Engels Woordjes Flashcards
1
Q
Nurse
A
Verpleegkundige
2
Q
Forklift truck driver
A
Heftruckchauffaur
3
Q
Take care of
A
Zorgen voor
4
Q
Job
A
Baan
5
Q
Security guard
A
Beveiliger
6
Q
Reporter
A
Verslaggever
7
Q
Even
A
Zelfs
8
Q
Wonderful
A
Geweldig
9
Q
Great job, well done!
A
Goed werk, goed gedaan!
10
Q
He keeps places clean.
A
Hij houdt plaatsen schoon.
11
Q
Traffic lights
A
Verkeerslichten
12
Q
At the concert hall
A
In de concertzaal
13
Q
At the airport
A
Op het vliegveld
14
Q
At the hotel
A
In het hotel
15
Q
Ring the bell
A
Aanbellen