Engels woorden havo Flashcards
1
Q
also
A
ook
2
Q
and
A
en
vooral belangrijk wanneer het aan het begin van de zin staat
3
Q
as well as
A
evenals
4
Q
besides,
A
bovendien (met komma!)
He was late. Besides, he did not do his work.
5
Q
both … and …
A
zowel … als …
6
Q
even
A
zelfs
(a, b, zelfs c)
7
Q
first, second, third
A
eerste, tweede, derde
8
Q
furthermore
A
bovendien
9
Q
in addition
A
bovendien
10
Q
indeed
A
sterker nog (2e argument = meer van ’t zelfde)
Indeed, he has the most be
I like the film. Hugh Grant is good looking.
Indeed, he has the most be
11
Q
in fact*
A
sterker nog
He was angry. In fact, he was absolutely furious.
12
Q
moreover
A
bovendien
I like this film. The script is nice. Moreover, Hugh Grant is very goodl
13
Q
neither … nor …
A
noch … noch …
14
Q
not only, but also
A
niet alleen, maar ook
15
Q
or
A
of
vooral belangrijk wanneer het aan het begin van
de zin staat
