Engels - Nederlands Flashcards
1
Q
to attend
A
bijwonen
2
Q
to cancel
A
annuleren, aflassen
3
Q
to close
A
afsluiten, sluiten
4
Q
to delay
A
uitstellen
5
Q
to open
A
openen, starten
6
Q
to plan
A
plannen
7
Q
chairman
A
voorzitter
8
Q
participant
A
deelnemer
9
Q
member
A
lid
10
Q
secretary
A
secretaresse, secretaris
11
Q
brainstorm
A
brainstormen
12
Q
cast votes
A
stemmen, stem uitbrengen
13
Q
encourage initiative
A
aanmoedigen van initiatieven, ondernemingszin stimuleren
14
Q
make decisions
A
beslissingen nemen
15
Q
plan things
A
dingen plannen
16
Q
reach a consensus
A
consensus bereiken, het eens worden
17
Q
solve problems
A
problemen oplossen
18
Q
print journalism
A
gedrukte journalistiek
19
Q
types of newspapers
A
soorten kranten
20
Q
broadsheet
A
kwaliteitskrant
21
Q
tabloid
A
roddelblad
22
Q
evening paper
A
avondkrant
23
Q
morning paper
A
ochtendkrant
24
Q
weekend editions
A
weekend-editie
25
national newspaper
nationale krant
26
regional newspaper
regionale krant
27
local newspaper
lokale krant
28
types of articles
soorten artikels
29
advertisement
advertentie
30
cover story
voorpaginanieuws, hoofdartikel
31
editorial
artikel; column
32
feature article
hoofdartikel
33
in-depth article
uitgebreid artikel, diepgaand artikel
34
interview
interview, vraaggesprek
35
interviewer
interviewer
36
interviewee
geïnterviewde
37
letter to the editor
brief naar de krant, ingezonden brief
38
review
recensie, beoordeling
39
sports report
sportverslag
40
broadcast journalism
radio- en tv-journalistiek
41
mulitmedia journalism
multimediajournalistiek
42
bloggers
bloggers
43
correspondents
correspondenten
44
journalists
journalisten
45
media moguls
mediamagnaten
46
reporters
verslaggevers
47
news services / agencies
persbureaus
48
rule of thumb
vuistregel
49
closeness in time / in space
nabijheid in tijd / in ruimte
50
deviation from the norm
afwijking van de norm
51
oddity
eigenaardigheid
52
expectation
uitzondering
53
famous people involved
beroemde personen betrokken
54
impact
impact
55
number of deaths
dodental
56
casualties
slachtoffers
57
importance / relevance
belang / relevantie
58
inventions
uitvindingen
59
novelties
nieuwigheden, nieuws
60
hypes
rage, hype
61
live images
live beelden, rechtstreekse beelden
62
policy of the news organisation
beleid van de nieuwsorganisatie
63
censorship
censuur
64
shocking content
afschuwelijke inhoud, shoquerende inhoud
65
conflict
conflict
66
drama
drama
67
sex
seks
68
space available
beschikbare ruimte
69
suppression
onderdrukking
70
to deliberately omit facts
opzettelijke feiten verzwijgen, weglaten
71
framing
formuleren, verwoorden, inkaderen
71
to cover things up
dingen in de doofpot stoppen, zaken verhullen
72
to neglect a whole news item
negeren van volledige nieuwsitems
73
to bend the truth
de waarheid verdraaien
74
to create a desired impression
een gewenste indruk maken
75
to favour certain groups
bepaalde groepen begunstigen
76
not to give both sides of the story
niet beide zijden van een verhaal geven
77
false balancing
valse balans, foutief balanceren
78
superficiality
oppvervlakkigheid
79
not to examine critically
niet kritisch onderzoeken
80
to leave out background information
achtergrondinformatie weglaten, niet vermelden
81
to oversimplify a case
overmatig simplificeren, te eenvoudig voorstellen
82
obituary
overlijdensbericht
