English - Dutch Flashcards
upbringing
opvoeding
offspring
nakomelingen
to resemble
lijken op
engaged
verloofd
infant
klein kind (onder de zeven jaar)
youth
jongere, jongeman
ancestor
voorouder
posterity
nageslacht
hereditary
erfelijk
humanity
mensheid
cemetery
begraafplaats
to descend
afstammen
tribe
stam
ally
bondgenoot
associate
relatie
parental
relatie
guardian
voogd
to rear
opvoeden, grootbrengen
to alienate
vervreemd
innate
aangeboren
to fancy
verliefd zijn op
marital
huwelijk-
virgin
maagd
adultery
overspel
segregation
rassenscheiding
bachelor
vrijgezel
single
alleenstaand
to accompany
begeleiden
tenant
huurder
gap
kloof
row
ruzie
to maintain
onderhouden
affection
genegenheid,liefde
to age
oud(er) worden
mutual
wederzijds
guestroom
logeerkamer
coffin
doodskist
deceased
overledene
orphan
wees