het beoogt te meten.
    a. Interne validiteit: is de mate waarin experiment meet wat het zou moeten meten.
    b. Externe validiteit: in hoeverre zijn resultaten van een onderzoek te vertalen naar de praktijk..
  3. Intensiviteit:
    hoe omvattend is de theorie aangaande observeerbare werkelijkheid.
  4. Spaarzaamheid:
    bij dezelfde intensiviteit heeft minst complexe theorie de voorkeur.
  5. Serendipiteit
    Het vinden en herkennen van iets onverwachts en bruikbaars terwijl je op zoek bent naar iets totaal anders.
80
Q

Zones van innovatie uitdagingen onder leiding van duurzaamheid

A

Zone1= operational optimization(incremental)(os frame)
Zone2= organizational transformation (radical)(old frame)
Zone 3= reframe (incremental)(new frame)
Zone4= co-evolve (radical)(new frame)

81
Q

Verschil tussen operational optimization en organizational transformation

A

OO= -doing the same things better
- reduces harm
- eco effivciancy
OT= -doing good by doing new things
- creates shared value
-fundamentele shift in firm purpose

82
Q

Empirische cyclus in stappen

A
  1. Observatiefase
    * Verzamelen en organiseren van empirische feiten.
    * Waarnemingsuitspraken.
    * Bevatten alleen waarneming termen.
  2. Inductiefase
    * Generalisatie: van het specifieke naar het algemene.
    * Van eindig aantal observaties naar oneindig aantal feiten.
    * Interpreteren, generaliseren, combineren, verklaren, modelleren.
    * Leidt tot universele waarnemingsuitspraken, empirische wetten en theorieën.
  3. Deductiefase
    * Deductie: van het algemene naar het specifieke; voorspellen.
    * Leidt tot afgeleide stellingen, hypothesen, voorspellingen.
    * Voorspellingen zijn het meest concreet en experimenteel toetsbaar.
    * Hypothesen kunnen niet-observeerbare variabelen (‘latente variabelen’) bevatten.
  4. Evaluatiefase
    * Voorspellingen testen in de werkelijkheid.
    * onder nieuwe omstandigheden, in laboratorium of praktijk.
    * Leidt tot: confirmatie (bevestiging) of verwerping.
83
Q

3 stappen van het bouwen van een sustainable business

A

Voorbeelden: vervuilingsbestrijding, gebruik van hernieuwbare energie, energiebesparing, flexibele uren, thuiswerken, verminderen/hergebruiken/recyclen

Stap 2: organisatietransformatie, in wezen anders doen op het niveau van de organisatie
Voorbeelden: producten diensten, het delen van producten, fysieke elektronische, decentraliseren, verminderen / hergebruik / recyclen.àà

Stap 3: het bouwen van systemen, in wezen het systeem veranderen, oplossingen co-evolving met verschillende belanghebbenden om nieuwe en duurzame alternatieven te creëren
Eco-efficiëntie eco-effectiviteit, industriële symbiose circulaire economie, verminderen/ hergebruiken/recyclen.

84
Q

5 belangrijke ontdekingsvaardigheden voor innovators

A
  1. Koppelen
  2. Vragen
  3. Observeren
  4. Experimenteren
  5. Networking
85
Q

2 modellen van het denken

A
  • Convergent denken is aout focus, homing in op een enkel beste antwoord
  • Divergent thinking gaat over het maken van associaties, vaak het verkennen van de randen van een probleem
86
Q

Kenmerken linkerhersenhelft

A

Linkerhersenhelft wordt in het bijzonder geassocieerd met activiteiten zoals taal en berekening
- Linkerhersenen lijken gekoppeld aan wat we logische verwerking zouden kunnen noemen
Ons vermogen om in metaforen te denken en te visualiseren en zich op nieuwe manieren te visualiseren en zich voor te stellen, is sterk verbonden met activiteit aan deze kant van de hersenen

87
Q

4 gebieden waar we de conditie over de hele linie kunnen verbeteren

A

het ontwikkelen van denkvaardigheden
het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden
het ontwikkelen van creativiteit op groepsniveau
ontwikkeling van het milieu

88
Q

Procesfasen voor het ontwikkelen denkvaardigheden

A

Erkenning herdefiniëren en verkennen van het probleem

Incubatie ter ondersteuning van de ontwikkeling van nieuwe inzichtenà
Inzicht dat inzichten beschikbaar maakt voor anderenà
Validatie/verfijning testen en aanpassen, het kerninzicht aanpassenà

89
Q

Voordelen van ontwikkelen creativiteit op groepsniveau

A

Diversiteit – meer verschillende ideeën
Volume van ideeën - veel handen maken licht werk
Uitwerking – meerdere bronnen om rond het probleem te verkennen
Rijke verscheidenheid aan eerdere ervaringen

90
Q

Nadelen ontwikkelen van creativiteit op groepsniveau

A

Groepsdenken – sociale druk om te voldoen
Gebrek aan focus – te veel koks bederven de bouillon
Groepsdynamiek en hiërarchie
Politiek gedrag, mensen die verschillende agenda’s volgen

91
Q

Waar komen innovaties vandaan?(12 oorzaken)

A
  • Schokken voor het systeem – gebeurtenissen die de wereld veranderen en de manier waarop we erover denken en ons dwingen om te innoveren in nieuwe richtingen
  • Ongevallen – onverwachte en verrassende dingen die nieuwe richtingen voor innovatie bieden
  • Kijken naar anderen – innovatie die voortkomt uit het imiteren of uitbreiden van wat anderen doen
  • Recombinant innovatie – ideeën en toepassingen in één wereld overgebracht naar een nieuwe context
  • Verordening – veranderende regels van het spel duwen of trekken innovatie in nieuwe richtingen
  • Reclame – het blootleggen en versterken van latente behoeften
  • Inspiratie – het Archimedes-moment
  • Kennisduw – kansen creëren door de grenzen van de wetenschap naar voren te duwen
  • Design stimuleert innovatie
  • Noodzaak pull - noodzaak als de moeder van de uitvinding, en innovatie
  • Gebruikers als innovators
  • Alternatieve toekomst verkennen en verschillende mogelijkheden bieden
92
Q

Ontwerpgedreven VS ervaringsinnovatie

A

ONTWERP: Focus gaat van functioneel naar:
- Plezier en verrassing
- Intuïtieve schoonheid
- Exclusiviteit
- Een aantrekkelijke ontwerp- en productfilosofie
ERVARING: focus gaat van functioneel naar het creëren van een ervaring van:
- Luxe
- Exclusiviteit
- Avontuur
- Het tonen van rijkdo

93
Q

Vier perspectieven op ondernemerschap:

A
  1. Het proces van ondernemen
  2. De actor van ondernemen(het individu)
  3. De context(de omgeving)
  4. Het resultaat(de organisatie)
94
Q

Soorten innovatie

A

Openinnovatie vs.interngerichteinnovatie Linear vs. cyclisch

95
Q

Wat reverse innovation

A

diffusie naar geïndustrialiseerde landen

96
Q

What influences the right balance between specialization- and integration-based?

A
  1. Het belangrijkste technologische traject van het bedrijf
    gebaseerd op fundamentele ontdekkingen -> R & D in bedrijfslaboratoria
    gebaseerd op complexe producten of productie -> R & D in bedrijfsafdelingen
  2. Volwassenheid van de technologie(oudheid)
    incubatiefase -> isoleren van marktdruk -> R & D in bedrijfslaboratorium
    volwassen stadium -> blootstellen aan marktdruk -> R & D in bedrijfsonderdelen of onderneming
  3. Strategische stijl van het bedrijf
    financiële prestaties op korte termijn -> R & D in bedrijfsdivisies
    Financiële prestaties op langere termijn -> R & D in bedrijfslaboratoria
  4. Links naar op nieuwe wetenschap gebaseerde technologieën
    veel links -> R & D in spin-off bedrijven of in de nabijheid op universitaire campussen geen links -> R & D in bedrijfslaboratoria
97
Q

Modest risk taking/te lang wachten om te lanceren

A

Modest risk taking is te lang wachten met je innovatie. Dit zorgt ervoor dat…
- andere mensen deze kans ook zien
- je concurrenten stijgen in marktaandeel
- concurrenten handige feedback van markt krijgen en jij niet.

98
Q

Wat gebeurd als je te vroeg lanceert

A
  • is de markt er nog niet klaar voor
  • omzet te laag
  • inferieur product*, slechte reputatie
99
Q

Push innovatie

A

Push marketing is the traditional marketing and advertising seen everywhere. Push marketing starts with the product or service, identifies the features or benefits that potential customers will find most compelling, and then utilizes targeting and segmentation to “push” carefully crafted marketing messages out via a variety of advertising, sales, and social media channels to the most likely potential customers. marketing, zo je product bekend maken en verkopen

100
Q

Pull innovatie

A

suggests that the stimulus for innovation comes from the needs of society or a particular section of the market. To this model a successful approach to innovation would be to research the market thoroughly first, assess what needs exist, how far they are met by existing products and processes. The theory then is that once the appropriate technology is developed a receptive market is assured because the innovation process has been tailored to meet a definite need.

101
Q

LMIC

A

exploiting the opportunies of very large groups of customers with low buying capacity

102
Q

4 soorten customization

A

Distribution customization(distributie aanpassing): het daadwerkelijke product of de dienst
is niet gewijzigd, maar je wijzigt de verpakking, het leveringsschema en / of de locatie

Assembly customization(assemblage aanpassing): klanten kunnen kiezen uit een aantal vooraf gedefinieerde opties. Deze producten zijn gemaakt van gestandaardiseerde componenten(blauwe of groene bank)

Fabrication customization(fabricage aanpassing): de klant kan zijn individuele product bouwen met zijn eigen set beschikbare componenten. Het beste product / dienst is op bestelling gemaakt. Componenten kunnen worden gewijzigd, extra’s worden toegevoegd. (eigen vorm, stof, kleur van bank)

Design customization(ontwerpaanpassing): klant geeft zijn eigen inbreng voor het ontwerp: het product / de service wordt vervolgens op bestelling gemaakt en elk onderdeel kan worden gemaakt voor (slechts één) individuele bestelling. (zonder componenten alles zelf

103
Q

Waar zoek je naar new opportunities

A

Binnen het bedrijf
Buiten het bedrijf

104
Q

Waar zoek je naar nieuwe kansen binnen het bedrijf

A
  • R & D afdeling
  • Idee generatie hulpmiddelen
  • Informele netwerken in de organisatie
  • Interne ‘ideeënmarkt’
  • Ondernemerstalent stimuleren
105
Q

Hoe vind je nieuwe kansen binnen je bedrijf

A
  • Brainstorming
  • Task forces
  • Communities of practice (grote organisatie)
106
Q

Waar zoek je buiten het bedrijf naar nieuwe kansen

A
  • Kopiëren en imiteren
  • Scouting (actief zoeken naar ideeën)
  • Werken met actieve klanten (panels, klachten)
  • “Deep diving” (wat klanten echt doen)
  • Gebruik van de zoekruimte: exploiteren en verkennen - Discontinuïteiten(doorbreking van de continuïteit)
  • Netwerken (lezing 5 december)
  • Technologiebeoordeling (Gartner)
  • Maak nieuwe combinaties
107
Q

Wat is imitating

A

move from product selling to system-wide service

108
Q

Wat is exploit

A

haal het maximale uit wat je bekend mee bent. Hoge kans van slagen, maar geen inzicht in de meer verre kansen

109
Q

Wat is explore

A

ga op pad om de kansen op de lange termijn te vinden. Je doet een inspanning om verre kansen te ontdekken (zonder gegarandeerd succes ..)

110
Q

Discontinuities

A

They can change a stable market and make ‘exploit’ strategies useless

111
Q

Voorbeelden discontinuities

A
  1. new technologies pop up.
  2. ‘game changers’: entrepreneurs make ‘neue kombinationen’ and change the market game.
  3. world and society
112
Q

Neue kombinationen

A

Entrepreneurs maken nieuwe combinaties van bestaande blokken. ‘Nieuw’ kan een oud product, oud idee, oude productie proces of een oud verdienmodel zijn die gecombineerd is met iets nieuws (of ouds). Bijvoorbeeld een mobiel.
- Gaat om kansen zien
- het gaat ook om ‘erfinden’ > ‘durchsetzen’

113
Q

Waarom een business plan

A

-financiering
* Om de ondernemer te helpen een beslissing te nemen

  • Om alle belangrijke zaken op te nemen
  • Een SMART-plan maken
    Specific , measureable, achievable, realistic, time * Om risico’s duidelijk te maken
114
Q

Inhoud van een businessplan (9)

A
  • Wat u op de markt brengt (product, dienst, …)
  • Kans (waarde, waar betalen klanten voor?)
  • Target klantensegment (en)
  • Analyse van barrières, concurrenten, risico’s
  • De kwaliteiten van het bedrijf
  • Strategie (markt, prijsstelling)
  • Bedrijfsmodel en berekeningen (NPV, cashflow, ROI) * Kapitaal wat nodig is
  • benodigde middelen
  • Specifieke aspecten voor de innovatie
115
Q

Wat kan je in een bedrijf/innovatie voorspellen

A
  • Trends extrapoleren
  • Klantonderzoeken
  • Road mapping
  • Delphi-methode
  • Scenario-denken
    Maar er zijn ook ondenkbare gebeurtenissen, dus het werkt niet altijd. Op korte termijn zullen er kleine verandeingen plaatsvinden en zal de voorspelling deels kunnen kloppen. Op lang termijn zullen er grote verandeingen plaatsvinden. De voorspelling is onzeker.
116
Q

Hoe financieren?

A

Contant(loam or crowdfunding)
garanties en subsidies(goverment or launching customers)
aandeelhouders(informal inverstors, crowdfunding, venture capitalists).

117
Q

Hoe zit Risk-management

A

Start-up: one single innovation
Large companies: can make a ‘basket’ of innovation projects and spread the risks “High risk, high payoff”

118
Q

Managing innovation projects:

A

Don’t think in individual projects, but at the level of the portfolio of all projects
For each project in the portfolio:
1. Bereken de kans technological success
2. Bereken de verwachtte inkomsten
3. Correct for short/long term costs
4. And then check the portfolio

119
Q

Welke 5 punten heeft een framework

A
  1. Wat?
  2. Wanneer?
  3. Waar?
  4. Wie?
  5. Hoe?
120
Q

Wat valt onder je framework: Wat?

A
  1. Incrementeel VS radicaal
  2. Push VS pull
  3. Exploit & explore
121
Q

Naar wa`t kijk je als je je afvraagt wanneer (in je framework)

A

innovation life cycle
Timing is cruciaal

122
Q

Leg innovation life cycle uit

A

Stage 1: fluid
-exploration
-uncertainty
-flexibility

Stage 2: transitional
- dominant design

Stage 3: specific
-standardization
- integratie

123
Q

Wat is Frame

A

een manier van ‘naar de omgeving kijken’
 wat /wie is relevant, wat zijn kansen, bedreigingen?

124
Q

Wat is framing

A

= de aanname dat er ‘rules of the game’ zijn
 dat bepaalt dus hoe je zoekt naar kansen!

125
Q

Kenmerken van Zone 1(operational optimization)

A

*Strategie = Exploit
*Verfijnen van bestaande zoek-tools,
markt onderzoek, branding
*Gericht op incrementele innovaties, bijv. proces verbetering samen met key suppliers

126
Q

Kenmerken Zone 2: Transformatie van de organisatie

A

Strategie = Explore
*Pushing the boundaries of what is known
*Bijv. grote projecten, IP strategieën, pushing Moore’s law in halfgeleider innovatie
*Riskanter dan Zone 1, maar binnen het ‘frame van de sector’

127
Q

Kenmerken Zone 3: Reframe

A

Strategie = Reframe
*Op zoek naar nieuwe combinaties buiten
het bestaande frame
*Bijvoorbeeld nieuwe samenwerkingen/business modellen
Bottom of the Pyramid/ Extreme users
*Vaak trekt dit enterpreneurs van buiten de organisatie aan: noodzaak tot nieuwe perspectieven
(denk aan het belang van creativiteit)

*Bijvoorbeeld: technologie veel goedkoper produceren en inzetten op verbetering kwaliteit van leven voor kwetsbare gemeenschappen

128
Q

Kenmerken Zone 4: Co-evolve

A

Strategie = Co-evolution
*Radicale nieuwe kansen

*Co-evolutie = verschillende elementen uit een systeem beginnen samen in dezelfde richting te ontwikkelen

*Bijvoorbeeld: nieuwe modellen voor gezondheidszorg
 Huidige private en publieke organisatie en financiering niet afdoende
 Moeilijk te voorspellen: Nieuwe technologie? Nieuwe markten? Waarden?
 Personalized health care
Innovatie in complex systeem
*Als entrepreneur:
1.Be in the game early
2.Be prepared for failure
3.Be aware of others in the system

*Hoge kans op falen van innovaties; high risk

129
Q

Wie moet eigenlijk zoeken naar kansen?

A

Knowledge management  hoe wordt kennis gemaakt en gebruikt
Voorbeelden:
*Specialisten in R&D, markt onderzoek, futuring, forecasting
*Scouts en ventures
*Mobilseren van mainstream (van bijvoorbeeld werknemers, zie voorbeelden vorige week over creativiteit van bijvoorbeeld Toyota en 3M)

130
Q

Wie is de gatekeeper

A

Bepaalt namens organisatie of idee verder opgepakt wordt en door wie
*Verwijst door naar teams
*Tussen organisatie en ‘buitenwereld’

131
Q

intrapreneurship + bootlegging

A

Gebruiken van ‘intern’ entrepreneurship
*3M voorbeeld vorige week: 15 % tijd voor nieuwe innovatieprojecten
*Moeilijk te managen: risico op verspilling geld, tijd, resources

132
Q

Wat is bootlegging

A

informele steun voor projecten die afwijken van de kerntaak van organisaties

133
Q

Wat is open innovatie

A

Zoek het buiten de eigen organisatie
*Flexibele grenzen tussen organisaties met kennis-stromen,

134
Q

Wat gebeurd bij open innovatie

A

Context voor innovatie verandert

1.Versnelling van kennisproductie (1500 miljard dollar per jaar)
2.Wereldwijde verdeling van kennisproductie (opkomst BRIC landen, in bijzonder China en India in kennis/innovatie)
3.Markt fragmentatie (bijv. Bottom of the Pyramid)
4.Markt virtualizatie (bijv. Facebook, TikTok)
5.Stijging van actieve gebruikers (bijv. YouTube, Linux)
6.Ontwikeling van technologische en sociale infrastructuur (bijv. blockchain

135
Q

Uitdagingen voor Open Innovatie:

A

Spanningen rondom eigendom en intellectual property (IP)
*Appropriability: hoe krijgen we return on investment?
*Hoe en waar kunnen we de relevante kennis verkrijgen?

136
Q

Brokering en bridging

A

Organisaties en bedrijven die andere bedrijven helpen om open innovatie te ontwikkelen
*Bijvoorbeeld in matchmaking tussen aanbod/vraag
*Helpen met IP afspraken

137
Q

absorbtieve capaciteit (absorptive capacity)

A

De capaciteit van een organisatie om de waarde van nieuwe, externe informatie te herkennen, integreren en toepassen

138
Q

Wat zijn de valkuilen in een business plan

A

Management team: vaak goed qua expertise, niet qua ervaring
*Marketing en finance: vaak ontbreekt degelijke marketing strategie
*In ¾ van de gevallen: geen goede inschatting van competitie
*Meestal geen goede forecasting of risico-analyse
*Beginnende ondernemers: te vaak op een paar grote klanten gericht

139
Q

Waarom is forecasting innovation belangrijk

A

*Bijvoorbeeld; toekomstige markt inschatten
*Bijvoorbeeld: maatschappelijke trends verwachting
*Bijvoorbeeld: hoe veel daalt/stijgt de prijs van product X?

140
Q

3 voorbeelden van forecasting innovation

A

Trend extrapolation
Short-term, stable environment
Relies on past data and assumes past patterns

Regression, econometric models & stimulation
Medtium-term, where relationship between independent and depenedent variables is understood
Identification and behavior of independent variables is limited

Scenarios
Long-term, high uncertainty
Time-consuming, unpalatable outcomes

141
Q

Noem 3 forecasting methoden

A
  1. Klant en markt surveys
  2. Interne analyse (zoals brainstorms)
  3. Externe analyse (Delphi studie)
142
Q

Wat is klant en markt surveys

A

Klant en markt surveys
*Onderzoek naar behoeften en verwachtingen van klanten en de markt
*Nadeel: push innovations; toekomstige behoefte lastig te voorspellen!

143
Q

Wat is Interne analyse

A

*Kleine groep interne experts; hoe ziet de toekomst er uit?
*Denk ook aan H5 en H6:
*Het probleem samen begrijpen
*Nieuwe ideeën verzinnen (creativiteit!)
*Plannen voor actie

144
Q

Wat is Externe analyse (Delphi studie)

A

Kleine groep externe experts
*Met name als er grote onzekerheid is of een lange tijdshorizon
*Bijvoorbeeld: hoe kan de nieuwe technologie X zich ontwikkelen in de toekomst?
*Expert = wetenschapper, beleidsmaker, innovator, klant, consultant, etc….

*Een Delphi heeft ‘rondes’
*Eerste en survey
*Dan een analyse
*Dan een meer gedetaileerde vragenlijst
*Totdat… ofwel consensus ontstaat, of het duidelijk is dat die niet gaat ontstaan

145
Q

Bekijk tabel 8.5 hoofdstuk 8

A
146
Q

Investeringen in innovatie projecten hebben 3 kenmerken:

A
  1. Onzeker: succes is niet gegarandeerd
    2.Verschillende fasen: met verschillende outputs, en evaluatie
    3.Veel variabelen voor evalueren van een ‘goed plan’ kunnen niet gereduceerd worden tot alleen maar getallen
147
Q

Typen innovatienetwerken? Typen innovatienetwerken?

A

Ruimtelijke clusters(spatial clusters): geografisch, nabijheid is belangrijk, mix van technologieën en sectoren (Silicon Valley)
- Ontwikkeling van nieuwe technologie(new technology development): ze vormen een nieuwe technologie, vaak doen universiteiten mee voor input over de wetenschap (PoaC, later)
- Gebruikersnetwerken: bedrijven die gebruikers/klanten actief gebruiken voor innovatie en testen (Netflix! B & T p.308)
- Leernetwerk: organisaties komen bij elkaar om te leren en hun bedrijf te verbeteren

148
Q

Wat gebeurt er in innovatienetwerken?

A
  • Gedeelde ervaringen
  • Gedeelde productontwikkeling
  • Technologische mogelijkheden onderzoeken
  • Beschikbaarheid van risicokapitaal (fondsen, informele investeerders)
  • Verkoper-koperrelaties (MKB> grote bedrijven)
  • Nieuwe starters (van universiteit / bestaande bedrijven) - Gedeelde ervaringen
149
Q

Problemen bij kleine (high-tech) bedrijven

A
  • De oprichter / eigenaar is technologisch ingesteld
  • Afgestudeerd in de wetenschap (maar niet in: marketing, HRM, belastingen)
  • Huur eerste medewerker is een grote stap (verantwoordelijkheid!)
  • Geen focus, het ‘perfecte product’
  • Overgevoeligheid: stagnerende groei, vertraagde ontwikkeling
  • Sommige bankbedrijven begrijpen technologie niet (dus ze vragen een hogere rente)
150
Q

Problemen bij grote bedrijven Problemen bij grote bedrijven

A
  • Groeiende bedrijven moeten regels, procedures, administratieve procedures ontwikkelen.
  • Specialisatie: een aparte R&D-afdeling, zodat anderen niet mogen innoveren
  • Algemene manager ≠ innovator: achterdochtig over R & D-uitgaven
  • Aandeelhouders willen ROI> druk op korte termijn inkomsten
151
Q

Rollen in innovatie netwerk:

A

Universiteiten: kennis, apparatuur, laboratoriumfaciliteiten
- Starters: nieuwe applicaties ontwikkelen
- Grote bedrijven: ondersteuning, geld, kopen innovaties
- Nationale en lokale fondsen: beginfase van de betaling / ondersteuning - Consultants: ontwerpproject

152
Q

Adoptie gaat beter als een innovatie wordt ervaren als:

A

-Beter: efficiënter, prestatievermogen, prestige (relative advantage)
-Factor verhogen door verschil met vorige product groter te maken
- Consistent met bestaande waarden en normen (compatibiliteit)
Factor verhogen door aan te sluiten op verwachtingen van consumenten.
- Eenvoudig te begrijpen / gebruiken (nee) (complexiteit)
-Factor verhogen door te vergemakkelijken
- Eenvoudig uitproberen / experimenteren (testbaarheid)
-Factor verhogen door de kans te geven om het product te proberen
- Zichtbaar als een resultaat (observeerbaarheid)
-Factor verhogen door het product ‘visible’ te maken, bv presentatie in winkels Beter: efficiënter, prestatievermogen, prestige (relative advantage) Factor verhogen door verschil met vorige product groter te maken
- Consistent met bestaande waarden en normen (compatibiliteit)
Factor verhogen door aan te sluiten op verwachtingen van consumenten.
- Eenvoudig te begrijpen / gebruiken (nee) (complexiteit) Factor verhogen door te vergemakkelijken
- Eenvoudig uitproberen / experimenteren (testbaarheid)
Factor verhogen door de kans te geven om het product te proberen
- Zichtbaar als een resultaat (observeerbaarheid)
Factor verhogen door het product ‘visible’ te maken, bv presentatie in winkels

153
Q

“tipping point“:

A

people hear about it and want it too

154
Q

Bandwagon effect

A

you buy it because all your friends buy it; you don’t want to stay behind

155
Q

WHAT IS INNOVATION ACCORDING TO ROGERS

A

Innovation is a social process

156
Q

Vormen van kennis

A

-Data: ruwe observaties, nummers, woorden, etc
- Informatie: georganiseerde, gegroepeerde data
- Expliciete kennis: gecodificeerde, overdraagbare kennis
- Stilzwijgende(tacit) kennis: kennis in de hoofden van mensen

157
Q

2 soorten kennis

A

-Expliciete kennis: kan worden gecodeerd, uitgedrukt in nummers, teksten en grafieken  kan makkelijk worden gecommuniceerd
- Impliciete kennis: persoonlijk, experimenteel, context-specifiek en daarom moeilijk te communiceren.

158
Q

Hoe vindt en combineert men kennis?

A

1) Socialisatie  impliciete kennis(individuelen, groepen, koffie machine)
2) Externalisatie  impliciete naar expliciete kennis
3) Combinatie  combineren bronnen van expliciete kennis
4) Internationalisatie  expliciete naar impliciete kennis, dmv praktijk

159
Q

What is IPR

A

Intellectual property rights

160
Q

4 soorten IPR

A

-Patenten: verschaft een gelimiteerde legale monopolie voor een innovatie. Meestal voor 20 jaar. Patenten zijn een barrière voor imitatie.(new drug)
-Copyright: voor elke vorm van verspreiding is toestemming vereist van de auteur. (texts, movies or art)
-Design rights: lijkt op copyright, maar beschermt vooral 3D artikelen, de vorm/configuratie, intern/extern, geheel/gedeelte. (logo, color combinations or design)
-Plant variety right: nieuwe plantensoort.

161
Q

Enkele bruikbare generieke bedrijfsmodellen:

A
  • Product verkopen of service verlenen: supermarket, cafe, webshop
  • Middelen verhuren(kan ook met B-t-B): cars, houses, rooms
  • Systeem integrator: smartphones
  • Netwerk provider: telephone company, prorail
  • Skills provider: consultancy firm
  • Outsourcer: payrolling, IT services to companies
162
Q

Welke onderdelen van een BMC horen bij internal organization

A

-key resources
-key partners
-Key activities

163
Q

Welke delen van een BMC horen tot market

A
  • value proposition (to customer)
  • customer relationships
  • customers
  • channels(hoe je bezorgd)
164
Q

Wat hoort tot financieel in een BMC

A
  • costs
  • revenue
165
Q

Waarvoor gebruik je een BMC

A
  • introduceren nieuwe producten of services
  • het verbeteren van je business model
  • kijken naar business plan van anderen
166
Q

Veelvoorkomende fouten in het innovatiebeheer:

A
  • Geen objectieve criteria voor beslissing
  • Geen link met strategie
  • Niet stoppen met de witte olifanten
  • Te weinig projecten met een hoog risico / hoge uitbetalingen
  • Budget is doorslaggevend, kansen verloren
  • Technologie-gedreven, vergeet klantwaarde
167
Q

Wat leert men van failure:

A

1: Don’t forget marketing
2: Understand “resistance” in the market
3: Know the adoption factors

168
Q

Schumpeter’s ‘model’

A
  • Entrepreneur has a central role
  • Innovation is about combining things
  • “Erfinden” > “Durchsetzen”
  • Discontinuities drive change
169
Q

Gesloten innovatie model

A

Bedrijven werken afzonderlijk van elkaar, alles gaat binnen het bedrijf

170
Q

Open innovatie model Steps:

A

Steps:
1 Science
2 Research
3 Develop
4 Commercialize 5 Marketing
Er kan worden samengewerkt met andere bedrijven en (kennis) instellingen.

171
Q

Cyclische innovatie model (Van Guus Berkhout)

A
  1. New discoveries in science drive technological change
  2. New technological possibilities drive product / development
  3. Product specifications ask for new technology
  4. Need for new technology drives fundamental research
172
Q

Wat is een innovatie model

A

a view on what innovation is and how it works

173
Q

Wanneer gebruik je welk innovatie model

A

*Van binnen uit een organisatie: Lineair model
*Kijken als een entrepeneur: Schumpeter’s view
*Netwerken: Open Innovation Model
*Systeem perspectief: Cyclic Innovation Model, Multi-level Perspective

174
Q

Rothwell’s classificatie van innovatie modellen (tabel 10.1) in generatie

A

1e en 2e generatie: Simpele lineaire modellen
3e generatie: Lineair, maar met interactie en feedback
4e generatie: Parallel, ook buiten organisaties (open innovatie)
5e generatie: Systeem integratie: bijvoorbeeld cyclische innovatie modelleN

175
Q

Wat doet een cyclisch innovatie model

A

begrijpen relatie wetenschap-technologie-innovatie, actoren analyses, relaties met maatschappij

176
Q

Een ander voorbeeld van systeem integratie

A

het multi level perspective

177
Q

4 stadia voor product ontwikkeling

A
  1. Concept generatie (ideëen en kansen)
    2.Project beoordeling en selectie (screening, criteria)
    3.Product ontwikkeling (concept vertalen naar fysiek product)
    4.Product vercommercialisering (testen, lanceren, marketing)
178
Q

Verschillen ‘manufacturing’ (goods) en ‘service operations’ (services)

A
  1. Tastbaarheid
  2. Perceptie van prestatie
  3. Klant contact
  4. Opslag product
  5. Locatie
  6. Genereren voor of tijdens consumptie