Epidemiologie Flashcards

1
Q

Epidemiologie

A
  • Het voorkomen en verspreiding van ziekte binnen en tussen populatie
  • De methodeleer van ondderzoek van ziekte en gezondheid binnen populatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Prevalentie

A

Hoeveel mensen op enig moment de ziekte hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Incidentie

A
  • Het relatieve aantal nieuwe gevallen van de aandoening in bepaalde tijdsperiode
  • wordt meestal opgegeven als het nieuwe aantal gevallen per duizend personen per jaar of per honderdduizend per jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Periodontal index

A

Samengestelde index. Meet:
- Ontsteking
- Pocketdiepte
- Geen aanhechtingsverlies, dus reversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Periodontal disease index

A

Samengestelde index. Meet:
- Ontsteking
- Pocketdiepte
- Aanhechtingsverlies, dus irreversibel
–> indexelementen= 16,44,42,21,24,36

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Full mouth methode

A

Anders dan index elementen. Meten pocketdiepte en aanhechtingsverlies bij 6 plaatsen rondom gebitselement. Tijdrovend voor pt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

National institute of Dental Research (NIDR)

A

Samengestelde index. Meet:
- Aanhechtingsverlies met ontsteking
- Verdiepte pockets met ontsteking
- Furcatie aandoening met ontsteking
Met classificatie mild, matig en ernstig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Parodontitis

A

ontstekingsziekte in steunweefsel tanden en kiezen –> de ontstekingsreactie op zich resulteert in parodontale afbraak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hyper-reactie

A

Heftige reactie door abnormale gastheer reactie wegens geen immuun fitnes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hypo-reactie

A

Te weinig reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geen resolutie

A

Geen reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Disbiose

A

Verstoorde evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Niches

A

specifieke en afgebakende plaats in een systeem, waarin bepaalde activiteiten optimaal kunnen gedijen of worden uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Pathobionten

A

specifieke soorten pathogenen die betrokken zijn bij parodontitis en gingivitis (veroorzaken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Immuunrespons

A

Hoe wij reageren op bacterien. Gastheerreactiee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Screening

A
  • Onderzoek waarbij deel van populatie wordt onderzocht om eventueel asymptomatische symptomen op te sporen en mogelijk te behandelen
  • Vindt plaats bij mogelijk verhoogde risico of onder bepaalde bevolkingsgroep
  • Het is een medisch onderzoek bij mensen die geen klachten hebben
  • Bij voorkeur jaarlijks
17
Q

Rootplanen

A

Glad maken van de worteloppervlak met curettes

18
Q

WHO sonde

A

Gebruikt bij CPITN. 3,5 - 5,5 - 8,5 - 11,5. Heeft bol aan uiteinde om tandst aan te voelen

19
Q

Williams sonde

A

Gebruikt bij DPSI en PPS. 1,2,3,6,7,8,9,10

20
Q

Overtreatment

A

Door bv. bij 1 verdiepte pocket al een paro traject langs te gaan.

21
Q

Pocketstatus

A

Als meerdere verdiepte pockets, maar niet te diepe pockets (bv. 6 mm) aanwezig zijn. . Een pocketstatus wordt vaak gemaakt als de tandvleesontsteking nog niet heeft geleid tot hele diepe pockets (6 of meer millimeter) of als met de patiënt afgesproken is om een tandvleesontsteking niet volgens de parodontale richtlijn intensief te behandelen (paro-traject).

22
Q

Parodontiumstatus

A

Bij paro traject, omdat er meerdere verdiepte pockets van 6 mm en recessies zijn. als er meer zaken rondom de staat van het tandvlees genoteerd moeten worden, zoals o.a. de wortelsplitsingen (furcaties) en de mate waarin het tandvlees teruggetrokken is.

23
Q

verkorte tandboog

A

van premolaar tot premolaar

24
Q

strategische elementen

A

elementen die belangrijk zijn voor functioneren van mond. vaak de incisieven, cuspidaten en 1e molaren

25
Q

psychosociale aspecten

A

aspecten die te maken hebbenmet emotie en gedachten

26
Q

psychosomatisch

A

aspecten te maken met lichaam

27
Q

myogeen beperking

A

spier beperking

28
Q

atrogeen beperking

A

gewricht beperking

29
Q

tonus

A

weefselspanning

30
Q

oedeem

A

vocht uittreden door ontsteking gingiva van bloedvaten

31
Q

Williams sonde

A

1,2,3,5,7,8,9,10. voorkeur

32
Q

who sonde

A

sonde gebruikt bij cpitn. met bolletje voor sub tandst. 3,5. 5,5. 8,5. 11,5

33
Q

nekpocketsonde/ unc15

A

1,2,3,4/5,6,7,8,9/10,11,12,13,14/15. voorkeur

34
Q

furcatie ingang

A

overgang tussen kegels en wortelstam

35
Q

wortelstam

A

afstand tussen glazuurcement grens en furcatie ingang

36
Q

wortelspreiding

A

spreiding kegels

37
Q

wortelconcaviteit

A

groeven vanuit furcatie in worteloppervlak

38
Q

PESA

A

periodontal epithelial surface erea

39
Q

PISA

A

periodontal inflammitor surface area