epithelen Flashcards

1
Q

functies epitheel (4)

A
  1. beschermen onderliggende weefsels (= bedekkende epithelen)
  2. regulatie opname en afgifte stoffen
  3. klierepitheel
  4. gespecialiseerde epitheliale weefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lamina propria

A

BW onder basale membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

apicale zijde

A

zijde aan andere kant van de basale zijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oppervlaktespecialisaties (4)

A
  1. microvilli: opp. vergrootting
  2. stereocilia: zintuigfunctie
  3. cilia: slagbeweging
  4. flagellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stamcelniches

A

delende cellen tegen de basale membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

desmosomen

A

bevatten CAM’s voor verbinding tussen 2 cellen

cytoskelet hecht zich hieraan vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

functies bedekkende epithelen (4)

A
  1. bescherming
  2. absorptie
  3. contractiliteit
  4. excretie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lamina epithelialis

A

laagje dat ervoor zorgt dat het epitheel stevig en ondoordringbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pseudomeerlagig

A

eenlagig, maar kernen op verschillende hoogtes

meerrijig cilindrisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

functie eenlagig epitheel

A

opname en afgifte stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

endotheel

A

1-lagig plaveiselepitheel dat de bloedvaten omlijnt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mesotheel

A

1-lagig plaveiselepitheel dat de buik- en borstholte omlijnt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

basale vervangcellen of progenitorcellen

A

cellen bij pseudomeerlagig epitheel met de kern tegen de basale membraan die de beschadigde cellen vervangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stratum basale

A

laag bij meerlagig epitheel dat op de basale membraan rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

keratinocyten

A

de cellen in meerlagig plaveiselepitheel waarin veel keratinefilamenten zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

tonofibrillen

A

keratinefilamenten bundelen samen en verbinden met desmosomen

17
Q

stratum spinosum

A

laag boven de stratum basale

18
Q

keratinisering

A

opstapeling van keratinefilamenten en associatie van filamenten met eiwitten en enzymen in meerlagig plaveiselepitheel

19
Q

keratinisering

A

opstapeling van keratinefilamenten en associatie van filamenten met eiwitten en enzymen in meerlagig plaveiselepitheel

20
Q

stratum superficiale

A

oppervlaktelaag uit levende cellen bij meerlagig onverhoornd plaveiselepitheel

21
Q

stratum corneum

A

oppervlaktelaag uit dode cellen bij meerlagig verhoornd plaveiselepitheel

22
Q

membrane-coating granules

A

epitheellaagje boven stratum spinosum bevat deze

ze maken een ondoordringbare barrière van vet aan waardor de bovenste cellagen afsterven

23
Q

cornified envelope

A

verhoornde cellen zetten een ondoordringbaar laagje af

24
Q

corneocyten

A

dode cellen van meerlagig plaveiselepitheel

25
Q

stratum granulosum

A

laag dat lipide en keratohyaliene korrels bevat onder de stratum corneum

26
Q

meerlagig overgangsepitheel

A

bestand tegen uitrekking

10 lagen kubische cellen worden minder lagen plaveiselcellen

27
Q

paraplucellen

A

bedekt de onderliggende lagen van overgangsepitheel

rust niet op lamina basale

28
Q

intermediaire laag

A

laag van overgangsepitheel dat op lamina basale rust

29
Q

exocriene klier

A

proliferatie en uitstulping van bedekkend epitheel

via afvoergangen naar de buitenwereld

30
Q

endocriene klier

A

afdaling epitheelcellen in BW en verliezen contact met epitheel
secreet in extracellulair vocht en in bloed

31
Q

secretoir gedeelte

A

kliercelgroep en afvoergang bij meercellige exocriene klieren

32
Q

merocrien

A

continue secretie via exocytose van granules

cel wordt niet beschadigd

33
Q

holocrien

A

stapelen secreet op en barst dan open (apoctose)

34
Q

apocrien

A

apicale zijde afgesnoerd en cel hersteld