English - Dutch Flashcards
1
Q
to enrol
A
inschrijven (op een school)
2
Q
to major in
A
als hoofdvak hebben
3
Q
physics
A
natuurkunde
4
Q
profcient
A
vaardig, bekwaam
5
Q
truant
A
spijbelaar
6
Q
comprehensive school
A
scholengemeenschap
7
Q
public school
A
particuliere kostschool
8
Q
boarding school
A
kostschool
9
Q
nursery school
A
peuterspeelzaal
10
Q
attentive
A
oplettend
11
Q
by heart
A
van buiten
12
Q
GCSE, General Certificate of Secondary Education
A
Examen Algemeen Voortgezet Onderwijs
13
Q
curriculum
A
vakkenpakket, leerplan
14
Q
tuition fee
A
schoolgeld
15
Q
grant
A
studiebeurs