Epithelen Flashcards

1
Q

Soorten epithelen

A

Bedekkend epitheel
Klierepitheel
Gespecialiseerd epitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Keratine-eiwitten

A

Alle epitheelcellen produceren keratine-eiwitten

Functies vnl
> Keratinisering
> Verhoorning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Intermediaire filamenten

A

Keratine-eiwitten kunnen intermediaire filamenten vormen
= keratinefilamenten
> Bepalen morfologie van het cytoskelet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Celpolariteit

A

Vrij apicaal domein
Lateraal domein
Basaal domein

> Functionele verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zonula occludens

A

Tight junction
= Meest apicaal gelegen verbinding tussen epitheelcellen

Richels en groeven die in elkaar grijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Basale membraan

A

Dunne grenslaag van extracellulair materiaal (PAS+)

> Lamina basalis
Lamina reticularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lamina basalis

A

EM: donkere laag van 20-100 nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lamina densa

A

Ligt centraal in lamina basalis
> Collageen type IV
> Proteoglycanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lamina lucida

A

Grenst lamina densa af aan bovenzijde

> Glycoproteïne: laminine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hemidesmosomen

A

Hechtstructuren tussen epitheelcellen en lamina basalis

> Hechting met cytoskelet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hechting lamina basalis op bindweefsel

A

Collageen type VII

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lamina reticularis

A

Collagene vezels
Ankervezels hechten hieraan vast

> Afgezet door fibroblasten tegen lamina basalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Opbouw lamina basalis

A

Lamina densa

Lamina lucida

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Functies lamina basalis

A
Hechtende functie
Filterfunctie 
Regulerende functie 
> Celdeling
> Differentiatie epitheelcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschadigingen

A

Enkel epitheel
> Omringende cellen schuiven op
> Later deling van nieuwe epitheelcellen

Ook bindweefsel
> Herstel door fibroblasten
> Vorming van litteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verbindingsstructuren

A
  1. Occludensverbindingen
  2. Adhaerensverbindingen
  3. Nexusverbindingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Occludensverbindingen

A

Afsluiting van intercellulaire ruimten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Adhaerensverbindingen

A

Aanhechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Nexusverbindingen

A

Communicatie

20
Q

Macula

A

Ronde of puntvormige verbinding

21
Q

Zonula

A

Bandvormige verbinding

22
Q

Fascia

A

Onregelmatig verbreide verbinding

23
Q

Passage macromoleculen door epitheelcellen

A

Transcellulair of transcytotisch

24
Q

Passage water en ionen door epitheelcellen

A

Afhankelijk van het aantal groeven en richels in de tight junctions

25
Q

Zonula adhaerens

A

Ondersteuning door transmembranaire adhesiemoleculen = cadherinen

26
Q

CAMs

A

Cell adhesion molecules
Aan cytoplasmatische zijde
Verbonden met cadherinen

27
Q

Macula adhaerens

A

= Desmosoom

Bestaat uit cadherinen

28
Q

Attachment plaque

A

Cytoplasmatisch

Verbindt desmosomen met intermediaire filamenten

29
Q

Gap junctions

A

Nexusverbindingen
Bestaan uit intramembraneuze eiwitpartikels (connexinen)

Uitwisseling van
> Water, ionen
> Aminozuren, suikers

30
Q

Connexon

A

Rangschikking van connexinen in de plasmamembraan

Vormen communicatiekanaaltjes

31
Q

Microvilli

A

Vingervormige uitsteeksels
Lengte van 1 micrometer
Diameter 80 nanometer

> Oppervlaktevergroting
Bedekt met glycocalix

32
Q

Borstelzoom

A

= Staafjeszoom

Zoom van microvilli

33
Q

Terminal web

A

Apicaal gelegen web

Rol bij aanhechting microvilli
Verbonden met CAMs

34
Q

Stereociliën

A

Variant van microvilli
Langer en soms vertakt

> Zintuigfuncties
GEEN slagbeweging

35
Q

Ciliën

A

Trilharen
Lengte 5-10 micrometer
Diameter 0,2 micrometer

Gehecht op basaal lichaampje op terminal web

> Slagbeweging
Verplaatsing van slijm of stoffen

36
Q

Flagellen

A

Enkel bij spermatozoa

Zelfde structuur als ciliën, maar veel langer

37
Q

Neuro-epitheelcellen

A

Gespecialiseerd in sensorische functies

vb reukepitheel

38
Q

Myo-epitheelcellen

A

Bevatten actine- en myosinefilamenten, waardoor ze kunnen samentrekken (rond klierbesjes)

39
Q

Eencellige klier

A

Slijmbekercel in de darm en luchtwegen

40
Q

Exocriene klier

A

Secretoir gedeelte en afvoergang(en)

41
Q

Endocriene klier

A

Secreet afgegeven aan bloedbaan

  1. Strengen van kliercellen tussen capillairen
  2. Kliercellen rondom een holte
42
Q

Merocriene secretie

A

Exocytose

43
Q

Holocriene secretie

A

Uitscheiding van secreet met gehele cel tegelijk

44
Q

Apocriene secretie

A

Uitscheiding van secreet met gedeelte van de cel tegelijk

45
Q

Sereuze kliercellen

A

Ronde celkern
Secreet is vnl eiwitrijk

Granula snoeren af van Golgi (eiwitten in de granula)
Dan rijping (condenseren in EM)
Opslag tot signaal voor secretie (exocytose)

46
Q

Muceuze kliercellen

A

Afgeplatte kern tegen basale membraan aan
Secretiegranula met glycoproteïnen
Exocytose