engels: math Flashcards
1
Q
to exceed another number
A
voorbij steken
2
Q
Appreciate
depreciate
A
neemt toe in waarde
neemt af in waarde
3
Q
to soar
A
sterk stijgen
4
Q
fall, drop decline
A
dalen
5
Q
rise, grow
A
stijgen
6
Q
increase / decrease
A
toenemen / afnemen
7
Q
parallel
A
evenwijdig
8
Q
adjacent points
A
aangrenzene punten
9
Q
plotting
A
punten verbinden
10
Q
the decline
A
afname
11
Q
the x axis
the y axis
A
de x-as
de y-as
12
Q
stages
A
verschillende fases
13
Q
a flowchart
A
oorzaak gevolg diagram
14
Q
cross section
A
een doorsnede
15
Q
histogram
A
histogram
16
Q
a table
columns
rows
A
tabel
kolommen
rijen
17
Q
a bar chart
A
staafdiagram
18
Q
a key/ legend
A
inhoudstabel
19
Q
segments
A
opdelingen
20
Q
a pie chart
A
taartdiagram
21
Q
outliers
A
de uitschieters
22
Q
volume
A
volume
23
Q
a trend
A
een verandering
24
Q
ratio
A
een verhouding
25
Q
proportion
A
proportie
26
Q
Significantly
A
duidelijk